ECLI:NL:RBGEL:2014:5217

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
14 augustus 2014
Zaaknummer
261312 ZJ RK 14-260
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervanging van de gezinsvoogdij-instelling door Bureau Jeugdzorg Gelderland

In deze zaak hebben de ouders verzocht om de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming te vervangen door Bureau Jeugdzorg Gelderland als gezinsvoogdij-instelling. De kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen op 6 mei 2014. De kinderrechter constateerde dat er geen wettelijke grondslag of toetsingskader bestaat om de mandatering van Bureau Jeugdzorg Gelderland aan de William Schrikker Stichting ongedaan te maken. De ouders hadden eerder, in 2008, de ondertoezichtstelling van hun minderjarigen aangevraagd, waarna de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland de zorg op zich nam. In 2010 werd de uitvoering van de maatregelen overgedragen aan de William Schrikker Stichting. De kinderrechter oordeelde dat de ouders niet konden verzoeken om de mandatering terug te nemen, omdat dit gebaseerd was op een mandaatbesluit dat de stichting had genomen. De kinderrechter overwoog verder dat er onvoldoende bewijs was dat de verstandhoudingen tussen de stichting en de ouders zo slecht waren dat dit een wijziging van de gezinsvoogdij-instelling rechtvaardigde. De beschikking werd openbaar uitgesproken en de ouders kregen de mogelijkheid om binnen drie maanden in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 261312 ZJ RK 14-260

beschikking van de kinderrechter d.d. 6 mei 2014

inzake van de met het ouderlijk gezag belaste ouders:

de moeder:[moeder],

en
de vader:
[vader],
wonende te: [plaats],
adres: [adres],
advocaat: mr. I.P. Rietveld te Arnhem,
tegen

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming,namens de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland,

gevestigd te: 1100 AR Amsterdam,
adres: postbus 12685,
verder te noemen: de stichting,
met als overige belanghebbenden:

gezinshuisouders:[gezinsouders],

wonende te: [plaats],
adres: [adres],
en

pleegouders:[pleegouders],

wonende te: [plaats],
adres: [adres].

Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 18 maart 2014, ingekomen op 18 maart 2014;
  • het proces-verbaal van de behandeling ter zitting van 18 maart 2014;
  • de schriftelijke reactie van de stichting met bijlagen van 27 maart 2014,

De feiten

Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zutphen van 24 april 2008 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland.
Bij beschikking van de kinderrechter te Zutphen van 29 januari 2009 is de stichting machtiging verleend om de minderjarigen uit huis te plaatsen.
Op 31 mei 2010 heeft Bureau Jeugdzorg Gelderland de uitvoering van de maatregelen overgedragen aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming.
De ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen zijn telkens verlengd, laatstelijk bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Gelderland d.d. 27 maart 2014 (met zaaknummer: 259790 ZJ RK 14-167) tot 24 april 2015.

Het verzoek

De ouders verzoeken de kinderrechter om Bureau Jeugdzorg Gelderland te benoemen als gezinsvoogdij-instelling. Voor zover nodig wordt hierna onder het kopje ‘de beoordeling’ ingegaan op de standpunten van de ouders.

Het standpunt van de stichting

De gezinsvoogd heeft schriftelijk geconcludeerd dat een wijziging van de gezinsvoogdij-instelling niet de oplossing is van de problemen en bovendien niet in het belang is van de minderjarigen, het proces en de zaak. De zaak is in 2010 aan de stichting overgedragen omdat de ouders beter passen in de doelgroep van de stichting. Dit is thans nog steeds het geval.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:254 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter op verzoek van de stichting, dan wel op het verzoek van de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaren of ouder, de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz), die het toezicht heeft, te vervangen door een zodanige stichting in een andere provincie.
In feite vragen de ouders dat de kinderrechter Bureau Jeugdzorg Gelderland opdraagt de mandatering van deze zaak aan de William Schrikker Stichting terug te nemen, althans in te trekken. Dit verzoek kan niet worden gebaseerd op artikel 1:254 lid 5 BW. De opdracht aan Bureau Jeugdzorg om de uitvoering over te laten aan de William Schrikker Stichting is immers gebaseerd op het mandaatbesluit. In het mandaatbesluit is geregeld dat de Stichting die een Bureau Jeugdzorg in stand houdt (als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg), aan de directeuren van de instelling met een landelijk bereik zoals de William Schrikker Stichting mandaat, volmacht en machtiging kan verlenen tot het nemen van besluiten en het verrichten van (rechts)handelingen die betrekking hebben op de uitvoering van (onder andere) een (voorlopige) ondertoezichtstelling. Geconstateerd moet worden dat er geen wettelijke grondslag of toetsingskader bestaat waarbinnen de mandatering door Bureau Jeugdzorg Gelderland aan de William Schrikker Stichting door de kinderrechter ongedaan kan worden gemaakt. Het verzoek van de ouders wordt dan ook afgewezen.
Ten overvloede overweegt de kinderrechter dat onvoldoende is komen vast te staan dat de verstandhoudingen tussen de stichting en de ouders zodanig slecht zijn dat het belang van de minderjarigen vereist dat een stichting in een ander provincie met het toezicht wordt belast.

De beslissing

De kinderrechter wijst het verzoek van de ouders af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.J. Peters, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.J. van der Sloot als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2014.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.