ECLI:NL:RBGEL:2014:492

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
05/720290-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Beljaars
  • A. Kleinrensink
  • J. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging tijdens achtervolging door politie

Op 18 juli 2013 vond er een diefstal plaats bij een metaalhandel in Zutphen, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte ongeveer 21 dozen met messing ontluchters heeft weggenomen. Na de diefstal ontstond er een achtervolging door de politie, waarbij de verdachte met hoge snelheid en gevaarlijke verkeersmanoeuvres probeerde te ontsnappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de politieagenten heeft bedreigd met geweld door met zijn voertuig hen in gevaar te brengen. De verdachte werd op 28 januari 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij niet de intentie had om iemand aan te rijden, wel degelijk gevaarlijk rijgedrag vertoonde en daarmee de veiligheid van anderen in gevaar bracht. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, omdat de verdachte tijdens de proeftijd opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. Daarnaast werd de benadeelde partij, een politieagent, schadevergoeding toegewezen voor de immateriële schade die hij had geleden door de bedreiging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/720290-13
VI-zaaknummer 99/000038-33 (vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling)
Uitspraak d.d. 28 januari 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboortedatum],
wonende te[adres],
thans gedetineerd in de [adres].
Raadsman mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 oktober 2013 en 14 januari 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 18 juli 2013 te Zutphen en/of
te Empe en/of Voorst en/of Wilp en/of te Bussloo en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(in totaal) ongeveer 21, althans een aantal dozen inhoudende (messing)
ontluchters, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijf1] en/of [bedrijf2]., in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen
hoofdagent van politie Regio Noord- en Oost Gelderland [verbalisant 1] en/of
agent van politie [verbalisant 2] Regio Oost Nederland en/of
brigadier van politie [verbalisant 3] Regio Oost Nederland en/of een of meer
andere opsporingsambten(a)r(en) en/of een of meer andere perso(o)n(en),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededaders(s)
met een door hem, verdachte en/of diens medeverdachte bestuurd voertuig
vanaf de plaats van het misdrijf ([adres])
op een of meer openbare wegen, gelegen in bovenstaande plaatsen,
en/of elders in Nederland, met hoge, althans aanzienlijke snelheid heeft
gereden en/of een of meer (levens)gevaarlijke verkeersmanouvres heeft
uitgevoerd teneinde aan aanhouding door een of meer (voornoemde)
opsporingsambtena(a)r(en) te ontkomen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 juli 2013 te Wilp, althans in de gemeente Voorst
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk agent van
politie korps Oost Nederland [verbalisant 2] van het leven te beroven, met dat
opzet met een door hem, verdachte en/of zijn mededader bestuurde auto met
hoge, althans aanzienlijke snelheid zodanig een vrachtwagen heeft ingehaald,
dat die [verbalisant 2] (die op dat moment reeds ter hoogte van de cabine van
voornoemde vrachtwagen reed) diens dienstvoertuig in de berm moest sturen
teneinde een frontale aanrijding te voorkomen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 18 juli 2013 te Wilp, althans in de gemeente Voorst
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk agent van
politie korps Oost Nederland [verbalisant 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een door hem, verdachte en/of zijn mededader bestuurde auto
met hoge, althans aanzienlijke snelheid zodanig een vrachtwagen heeft
ingehaald, dat die [verbalisant 2] (die op dat moment reeds ter hoogte van de cabine
van voornoemde vrachtwagen reed) diens dienstvoertuig in de berm moest sturen
teneinde een frontale aanrijding te voorkomen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 18 juli 2013 te Wilp, althans in de gemeente Voorst, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen agent van politie korps Oost Nederland
[verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend met een door hem,
verdachte en/of zijn mededader bestuurde auto met hoge, althans aanzienlijke snelheid
zodanig een vrachtwagen heeft ingehaald, dat die [verbalisant 2] (die op dat moment reeds ter
hoogte van de cabine van voornoemde vrachtwagen reed) diens dienstvoertuig in de berm
moest sturen teneinde een frontale aanrijding te voorkomen;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 18 juli 2013 te Wilp, althans in de gemeente Voorst,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brigadier van
politie regio politie Oost Nederland, team IJsselstreek [verbalisant 3]
van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte en/of zijn
mededader bestuurde auto met hoge, althans aanzienlijke snelheid op de als
politievoertuig herkenbare motorfiets, waarop die [verbalisant 3] reed, is ingereden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 18 juli 2013 te Wilp, althans in de gemeente Voorst,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, brigadier van politie
regio politie Oost Nederland, team IJsselstreek [verbalisant 3]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een door hem, verdachte en/of zijn mededader bestuurde auto
met hoge, althans aanzienlijke snelheid op de als politievoertuig herkenbare
motorfiets, waarop die [verbalisant 3] reed, is ingereden terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 18 juli 2013 te Wilp, althans in de gemeente Voorst, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen brigadier van politie regio politie Oost
Nederland, team IJsselstreek, [verbalisant 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend
met een door hem, verdachte en/of zijn mededader bestuurde auto met hoge, althans
aanzienlijke snelheid op de als politievoertuig herkenbare motorfiets, waarop die [verbalisant 3]
reed, is ingereden althans met hoge, althans aanzienlijke snelheid de als politievoertuig
herkenbare motorfiets, waarop die [verbalisant 3] reed op (zeer) korte afstand is genaderd zodanig
dat die [verbalisant 3] moest uitwijken teneinde een frontale aanrijding te voorkomen;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding tot het onderzoek
Op 18 juli 2013 omstreeks 11.20 uur kwam bij de meldkamer van de politie een melding binnen dat door twee mannen een diefstal werd gepleegd bij ijzer- en metaalbedrijf [bedrijf1], gevestigd aan de [adres]. Bij het bedrijf waren pallets afgeleverd en door een medewerker van het bedrijf was gezien dat twee mannen diverse dozen hadden weggenomen en waren weggereden in een personenauto van het merk Volvo voorzien van het kenteken [kenteken]. Door een getuige werd gezien dat twee personen in een kennelijk zwaar beladen Volvo station met het kenteken [kenteken] bij het bedrijf waren weggereden en na ongeveer vijftien minuten weer terugkwamen. Door de bestuurder van de Volvo werd de auto achteruit naast de pallets geplaatst en de getuige zag dat de passagier diverse dozen in de auto plaatste en dat de auto wederom wegreed en na vijftien minuten weer terugkwam. Opnieuw werden dozen weggenomen van de pallets en in het voertuig geplaatst. Toen vervolgens een medewerker van het bedrijf naar buiten kwam lopen zag de getuige dat de Volvo snel weg reed.
Door de centralist van de meldkamer werd aan de politie-eenheden verzocht uit te kijken naar de verdachten en het genoemde voertuig.
Op de provinciale weg, de N345, werd het voertuig door een politie-eenheid gesignaleerd. Daarop ontstond een achtervolging waarbij meerdere politie-eenheden betrokken raakten. De achtervolging eindigde op de Tongerseweg, de N309 te Epe, nadat de Volvo een klapband kreeg en zich had vastgereden in een sloot. De twee inzittenden verlieten daarop het voertuig en renden weg in de richting van een boerderij, alwaar de passagier werd aangehouden, naar later bleek medeverdachte [medeverdachte]. Enige tijd later werd eveneens de bestuurder van de Volvo aangehouden, die zich had verscholen onder een dekzeil nabij de boerderij. Naar later bleek betrof het verdachte.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1, feit 2 meer subsidiair en feit 3 meer subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van de feiten 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair vraagt de officier van justitie vrijspraak waarbij hij verwijst naar het Porsche arrest.
Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat wat het geweld betreft, genoemd onder feit 1, met name ten opzichte van [verbalisant 1], de tenlastelegging onvoldoende duidelijk is en dat daaruit volgt dat de dagvaarding voor dat deel nietig is. Ten aanzien van het overige onder feit 1 tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat de diefstal niet met medeweten van verdachte is gepleegd en dat daarom vrijspraak moet volgen.
Met betrekking tot de feiten 2 primair en subsidiair, en 3 primair en subsidiair heeft de raadsman eveneens betoogd dat vrijspraak moet volgen aangezien verdachte beide keren een zigzag- of slalombeweging heeft gemaakt als uitwijkmanoeuvre. Daarbij heeft de raadsman een beroep gedaan op het Porsche-arrest. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het slalommen/zigzaggen/uitwijken volgt dat het opzet van verdachte juist niet gericht was op de dood of zwaar lichamelijk letsel van [verbalisant 2] en [verbalisant 3].
Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ter terechtzitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging toegelicht aan de hand van zijn pleitaantekeningen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 18 juli 2013 is door [aangever] aangifte gedaan namens [bedrijf2]. en/of [bedrijf1], gevestigd aan de [adres], van diefstal van 21 dozen waarin messing ontluchters t.b.v. van de verwarmingsindustrie zaten. [2] Een medewerker van dit bedrijf, [getuige 1], heeft verklaard dat hij naar buiten liep en een man zag staan bij de pallets waarop de onderdelen stonden. Hij zag dat de man met versnelde pas naar een personenauto liep die met draaiende motor langs de weg stond. Vervolgens zag de getuige dat de man instapte aan de bijrijderskant en dat de auto vervolgens wegreed [3] .
Aan de overzijde bevond getuige [getuige 2] zich in zijn geparkeerde auto waarbij hij vrij zicht had op de [adres]. Deze getuige heeft verklaard dat hij een grijze Volvo, oud model, zag komen aanrijden die geheel door zijn achtervering zat. Hij maakte hieruit op dat de auto zwaar beladen was. De getuige zag dat de Volvo de [adres] afreed. Ongeveer 15 minuten later zag hij dezelfde Volvo weer aan komen rijden over de [adres]. Hij zag dat de Volvo stopte ter hoogte van pallets met dozen die ter hoogte van een bedrijf stonden. De getuige zag vervolgens dat de bijrijder uitstapte en richting pallets liep. Daarop zag hij dat de Volvo achteruit reed richting de pallets, dat de bijrijder het achterportier aan de bijrijderszijde opende en 4 à 5 dozen op de achterbank zette. Daarop stapte de bijrijder weer in en zag de getuige dat de Volvo wegreed. Na ongeveer 15 minuten zag hij de Volvo weer aan komen rijden en stoppen bij de pallets. De bijrijder stapte wederom uit en opende het achterportier aan de bijrijderszijde. Getuige zag dat de bijrijder plastic weghaalde dat rondom de dozen op de pallets zat. Vervolgens zag hij dat de bijrijder ongeveer 10 dozen op de achterbank zette. Daarop zag getuige een medewerker uit het bedrijf komen waarna de bijrijder snel instapte en de Volvo wegreed [4] .
Verbalisant [verbalisant 1] reed in een opvallend dienstvoertuig op de N345 te Voorst op het moment dat hij via de meldkamer hoorde dat een diefstal had plaatsgevonden op de [adres] in Zutphen door twee personen die zich verplaatsten in een grijze Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken]. Verbalisant ziet kort daarop de Volvo voorbijrijden en is daar achteraan gereden. [verbalisant 1] heeft verder verklaard dat hij het voertuig bij het binnenrijden van de bebouwde kom (van Voorst) links langs een middengeleider zag rijden en het voertuig daardoor op de verkeerde weghelft reed terwijl auto’s het voertuig op die weghelft tegemoet kwamen rijden. [verbalisant 1] zag dat de Volvo geen snelheid minderde en met een snelheid van rond de 100 km per uur inreed op de eerste tegenligger. Hij zag dat de bestuurster van deze auto een uitwijkmanoeuvre maakte naar rechts over een bruggetje heen en dat de auto op een fietspad terecht kwam. [5]
De bestuurster van deze auto, de getuige [getuige 3], heeft verklaard dat zij plotseling een auto haar weghelft zag oversteken waardoor zij moest uitwijken naar het fietspad dat aan de rechterzijde van de weg ligt. . Zij kon in haar spiegel zien dat de auto zeer snel reed. [6]
Verbalisant [verbalisant 4] had, als bestuurder van een politiemotor, postgevat nabij de rotonde en stond op de Nijenbeekseweg en de Rijksstraatweg te Voorst. Hij zag dat een vrachtwagen in de richting van de rotonde reed toen een grijze Volvo deze vrachtwagen inhaalde. Hij zag dat de grijze Volvo, die met een behoorlijke snelheid reed, naar links stuurde en over de fietsstrook ging rijden en tegen de richting in over de rotonde reed. [verbalisant 4] is achter de Volvo aangereden en zag de Volvo op de Zutphensestraat tot twee maal toe andere auto’s inhalen, waarbij de gemiddelde snelheid tussen de 120 en 140 km per uur lag. De maximum toegestane snelheid aldaar bedraagt 80 km per uur. [7]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij als bestuurder van zijn personenauto op de Zutphensestraat te Voorst reed in de richting van Voorst. Hij zag dat hem een aantal ‘gewone’ auto’s tegemoet kwamen die voor een politieauto reden. Opeens zag hij dat er een oudere, grote grijze Volvo achter die andere auto’s vandaan kwam en een inhaalmanoeuvre inzette. Hij zag dat de Volvo op zijn weghelft kwam en recht op hem af reed. Hij heeft hierop heel hard geremd, zo hard dat de ABS ingreep. De Volvo ontweek het voertuig van getuige met gierende banden.
Verbalisant [verbalisant 4] is met zijn politiemotor achter de Volvo blijven rijden en zag op de Kneuterstraat een vrachtwagen staan met, in tegenovergestelde richting, een politiebus. De vrachtwagen en de politiebus stonden stil met de voorzijden vlak bij elkaar. Hij reed, achter de Volvo, recht op de vrachtauto en de politiebus af. [verbalisant 4] zag dat de remlichten van de Volvo op een afstand van ongeveer 90 tot 100 meter even oplichtten De bestuurder reed vervolgens over het midden van de rijbaan door met een snelheid van 90 tot 100 km per uur. De Volvo reed met de rechterwielen op een afstand van ongeveer 20 meter door de berm en kwam vervolgens weer naar het midden van de weg. De Volvo reed toen weer rechtdoor. Toen de Volvo op een afstand van ongeveer 50 meter was, zag [verbalisant 4] dat verbalisant [verbalisant 2], de bestuurder van de politiebus, de bus naar rechts in de richting van de berm stuurde. Er ontstond daardoor net een minimale marge zodat de Volvo tussen de vrachtwagen en de politiebus door kon sturen. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij de vrachtwagen tot stilstand had gemaand en de bestuurder wilde aanspreken over een mogelijke wegblokkade, toen hij de grijze Volvo met hoge snelheid aan zag komen rijden. Vervolgens zag hij dat de Volvo met hoge snelheid de vrachtwagen inhaalde. [verbalisant 2] bevond zich op dat moment ter hoogte van de cabine van de vrachtwagen en moest, om een aanrijding te voorkomen, zijn politiebus de berm insturen. Hij zag dat de grijze Volvo onverminderd doorreed en hem met hoge snelheid passeerde. de moment erg bang dat een frontale aanrijding zou ontstaan De afstand tussen de beide voertuigen was zeer gering, [verbalisant 2] schat zo’n 50 centimeter. [8]
Getuige [getuige 5], bestuurder van de vrachtwagen, heeft verklaard dat op het moment dat de politiebus tot stilstand kwam, van achter hem (getuige [getuige 5]) meteen een grijze Volvo met machtig hoge snelheid slalommend tussen de voertuigen door kwam rijden. [getuige 5] hoorde de banden piepen. Hij zag dat de Volvo links van de trekker en dus op de linker weghelft reed en toen krachtig naar rechts moest sturen om rechts langs de politiebus te sturen. [getuige 5] schatte de snelheid hoger dan 100 km per uur. Hij heeft de Volvo niet zien remmen. [9]
Verbalisant [verbalisant 4] is met zijn politiemotor achter de Volvo aan blijven rijden en zag dat op de Molenallee een vrachtwagen stil stond met daarnaast verbalisant [verbalisant 3], die met zijn politiemotor in de richting van [verbalisant 4] stond. [verbalisant 4] zag dat [verbalisant 3] met de voorzijde van zijn motor richting de middenlijn van de weg stuurde waardoor de motor de rijbaan blokkeerde. [verbalisant 4] zag dat de Volvo met een snelheid van ongeveer 80 tot 90 km per uur op hen afreed. Hij zag dat de bestuurder geen aanstalten maakte om te remmen. Op het laatste moment gaf [verbalisant 3] iets gas en stuurde zijn motor verder naar het midden. [verbalisant 4] zag dat de Volvo [verbalisant 3] passeerde op slechts enkele centimeters van de koffers van diens dienstmotor. [10]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij zijn motor, met optische- en geluidssignalen in werking, dwars op de rijbaan van de Molenallee plaatste, waarbij hij zich bevond op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer. Hij zag de grijskleurige personenauto met zeer hoge snelheid naderen waarbij hij zag dat het voertuig in de richting van de berm stuurde. Hij zag dat het voertuig echter niet de berm in reed maar over het asfalt recht op hem afreed. Hij zag dat de bestuurder met onverminderde snelheid op hem in bleef rijden. Hij zag dat het voertuig hem snel naderde. Hij liet zijn koppeling schieten om een aanrijding te voorkomen, waarop hij zag dat de vrachtwagen die hij even daarvoor had ingehaald, hem rechts passeerde, waardoor hij nauwelijks ruimte had om zijn voertuig aan de aanrijding te onttrekken. [11]
Getuige[getuige 6], bestuurder van de vrachtwagen, heeft verklaard dat hij zag dat de motoragent iets links van het midden op de straat stond met de voorzijde van de motor naar het tegemoetkomende verkeer gericht. Hij stond net links van de weghelft waarop[getuige 6] reed, op de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer.[getuige 6] reed zacht in zijn richting. Hij zag toen een grijze Volvo met een behoorlijke snelheid met daarachter verschillende politievoertuigen op hem af komen rijden.[getuige 6] zag dat de Volvo geen vaart minderde en rechtdoor frontaal naar de motor reed. De bestuurder van de Volvo maakte pas op het allerlaatst, op ongeveer 10 meter voor de motoragent, een korte krachtige stuurbeweging en reed met een geschatte snelheid van meer dan 100 kilometer per uur, rakelings langs de motoragent. De auto kwam daardoor met de twee rechterwielen in de berm terecht.[getuige 6] zag een grote stofwolk opwaaien. Hij zag dat Volvo de motoragent op een halve meter afstand passeerde. Zonder te remmen reed de Volvo door. Als de Volvo de motoragent had geraakt was de motoragent onder de vrachtwagen terecht gekomen en had getuige nooit op tijd kunnen remmen. [12]
Verdachte heeft tijdens de politieverhoren en ter terechtzitting verklaard dat hij [medeverdachte] had gebeld met de vraag of [medeverdachte] met verdachte mee wilde om zijn handel weg te brengen. [medeverdachte] had een auto, verdachte niet. Samen hebben ze de handel weggebracht naar[bedrijf1]. Toen zij langsreden stond het spul daar. [medeverdachte] had, toen ze langs de pallet met dozen reden, gezegd dat het bij een klant van hem was en dat hij daar wel vaker spullen vandaan haalde. Ze zijn doorgereden, zijn aan het einde van de weg gekeerd en weer terug gereden. Verdachte heeft de auto geparkeerd en [medeverdachte] is uitgestapt. Verdachte wist niet dat [medeverdachte] wilde gaan stelen. [medeverdachte] heeft de dozen ingeladen. Volgens [medeverdachte] zaten er koperen of messing ventielen in die dozen. Op het moment dat verdachte bij Empe politie zag staan, vertelde [medeverdachte] dat die dozen gestolen waren. Verdachte wist toen dat het fout was en schrok. Hij raakte in paniek omdat hij met zijn verleden na zo iets niet zo snel meer vrij zou komen. Hij was bang weer vast te komen zitten. Toen hij eenmaal gevlucht was, is hij doorgereden. Dat is zijn beslissing geweest.
Verdachte erkent met hoge snelheid gereden te hebben en gevaarlijke situaties te hebben gecreëerd.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat zij voorbij de pallets met dozen ernaast reden. Verdachte stopte bij de spullen. [medeverdachte] heeft de eerste doos gepakt en in de auto gezet. Vervolgens zijn zij weggereden tot de hoek van de straat. Verdachte vroeg of hij, [medeverdachte], goed geld wilde. Vervolgens is verdachte in de auto blijven zitten en heeft [medeverdachte] de dozen gepakt. Verdachte heeft de dozen aangepakt en goed gelegd in de auto. [13] Toen er een man naar buiten kwam lopen, zijn [medeverdachte] en verdachte weggereden. Nadat de politie achter hen aankwam is er gereden als een dolle, het ging maar net goed. [medeverdachte] heeft verdachte meerdere keren gezegd dat hij moest stoppen. [medeverdachte] verklaart in shock te zijn geweest. Verdachte is langs een vrachtauto gejaagd en bij een politieagent. Hij ging zo hard, zo ziek. Ze hebben bijna lantaarnpalen geraakt. Hij ging over een fietspad, hij ging glijdend door de bochten. [14]
-
Feit 1
De rechtbank is op grond van vorenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde verklaard kan worden.
Verdachte heeft verklaard niet geweten te hebben dat zijn mededader de dozen wilde wegnemen en dat hij eerst langs de pallets is gereden om vervolgens aan het einde van de weg te keren, teruggereden is en de auto vervolgens achteruit gereden heeft, waarna de dozen door de medeverdachte zijn ingeladen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat het idee voor de diefstal van verdachte afkomstig was en dat hij, [medeverdachte], twee keer dozen in de auto heeft gezet. [15]
Dit deel van de verklaring van [medeverdachte] wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2]. Dit maakt de verklaring van verdachte dat er –voor hem onverwacht- door [medeverdachte] dozen ingeladen werden, niet aannemelijk. Het is niet aannemelijk dat er tussen de eerste en de tweede keer inladen, door verdachten niet over het meenemen van de dozen is gesproken. Het had bovendien op de weg van verdachte gelegen om in ieder geval door te vragen bij [medeverdachte] of die klant het goed vond dat de dozen gewoon werden meegenomen. Verdachte heeft verder de gehele tijd de auto bestuurd en heeft dozen aangepakt en goed gelegd in de auto. Hieruit volgt dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking bij het plegen van de diefstal.
Vervolgens is er een achtervolging ontstaan, waarbij verdachte als bestuurder van de Volvo de bewuste keuze maakt om aan te politie te ontkomen en stoptekens te negeren. Hierbij voert hij verkeersmanoeuvres uit waarbij gevaar voor andere weggebruikers en twee politieagenten is ontstaan. Verdachte ontkent het gevaar van deze manoeuvres overigens niet. [16]
Het door de verdediging gevoerde verweer wordt verworpen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, is de tenlastelegging naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk. Het is de verdachte duidelijk over welke gedragingen het gaat. Dat niet bewezen kan worden dat geweld tegen hoofdagent [verbalisant 1] is gepleegd, brengt niet met zich dat de dagvaarding onvoldoende duidelijk is en daarom (partieel) nietig moet worden verklaard.
-
Feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verdachte heeft verklaard nooit de intentie te hebben gehad om iemand aan te rijden. Hij is juist uitgeweken en heeft door de berm gereden [17] . Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] [18] en de verklaring van de getuige [getuige 5] [19] valt af te leiden dat verdachte met zijn voertuig slalommend tussen de voertuigen door is gereden en door de berm is gereden. Hieruit volgt dat verdachte, zij het op het allerlaatste moment, geprobeerd heeft een aanrijding te voorkomen. Verdachte behoort daarom van het onder feit 2 primair en subsidiair te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2, meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank grondt haar oordeel op genoemde bewijsmiddelen: de aangifte van [verbalisant 2] [20] , de verklaring van getuige [getuige 5] [21] , het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] [22] en de verklaringen van verdachte, zoals afgelegd bij de politie [23] en ter terechtzitting.
Uit deze bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte met hoge snelheid op het voertuig van [verbalisant 2] is afgereden en [verbalisant 2] vreesde dat hij het leven zou verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
-
Feit 3
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Ook voor dit feit geldt dat verdachte heeft verklaard nooit de intentie te hebben gehad om iemand aan te rijden. Hij zag dat hij rechts van de motorrijder in de berm nog genoeg ruimte had om er langs te komen. Met de rechterbanden is verdachte door de berm gereden [24] . Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] [25] en de verklaring van getuige[getuige 6] [26] valt af te leiden dat verdachte met zijn voertuig op het allerlaatst met een korte krachtige stuurbeweging rakelings rechts langs de motoragent is gereden waarbij hij met twee wielen door de rechter berm reed. Hieruit volgt dat verdachte, zij het op het allerlaatste moment, geprobeerd heeft een aanrijding te voorkomen. Verdachte behoort daarom van het onder feit 3 primair en subsidiair te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank grondt haar oordeel op genoemde bewijsmiddelen: de aangifte van [verbalisant 3] [27] , de verklaring van getuige[getuige 6] [28] , het proces verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] [29] en de verklaringen van verdachte, zoals afgelegd bij de politie [30] en ter terechtzitting.
Uit deze bewijsmiddelen is af te leiden dat verdachte met hoge snelheid is afgereden op de motor van [verbalisant 3] die midden op de rijbaan stond en eerst op een zeer laat moment een stuurbeweging heeft gemaakt waardoor hij de politiemotor net niet heeft geraakt. [verbalisant 3] heeft gas moeten geven om een botsing te voorkomen en ook hij vreesde dat hij het leven zou verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Ten aanzien van de gebezigde bewijsmiddelen geldt dat elk bewijsmiddel is gehanteerd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) op 18 juli 2013 te Zutphen en
te Empe en Voorst en Wilp en te Bussloo tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
in totaal ongeveer 21, dozen inhoudende messing
Ontluchters geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijf1] en/of [bedrijf2]., welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met
geweld tegen agent van politie [verbalisant 2] Regio Oost Nederland en
brigadier van politie [verbalisant 3] Regio Oost Nederland en
andere personen,
gepleegd met het oogmerk om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader de
vlucht mogelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte met een door hem, verdachte bestuurd voertuig
vanaf de plaats van het misdrijf ([adres])
op meer openbare wegen, gelegen in bovenstaande plaatsen,
met hoge, heeft gereden en levensgevaarlijke verkeersmanouvres heeft
uitgevoerd teneinde aan aanhouding door opsporingsambtenaren te ontkomen;
2.
meer subsidiair:
hij op 18 juli 2013 te Wilp, in de gemeente Voorst agent van politie korps Oost Nederland
[verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend met een door hem,
verdachte bestuurde auto met hoge snelheid
zodanig een vrachtwagen heeft ingehaald, dat die [verbalisant 2] (die op dat moment reeds ter
hoogte van de cabine van voornoemde vrachtwagen reed) diens dienstvoertuig in de berm
moest sturen teneinde een frontale aanrijding te voorkomen;
3.
meer subsidiair:
hij op 18 juli 2013 te Wilp in de gemeente Voorst, brigadier van politie regio politie Oost
Nederland, team IJsselstreek, [verbalisant 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend
met een door hem, verdachte bestuurde auto met hoge, snelheid de als politievoertuig
herkenbare motorfiets, waarop die [verbalisant 3] reed op
(zeer
)korte afstand is genaderd zodanig
dat die [verbalisant 3] moest uitwijken teneinde een frontale aanrijding te voorkomen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1: diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 meer subsidiair: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3 meer subsidiair: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Over verdachte is een multidisciplinair rapport uitgebracht, bestaande uit een rapport van psychiater [psychiater] gedateerd 29 november 2013 en een rapport van psycholoog
[psycholoog] gedateerd 26 oktober 2013.
Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende eensluidende conclusie van deze deskundigen komt naar voren dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een depressie en een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. De deskundigen komen tot de conclusie dat het tenlastegelegde – indien bewezen – in licht verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Met de conclusie van de rapporteurs kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Bij de strafmaat heeft de officier met name laten meewegen dat de verdachte een behoorlijk aantal veroordelingen op zijn naam heeft staan en ten tijde van het plegen van het feit voorwaardelijk in vrijheid was gesteld.
Door de raadsman is aangevoerd dat de behandeling van verdachte bij een instelling als Groot Batelaar van groot belang is en hij stelt zich op het standpunt dat een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats is. Als op te leggen bijzondere voorwaarde valt te denken aan een behandeling bij Groot Batelaar van tussen de vijf en tien maanden, gevolgd door een ambulante behandeling.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Uit het eerder aangehaalde multidisciplinair rapport komt onder meer het volgende naar voren.
Betrokkene is volgens de psycholoog een laaggemiddeld intelligente jongeman. In classificerende (DSM-IV) termen kan gesproken worden van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Hij beschikt over voldoende verstand om het ongeoorloofde van zijn handelen in te zien. Toch is dit volgens de gedragskundige vooral achteraf het geval. Vanuit zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis in de tenlastegelegde situatie is hij minder dan een gemiddelde ander in staat geweest om zichzelf van binnenuit aan te sturen op keuzes. Daarom wordt geadviseerd betrokkene in enigszins beperkte mate verantwoordelijk te achten voor zijn handelen.
Risicofactoren die samenhanghangen met de stoornis zijn de gebrekkige impulscontrole, de gerichtheid op het eigen belang en directe behoeften en het gebrekkig vermogen tot moraal en kritisch redeneren. Als bijkomende risicofactoren worden genoemd het gebrek aan inzicht in het eigen risiconemend gedrag, een ongunstig netwerk, het gebrek aan opleiding c.q. normale werkervaring.
Er wordt een klinisch behandeltraject geadviseerd om het herhalingsgevaar ook op langere termijn in te dammen. Een opname in Groot Batelaar, een open forensische kliniek voor jongvolwassenen wordt voorgesteld, dit in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, waarbij aan de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de uitvoering van deze voorwaarde.
Uit de bevindingen van de psychiater komt naar voren dat bij betrokkene sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Hoewel er ook sprake was van een berekenend element, handelde betrokkene ook impulsief vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek.
De verleiding van het snelle geld in combinatie met een niet goed ontwikkelde gewetensfunctie hebben in het verleden steeds weer geleid tot diefstallen. Hij is veelpleger en er zijn veel factoren die het hoge risico op herhaling voorspellen, zowel historische factoren (justitiële voorgeschiedenis, gedragsstoornissen voor het 12e levensjaar, slachtoffer van geweld in de jeugd, arbeidsverleden, persoonlijkheidsstoornis, psychopathie, schending voorwaarden), als klinische en dynamische factoren (hij scoort slecht op probleeminzicht, coping, empathie, impulsiviteit, zelfredzaamheid, verantwoordelijkheid voor het delict en motivatie voor behandeling). Positieve factoren die genoemd worden zijn de stabiele relatie met zijn vriendin en het hebben van een kind.
De kans op recidive kan worden verkleind door behandeling van de persoonlijkheidsstoornis. De gedragskundige stelt dat gelet op de lange justitiële voorgeschiedenis van betrokkene, waarbij hij zich niet hield aan afspraken en voorwaarden, een gedwongen behandeling is geïndiceerd. Er wordt een klinische behandeling geadviseerd. Betrokkene lijkt hiervoor gemotiveerd, hij vaart wel bij structuur en hij heeft niet eerder een dergelijke behandeling ondergaan. Er wordt geadviseerd deze behandeling op te leggen als een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht.
Wat de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte betreft heeft de rechtbank voorts gelet op een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van 10 januari 2014 waarin naar voren komt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Er zijn veel risicofactoren zoals de gebrekkige impulscontrole, de gewetensfunctie en de gerichtheid op directe behoeftebevrediging. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt eveneens ingeschat als hoog. Tijdens het huidige VI toezicht heeft betrokkene het onderhavige delict gepleegd. Het Elektronisch Controle toezicht is stopgezet wegens het overtreden van de voorwaarden. Ook eerder toezicht (evenals een aantal werkstraffen) zijn in het verleden om deze reden geretourneerd. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling – klinische behandeling en een behandelverplichting – ambulante behandeling.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 26 november 2013 betreffende verdachte, waarin naar voren komt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld ter zake vermogensdelicten en een aantal malen ter zake geweldsdelicten. In februari 2011 is verdachte ter zake van diefstal gevolgd van geweld, nog tot een gevangenisstraf van 3 jaren en 6 maanden veroordeeld en de onderhavige bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd binnen de voorwaardelijke invrijheidstelling van die straf.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich met een ander schuldig heeft gemaakt aan een diefstal en daarna als bestuurder is weggereden in een auto. Daarbij heeft hij stoptekens van de politie genegeerd en is op de vlucht geslagen. Tijdens de achtervolging heeft verdachte de veiligheid van andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht door op onverantwoorde wijze inhaalmanoeuvres uit te voeren, op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer te rijden en veel hogere snelheden te rijden dan ter plaatse maximaal toegestaan. Daarnaast heeft hij de veiligheid van de politieagenten die hem tot stoppen probeerden te dwingen, ernstig in gevaar gebracht.
De rechtbank rekent verdachte verder toe dat hij deze feiten heeft gepleegd terwijl hij voorwaardelijk in vrijheid was gesteld.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden opleggen met aftrek van de tijd die door verdacht in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van
1 februari 2011 (parketnummer 06/950662-10) (in de vordering van de officier is abusievelijk opgenomen dat het om een vonnis zou gaan van 18 januari 2011) is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafvordering. Bij besluit van
4 februari 2013 is de voorwaardelijke invrijheidstelling verleend per 12 februari 2013, met een proeftijd van 425 dagen onder de bij wet gestelde algemene voorwaarde (niet plegen van een strafbaar feit).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaardelijke invrijheidstelling moet worden herroepen voor een periode van 425 dagen, nu deze algemene voorwaarde is overtreden.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet toegewezen dient te worden. De raadsman acht het wenselijk dat verdachte nog een flink deel van de voorwaardelijke invrijheidstelling boven zijn hoofd heeft hangen als stok achter de deur, naast een eventuele voorwaardelijke straf in de hoofdzaak, in verband met de bijzondere voorwaarde van een klinische behandeling in Groot Batelaar.
De rechtbank is van oordeel dat het veroordeelde duidelijk was wat de consequentie zou zijn van het overtreden van de voorwaarde. Nu verdachte voor het einde van de proeftijd strafbare feiten heeft begaan, zal de rechtbank de vordering van de officier toewijzen wegens het niet naleven van de algemene voorwaarde en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan.
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]
De benadeelde partij [verbalisant 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, terzake de door hem geleden immateriële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente voor zover gevorderd en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat – bij enige bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 – de vordering van de benadeeld partij toegewezen kan worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, genoegzaam komen vast te staan dat de benadeelde partij [verbalisant 2] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank wijst het bedrag van € 400,00 toe.
De wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van 18 juli 2013.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank teven de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 47, 57, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 spreekt de verdachte
vrij van de onder 2 primair en subsidiair en de onder 3 primair en subsidiairtenlastegelegde feiten;
 verklaart
bewezendat verdachte
het onder 1, 2 meer subsidiair en 3 meer subsidiair tenlastegelegdeheeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

feit 2 meer subsidiair: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 3 meer subsidiair: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot
betaling van schadevergoedingaan de
benadeelde partij
[verbalisant 2]van een bedrag van
€ 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de kosten van de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staatten behoeve van het slachtoffer
[verbalisant 2] voornoemdeen bedrag te betalen van
€ 400,00,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 8 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

wijstde vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling - Vi-zaaknummer 99-000038-33 -
toeen gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog geheel moet worden ondergaan.
Aldus gewezen door mr. Beljaars, voorzitter, mr. Kleinrensink en mr. Gerbranda, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 januari 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal PL0630 2013107619, van de regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, District IJsselstreek, Team Recherche IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 16 augustus 2013.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever], pagina 45 e.v.
3.Proces-verbaal getuige [getuige 1], pagina 52 e.v.
4.Proces-verbaal getuige [getuige 2], pagina 54 e.v.
5.Proces-verbaal van bevindingen pagina 57
6.Proces-verbaal getuige [getuige 3] pagina 69 e.v.
7.Proces-verbaal van bevindingen pagina 65 e.v.
8.Proces-verbaal bevindingen pagina 125
9.Proces-verbaal getuige[getuige 5] pagina 127
10.Proces-verbaal bevindingen pagina 67
11.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 3] pagina 131
12.Proces-verbaal getuige[getuige 6] pagina 138-139
13.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] pagina 119
14.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] pagina 110 e.v.
15.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte] p. 119
16.Proces-verbaal verhoor[verdachte], pagina 93
17.Proces-verbaal verhoor[verdachte] pagina 93 e.v.
18.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 4] pagina 66
19.Proces-verbaal getuige [getuige 5] pagina 127
20.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 2] pagina 124
21.Proces-verbaal getuige [getuige 5] pagina 127
22.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 4] pagina 66
23.Proces-verbaal verhoor[verdachte] pagina 97-99 en 105
24.Proces-verbaal verhoor[verdachte] pagina 97-99.
25.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 4] pagina 67
26.Proces-verbaal getuige[getuige 6] pagina 137-138
27.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 3] pagina 130 e.v.
28.Proces-verbaal van getuige[getuige 6] pagina 137-138
29.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 4] pagina 67
30.Proces-verbaal verhoor[verdachte] pagina 97-99 en 105