ECLI:NL:RBGEL:2014:4759

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2014
Publicatiedatum
29 juli 2014
Zaaknummer
05/740047-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor twee pogingen tot gekwalificeerde diefstal met betrekking tot een woning en een kerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee pogingen tot gekwalificeerde diefstal. De tenlastelegging omvatte onder andere het inbreken in een woning in Malden op 27 maart 2014, waar de verdachte werd aangetroffen met gestolen goederen, en het proberen te stelen van een bliksemafleider van de St. Laurentiuskerk in Kekerdom op 18 maart 2014. Tijdens de zitting op 15 juli 2014 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.H.W. Janssen, en de officier van justitie, mr. M.E.B. Rasing, heeft gerekwireerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 maart 2014 door de politie werd gevolgd en uiteindelijk in de woning werd aangetroffen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onrechtmatige stelselmatige observatie, maar de rechtbank oordeelde dat de observatie niet als stelselmatig kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de poging tot diefstal in de woning wettig en overtuigend bewezen was, maar dat er geen sprake was van een voltooide diefstal. Voor de poging tot diefstal van de bliksemafleider in Kekerdom werd eveneens bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een poging tot diefstal. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, rekening houdend met het strafblad van de verdachte, dat 44 pagina's omvatte, en de ernst van de feiten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, het Kerkbestuur, tot schadevergoeding van €120,- toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en sprak hem vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar verklaarde de subsidiaire en tweede tenlastelegging bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740047-14
Datum zitting : 15 juli 2014
Datum uitspraak : 29 juli 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op :[geboortedatum]
adres : Mariënburgsestraat 26
plaats :[woonplaats 1]
thans gedetineerd in [adres 1]
raadsvrouw : mr. C.H.W. Janssen, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 maart 2014 te Malden, gemeente Heumen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de[adres 2] heeft weggenomen een horloge en/of een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (op het dak van die woning klimmen en/of (vervolgens) door een (openstaand) raam naar binnen klimmen),
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 maart 2014 te Malden, gemeente Heumen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de[adres 2] weg
te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde ], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die
woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
het dak van die woning is opgeklommen en (vervolgens) door een (openstaand)
raam naar binnen is geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 18 maart 2014 te Kekerdom, gemeente Ubbergen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening van de kerktoren van de St. Laurentiuskerk
weg te nemen, de bliksemafleider, geheel of ten dele toebehorende aan de
kerkgemeenschap van de St. Laurentiuskerk, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en die bliksemafleider onder zijn bereik te brengen
door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, de bevestigingsbouten van die bliksemafleider heeft los getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 15 juli 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.H.W. Janssen, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd Kerkbestuur [benadeelde].
De officier van justitie, mr. M.E.B. Rasing, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 maart 2014 zag verbalisant [verbalisant 1] dat verdachte via het dak door een openstaand tuimelraam de woning[adres 2] te Malden binnenklom. [2] Verdachte is daarna door verbalisanten in de woning aangetroffen in de badkamer onder het badkamermeubilair. [3]
In de jaszak en broekzak van verdachte zijn een horloge en diverse sieraden aangetroffen. [4]
De bewoonster van de woning, [benadeelde ], heeft verschillende bij verdachte aangetroffen sieraden herkend als haar eigendom. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Zij voert daartoe, kort gezegd, aan dat er sprake is geweest van onrechtmatige inzet van het middel stelselmatige observatie, waardoor de privacy van verdachte is geschonden. Bij deze stelselmatige observatie is gebruik gemaakt van een technisch hulpmiddel te weten een fototoestel. Voorts zou verdachte al langere tijd “overal” worden gevolgd. Het gevolg moet zijn dat het door de observatie verkregen materiaal van bewijs moet worden uitgesloten.
Beoordeling door de rechtbank
Op 27 maart 2014 heeft de officier van justitie mondeling toestemming gegeven voor het stelselmatig volgen van verdachte. Deze mondelinge toestemming van de officier van justitie levert niet een rechtsgeldige bevoegdheid op tot stelselmatig observeren omdat niet is gebleken van een dringende noodzakelijkheid als bedoeld in artikel 126g lid 6 van het Wetboek van Strafvordering. Om over te kunnen gaan tot stelselmatige observatie had de politie een schriftelijk bevel moeten hebben. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er desondanks sprake is geweest van stelselmatige observatie. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarbij artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering is ingevoerd, houdt onder meer in:
"Bij het op stelselmatige wijze waarnemen van personen gaat het, zoals gezegd, om die vormen van observatie die tot resultaat kunnen hebben dat een min of meer volledig beeld wordt verkregen van bepaalde aspecten van iemands leven, bijvoorbeeld zijn contacten met een crimineel. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een dergelijke vorm van observatie is een aantal elementen van belang: de duur, de plaats, de intensiteit of frequentie en het al dan niet toepassen van een technisch hulpmiddel dat méér biedt dan alleen versterking van de zintuigen. Ieder voor zich, maar met name in combinatie, zijn deze elementen bepalend voor de vraag of een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven wordt verkregen".
(Kamerstukken II, 1996-1997, 25 403, nr. 3, p. 26 en 27)
In de onderhavige zaak is verdachte op 27 maart 2014 vanaf 14.45 uur door politieagenten geobserveerd. Om 17:50 uur zien zij dat verdachte de woning aan de [adres 3] heeft verlaten en als bijrijder in een auto is gestapt. Zij zijn verdachte naar Malden gevolgd. Om 18.39 uur is de auto op de [adres 2] in Malden gestopt en is verdachte aangehouden nadat hij de woning van aangeefster was ingeklommen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het enkel gedurende enkele uren volgen van verdachte waarbij hij is geobserveerd zonder inzet van technische hulpmiddelen, niet worden aangemerkt als stelselmatig observeren in de zin van artikel 126g lid 1 Sv, nu dit slechts een relatief beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte oplevert. Deze wijze van optreden vindt haar legitimatie in de algemene taakomschrijving van de politie in artikel 3 Politiewet 2012 en artikel 141 Sv (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BW9338).
De verdediging heeft gesteld dat er wel degelijk gebruik is gemaakt van een technisch hulpmiddel in de vorm van een fototoestel nu op de foto op dossierpagina 25 het hoofd van verdachte te zien zou zijn. De rechtbank herkent op genoemde foto echter geen menselijk hoofd, laat staan dat zij het hoofd van verdachte herkent.
Verdachte heeft verklaard dat hij al langere tijd overal door de politie is achtervolgd. Verdachte heeft die stelling echter op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Los daarvan acht de rechtbank die verklaring volstrekt ongeloofwaardig, immers indien verdachte vermoedde dat hij steeds in de gaten werd gehouden zou niet logisch zijn om onder de ogen van de politie een inklimming te plegen.
De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer.
De verdediging heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan: mocht de rechtbank tot het oordeel komen dat er geen sprake was van stelselmatige observatie dan verzoekt de verdediging aanhouding van de zaak teneinde nadere informatie over de observatie op te vragen en vijf verbalisanten te laten horen. De rechtbank wijst dit verzoek af nu zij het opvragen van die informatie en het horen van de verbalisanten niet noodzakelijk acht.
De rechtbank ziet zich hierna voor de vraag gesteld of er sprake is van een voltooide diefstal. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De politie heeft verdachte gevolgd tot aan de woning en gezien dat verdachte de woning binnenklom. Verdachte is niet met de gestolen goederen de woning uit geweest maar is in de woning door de politie aangetroffen, verstopt onder een badkamermeubel. Naar het oordeel van de rechtbank kan onder die omstandigheden niet worden gesproken van een voltooide diefstal. De rechtbank acht, gelet op hetgeen onder de feiten is beschreven, poging tot diefstal wel wettige en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 18 maart 2014 bevond verdachte zich in Kekerdom. Hij stond bij de muur van de St. Laurentiuskerk. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Zij voert daartoe het volgende aan:
Op de foto’s van de bewakingsbeelden die bij de kerk hangen is niet te zien dat verdachte iets vastpakt dat op een bliksemafleider lijkt en daaraan een trekkende beweging maakt. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij zijn honden ging uitlaten, dat hij bij de kerk ging schuilen voor de regen en dat hij zijn hondenriemen aan een haakje aan de kerkmuur hing. Verder is niet duidelijk wanneer de bliksemafleider nog intact was.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever[aangever], namens de St. Laurentiuskerk in Kekerdom heeft het volgende verklaard: hij had bij de kerk camera’s opgehangen omdat eerder bij de kerk bliksemafleiders waren weggenomen. Op 24 maart ontdekte hij dat er een bliksemafleider bij de ingang naar het parochiehuis los zat. Hij zag dat deze met de bevestigingsbout uit de muur was getrokken en dat deze was losgekoppeld van de koperen leiding naar het dak. [7]
De bewakingsbeelden zijn bekeken door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Deze hebben verklaard: op de camerabeelden tussen het tijdstip 18-03-2014 19:06 en 18-03-2014 19:13 is een man zichtbaar. De verbalisanten herkennen deze man als de hen ambtshalve bekende [verdachte]. Zij zien verdachte iets vastpakken dat lijkt op de koperen bliksemafleider die is bevestigd aan de gevel van het kerkgebouw. Verbalisanten zien dat de man, terwijl hij met twee handen de bliksemafleider vastheeft, met zijn lichaam kracht zet naar achteren en een trekkende beweging maakt aan de leiding die hij vast heeft alsof hij deze wil losrukken. [8]
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het door twee verbalisanten op ambtsbelofte opgemaakte gedetailleerde proces-verbaal. De verklaring van verdachte dat hij zijn hondenriemen aan een haak in de kerkmuur hing acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. De rechtbank heeft ook geen reden om aan te nemen dat de bliksemafleider al eerder van de muur was getrokken, nu daartoe niets is aangevoerd en overigens ook geen enkele aanwijzing in die richting bestaat.
De verdediging heeft voorwaardelijk verzocht om aanhouding van de zaak teneinde de bewegende camerabeelden aan het dossier toe te laten voegen. Gelet op het hiervoor overwogene met betrekking tot het proces-verbaal met betrekking tot die beelden acht de rechtbank het voegen van die beelden niet noodzakelijk. De rechtbank wijst dit verzoek daarom af.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 27 maart 2014 te Malden, gemeente Heumen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de[adres 2] weg
te nemen goederen van zijn gading, toebehorende aan [benadeelde ]
en zich daarbij de toegang tot die
woning te verschaffen
door middel van braak
het dak van die woning is opgeklommen en vervolgens door een openstaand
raam naar binnen is geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 18 maart 2014 te Kekerdom, gemeente Ubbergen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening van de kerktoren van de St. Laurentiuskerk
weg te nemen, de bliksemafleider, toebehorende aan de
kerkgemeenschap van de St. Laurentiuskerk,
en die bliksemafleider onder zijn bereik te brengen
door middel van verbreking de bevestigingsbouten van die bliksemafleider heeft los getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 juni 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een fors strafblad, dat maar liefst 44 pagina’s omvat. Hij is vele malen veroordeeld ter zake van gekwalificeerde diefstallen. Nu heeft hij zich weer schuldig gemaakt aan een twee pogingen tot gekwalificeerde diefstal. Kennelijk laat verdachte zich niets gelegen liggen aan de waarschuwingen die van eerder opgelegde sancties moesten uitgaan om geen strafbare feiten meer te plegen. Naar het oordeel van de rechtbank is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur dan ook passend en geboden. Hoewel de rechtbank ten aanzien van feit 1 anders dan de officier van justitie niet de voltooide diefstal doch de poging tot diefstal bewezen acht, is hij van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de feiten, een straf overeenkomstig de eis van de officier van justitie passend en geboden is.
6A. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij Kerkbestuur [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 120,-.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
De rechtbank acht aannemelijk dat de benadeelde partij de gevorderde kosten heeft moeten maken om de schade te herstellen. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Kerkbestuur [benadeelde]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan Kerkbestuur [benadeelde], te betalen € 120,- (eenhonderdentwintig euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Kerkbestuur [benadeelde] te betalen € 120,- (eenhonderdentwintig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. J. Barrau (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. G.J.M. van Wijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, disrict Gelderland-Zuid opgemaakte proces-verbaal, nummer 2014030769, gesloten op 20 mei 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van observatie, p. 38.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 98.
4.Proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming, p. 205-207.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 49
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 15 juli 2014.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 74.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 79.