ECLI:NL:RBGEL:2014:4703

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
25 juli 2014
Zaaknummer
05/740076-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot vrijheidsberoving en rijden onder invloed van drugs met psychose als factor

Op 23 juli 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man, die op 11 juni 2013 in Ede een poging tot vrijheidsberoving heeft gedaan van een 3-jarig meisje en onder invloed van drugs heeft gereden. De man werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een werkstraf van 120 uren. De rechtbank oordeelde dat de man ten tijde van de poging tot vrijheidsberoving in een door hemzelf veroorzaakte drugsgerelateerde psychose verkeerde, maar dat dit niet leidde tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank achtte de man strafrechtelijk verantwoordelijk voor zijn daden, omdat hij wist dat het gebruik van drugs zijn rijvaardigheid kon beïnvloeden. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken, waaronder een rapport van het NFI. De man heeft de moeder van het meisje met geweld op de grond geduwd en geprobeerd de auto te starten waarin het kind zich bevond. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de moeder van het meisje, gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 2.146,- werd opgelegd, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor verslavingszorg.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740076-13
Datum zitting : 9 juli 2014
Datum uitspraak : 23 juli 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum 1]
adres :[adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. L.J.T. Hoksbergen, advocaat te Zwolle.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2013 in de gemeente Ede, opzettelijk [slachtoffer 1]
(geboren [geboortedatum 2]) wederrechtelijk van de vrijheid heeft
beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte met dat opzet
-[slachtoffer 2], te weten de moeder van [slachtoffer 1] voornoemd, met kracht
op/tegen de grond geduwd, en/of
- ( met geweld) de autosleutels afgepakt/uit de handen gepakt van die [slachtoffer 2]
, en/of
-plaatsgenomen op de bestuurdersstoel van de auto van die [slachtoffer 2]
(waarin zich die [slachtoffer 1] op dat moment bevond (in een autostoel), en/of
- geprobeerd om de auto (met daarin tevens die [slachtoffer 1]) te starten en
weg te rijden (waarbij verdachte riep: "ik moet dat kind", althans woorden van
gelijke aard of strekking);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 juni 2013 in de gemeente Ede, ter uitvoering van het
door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1]
(geboren [geboortedatum 2]) wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of
beroofd te houden, met dat opzet
-[slachtoffer 2], te weten de moeder van [slachtoffer 1] voornoemd, met kracht
op/tegen de grond heeft geduwd, en/of
- ( met geweld) de autosleutels heeft afgepakt/uit de handen heeft gepakt van
die [slachtoffer 2], en/of
- heeft plaatsgenomen op de bestuurdersstoel van de auto van die [slachtoffer 2]
(waarin zich die [slachtoffer 1] op dat moment bevond (in een autostoel), en/of
- heeft geprobeerd om de auto (met daarin tevens die [slachtoffer 1]) te starten
en weg te rijden (waarbij verdachte riep: "ik moet dat kind", althans woorden
van gelijke aard of strekking),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 11 juni 2013 in de gemeente Ede, in elk geval in Nederland
als bestuurder van een voertuig, (een personenauto, merk Volkswagen met
kenteken [kenteken]), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder
zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine, waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in
combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon
verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 9 juli 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. L.J.T. Hoksbergen, advocaat te Zwolle.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 2].
De officier van justitie, mr. G.R.G. Nijpels, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 juni 2013 heeft een man in Ede [slachtoffer 2] (de moeder van[slachtoffer 1] van drie jaar oud) met geweld op de grond geduwd en de autosleutels uit haar handen gepakt. Vervolgens nam de man plaats op de bestuurdersstoel van de auto van [slachtoffer 2] (waar[slachtoffer 1] op dat moment in een autostoel in zat) en heeft geprobeerd om de auto (met daarin[slachtoffer 1]) te starten en weg te rijden. De man zei “ik moet dat kind”. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het subsidiaire feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier. Het primair tenlastegelegde kan naar het oordeel van de officier van justitie niet bewezen worden, omdat het delict niet is voltooid.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is vrijspraak van het subsidiaire feit bepleit omdat het bestanddeel opzettelijk niet bewezen kan worden. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ten gevolge van de psychose geen idee meer had wat hij deed en daarom ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit
De rechtbank acht, in overeenstemming met de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Wie is de man?
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich helemaal niets kan herinneren van hetgeen er is gebeurd op 11 juni 2013. Hij weet alleen nog dat hij die dag is opgestaan en in de auto is gestapt.
Toegesnelde agenten zagen ter plaatse dat een man naar een auto rende en aan de bestuurderszijde achter het stuur ging zitten. Ze hebben die man aangeroepen en verzocht uit de auto te komen. Vervolgens kwam de man de auto uit, trachtte weg te rennen en werd alsnog aangehouden. Deze man bleek verdachte[verdachte] te zijn. [3]
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de man is die [slachtoffer 2] op de grond heeft geduwd, de autosleutels heeft afgepakt, plaats heeft genomen op de bestuurdersstoel van de auto en heeft geprobeerd om de auto (met daarin[slachtoffer 1]) te starten en weg te rijden.
Opzet
Een geestelijke stoornis kan slechts dan aan bewezenverklaring van opzet in de weg staan als bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan zou hebben ontbroken (vgl. HR NJ 2006, 448). Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of daarvan in het onderhavige geval sprake is.
Over verdachte is zowel een psychologische als een psychiatrische rapportage opgemaakt, waaruit naar voren komt dat er bij verdachte ten tijde van het onder 1 ten laste gelegde feit sprake was van een druggerelateerde psychose. Verdachte was niet meer in staat de gevolgen van zijn handelen te overzien. Er was geen sprake van keuzevrijheid ten aanzien van zijn handelen.
De rechtbank overweegt dat de enkele vaststelling dat verdachte de vrijheid niet had om zijn wil te bepalen en keuzes te maken, nog niet betekent dat bij hem ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Dat verdachte volgens de psycholoog gedurende de psychose 'ontoerekeningsvatbaar' was, sluit evenmin uit dat sprake is geweest van opzettelijk handelen.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte eerder al op haar af kwam lopen. Ze rende van hem weg, maar hij rende achter haar aan. Hij droeg een net pak en had scheuren in zijn broek. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij een man naar hem toe zag komen rennen. De man had twee gaten in zijn broek. De telefoon van de man ging af en de man nam op en zei iets lijkend op: “Hé [betrokkene], ik heb een kind van twee jaar gekregen en kom niet meer werken.”. Even later was er een schreeuwende vrouw bij een grote zwarte auto en zag en hoorde [getuige 1] dat de politie de man – die hij eerder had gezien – die in de auto zat, beval uit de auto te komen en hem daarna arresteerde. [5]
De rechtbank neemt bij haar oordeel de volgende omstandigheden in aanmerking:
  • verdachte is eerst op aangeefster afgelopen en achter haar aan gerend toen zij voor hem wegrende;
  • ondertussen heeft hij in een telefoongesprek gezegd iets lijkend op: “Hé [betrokkene], ik heb een kind van twee jaar gekregen en kom niet meer werken.”;
  • toen aangeefster weer terug bij haar auto was en haar dochtertje in de auto wilde zetten heeft verdachte achtereenvolgens:
 [slachtoffer 2], de moeder van de drie jaar oude[slachtoffer 1], op de grond geduwd;
 de autosleutels van [slachtoffer 2] afgepakt;
 naar de bestuurderszijde van de auto gelopen, ingestapt en op de bestuurdersstoel plaatsgenomen;
 gezegd: “ik moet dat kind”.
De rechtbank leidt uit de gedragingen van verdachte in combinatie met het telefoontje dat verdachte pleegde, waarin hij zegt dat hij een tweejarig kind heeft, en de later door hem gebezigde woorden “ik moet dat kind”, af dat bij de verdachte ten tijde van zijn handelen niet ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan heeft ontbroken. De psychose staat aldus niet aan bewezenverklaring van opzet in de weg.
De volgende vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld is de vraag of er sprake was van opzet. Naar het oordeel van de rechtbank waren de gedragingen zoals hiervoor besproken naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op het gevolg, te weten het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van het kind. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door aldus te handelen, de aanmerkelijke kans op dat gevolg aanvaard.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 11 juni 2013 in Ede een personenauto, merk Volkswagen met kenteken [kenteken], bestuurd. [6] In zijn bloed werd een hoeveelheid amfetamine aangetroffen van 0.091 mg/l. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is vrijspraak bepleit nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verminderde rijvaardigheid werd veroorzaakt door de amfetamine; het gestelde rijgedrag lijkt eerder te verklaren door de psychose waarin verdachte verkeerde dan door een geringe aanwezigheid van amfetamine.
Beoordeling door de rechtbank
In het bloed van verdachte was een werkzame concentratie van amfetamine gemeten. Tussen de staandehouding en de bloedafname liggen ongeveer 6,5 uren. In deze periode kan de concentratie van amfetamine afnemen door omzetting en uitscheiding. Gebruikelijke werkzame concentraties van amfetamine in het bloed liggen tussen 0.03 en 0.15 mg/l. Amfetamine heeft een sterk stimulerend effect op het centrale zenuwstelsel, waardoor lichamelijke en geestelijke functies worden geactiveerd. Lichamelijke effecten zijn onder andere stijging van de bloeddruk en toename van de lichaamstemperatuur. Psychische effecten zijn onder andere emotionele ontremming, toename van zelfvertrouwen en het verdwijnen van barrières in de communicatie. [8]
Bij de politie kwam een melding binnen dat er op de Rijksweg A30 links een spookrijder met hoge snelheid over de vluchtstrook zou rijden in de richting van Barneveld. De meldster verklaarde dat ze het voertuig over de vluchtstrook had zien rijden en dat deze bij hectometerpaal 12.9 tegen de vangrail tot stilstand was gekomen. Het betrof een donkere auto, merk Volkwagen, vermoedelijk type Passat. Door de politie is een onderzoek ingesteld op het benzinestation dat ongeveer 300 meter vanaf de stopplaats gelegen was. Op bewakingsbeelden van dat benzinestation was te zien dat een zwarte auto op de toegangsweg van het tankstation naar de A30 reed. De auto reed het terrein van het tankstation op en reed vervolgens tegen de richting in de afrit van de parkeerplaats af. De auto verdween uit het zicht van de camera en reed al spookrijdend de Rijksweg A30 op. De auto, een zwarte Sedan vermoedelijk van het merk Volkswagen, had opvallende velgen.
korte tijd later trof de verbalisant, die ook op de melding over de spookrijder af was gegaan, op de parkeerplaats van Bellestein in Ede een personenauto van het merk Volkswagen, type Jetta, kleur zwart voorzien van kenteken [kenteken] aan. Dit voertuig kwam overeen met het voertuig op de eerder genoemde beveiligingsbeelden van het benzinestation. Op het voertuig waren lichtmetalen velgen gemonteerd die ook overeen kwamen met de velgen van de auto op de beveiligingsbeelden. Het voertuig had schaafschade op het linker voorscherm en een grote deuk op het rechter voorportier. Voornoemde verbalisant heeft vervolgens een onderzoek ingesteld op de Rijksweg A30 ter hoogte van hectometerpaal 12.9. Hij zag dat 20 meter na deze paal verse zwarte verfsporen op de vangrail zaten. Dit spoor was ongeveer 10 meter lang. Gezien de kleur en de hoogte van de schade aan het aangetroffen voertuig was visueel de lak afkomstig van genoemd voertuig. Door de politie was bij verdachte een autosleutel aangetroffen welke werkte op de aangetroffen Volkswagen Jetta. [9]
Verdachte heeft bij de inverzekeringstelling verklaard dat hij tegen het verkeer in was gereden. [10]
De rechtbank is op grond van het rapport van het NFI en de gedragingen van verdachte in het verkeer (tegen het verkeer in rijden, tegen de vangrail botsen) van oordeel dat verdachte de auto heeft bestuurd terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van amfetamine, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Verdachte moest redelijkerwijs weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, nu het een feit van algemene bekendheid is dat verdovende middelen de rijvaardigheid kunnen verminderen.
Dat is vastgesteld dat verdachte op een later moment die dag in een psychose verkeerde, doet niet aan af aan het oordeel dat verdachte de auto heeft bestuurd terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van amfetamine, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Het verweer van de raadsman wordt daarmee verworpen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. Subsidiair
hij op 11 juni 2013 in de gemeente Ede, ter uitvoering van het
door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk[slachtoffer 1]
wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of
beroofd te houden, met dat opzet
-[slachtoffer 2], te weten de moeder van [slachtoffer 1] voornoemd, met kracht
op de grond heeft geduwd, en
- de autosleutels uit de handen heeft gepakt van
die [slachtoffer 2], en
- heeft plaatsgenomen op de bestuurdersstoel van de auto van die [slachtoffer 2]
(waarin zich die [slachtoffer 1] op dat moment bevond (in een autostoel), en
- heeft geprobeerd om de auto (met daarin tevens die [slachtoffer 1]) te starten
en weg te rijden (waarbij verdachte riep: "ik moet dat kind", althans woorden
van gelijke aard of strekking),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 11 juni 2013 in de gemeente Ede,
als bestuurder van een voertuig, (een personenauto, merk Volkswagen met
kenteken [kenteken]), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder
zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine, waarvan hij
redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in
combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon
verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Poging tot opzettelijk en wederrechtelijk iemand van de vrijheid beroven of beroofd houden.
Ten aanzien van feit 2:
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
Over verdachte is opgemaakt een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 2 december 2013 en van dr.[psychiater], psychiater, gedateerd 25 november 2013.
Zowel de psycholoog als de psychiater concluderen dat verdachte ten tijde van het onder feit 1 tenlastegelegde leed aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een GHB- misbruik dan wel afhankelijkheid en een GHB-gerelateerde psychose.
De psycholoog concludeert dat het psychotische toestandsbeeld met zich brengt dat verdachte volledig gedesoriënteerd was in tijd en plaats en dat er geen enkele realiteitstoetsing meer was en evenmin sprake was van keuzevrijheid ten aanzien van zijn handelen. Verdachte werd ten tijde van het tenlastegelegde volledig gestuurd door de psychose en had geen greep meer op zijn handelen. De psycholoog adviseert daarom verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De psychiater concludeert dat verdachte ernstig verward en gedesoriënteerd was. Er was sprake van ernstig gestoorde kritiek en wilsfuncties waarbij verdachte niet meer in staat was (de gevolgen van) zijn handelen te overzien en hieraan sturing te geven. De psychiater adviseert verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De psychiater heeft daarin meegewogen dat verdachte willens en wetens grote risico’s heeft genomen door het gebruik van GHB.
Gelet hierop heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de feiten, indien bewezen verklaard, conform het rapport van de psycholoog niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat verdachte om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank neemt over en maakt tot het hare het oordeel van de psycholoog en psychiater dat verdachte ten tijde van het onder 1 tenlastegelegde leed aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een GHB- misbruik dan wel afhankelijkheid en een GHB-gerelateerde psychose. Verdachte was ernstig verward en gedesoriënteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het gegeven dat sprake was van een GHB-gerelateerde psychose niet leidt tot de conclusie dat de feiten verdachte in het geheel niet of in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend, omdat bij het besluit tot het gebruik van GHB de eigen keuze van verdachte een rol heeft gespeeld. Verdachte kon weten dat aan het gebruik van GHB risico’s waren verbonden, althans dat dit middel zijn functioneren zodanig kon beïnvloeden dat daaruit riskant gedrag zou kunnen ontstaan. Verdachte kon als regelmatig gebruiker van GHB immers weten dat het gebruik van dat middel effect heeft op de psychische toestand van de gebruiker. Aan het voorgaande doet niet af dat verdachte de verstrekkende gevolgen die zijn gebruik (of van de onthouding) in het concrete geval heeft gehad, niet heeft voorzien. Verdachte heeft de verstrekkende gevolgen kennelijk op de koop toegenomen.
De rechtbank is onder deze omstandigheden van oordeel dat verdachte strafrechtelijk verantwoordelijk moet worden geacht voor zijn daden en de gevolgen daarvan, nu, gelet op het voren overwogene de psychose aan zichzelf te wijten is geweest.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen, met uitzondering van de korte klinische opname. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte ter zake van feit 2 zal worden veroordeeld tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar verklaart, verzoekt de raadsman bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij verzoekt daarom bij een eventueel op te leggen straf te bepalen dat deze straf geheel voorwaardelijk wordt opgelegd met als bijzondere voorwaarde ambulante zorg.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 23 juni 2014;
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 14 juni 2013, betreffende verdachte;
 een voorlichtingsrapportage van GGZ Reclassering Limburg, gedateerd 16 juni 2014, betreffende verdachte; en
 een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 2 december 2013 en van dr.[psychiater], psychiater, gedateerd 25 november 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft vlakbij een kinderboerderij een moeder met een kind achtervolgd. De moeder kon met haar kind ontkomen en keerde even later terug naar haar auto. Toen zij haar kind in het kinderstoeltje zette, duwde verdachte haar met geweld op de grond en pakte haar autosleutels af. Daarmee nam hij plaats op de bestuurdersstoel en trachtte met de auto met daarin het kind weg te rijden.
Door aldus te handelen heeft verdachte in ernstige mate inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. Te verwachten is dat zowel het kind en haar moeder als de personen die ter plaatse aanwezig waren nog lange tijd gevoelens van onveiligheid zullen ervaren ten gevolge van deze gebeurtenissen.
Daarnaast heeft verdachte als bestuurder van een personenauto aan het verkeer deelgenomen na inname van amfetamine. Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de verkeersveiligheid.
Uit de aangehaalde justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
Verdachte verkeerde ten tijde van –in ieder geval- de poging tot vrijheidsberoving in een door hem zelf veroorzaakte drugsgerelateerde psychose. De bewezenverklaarde feiten kunnen hem volledig worden toegerekend.
Alle omstandigheden in aanmerkingen nemende, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan het verwijt dat verdachte treft en de ingrijpende gevolgen die het handelen van verdachte voor de slachtoffers heeft gehad. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren op zijn plaats. De voorwaardelijke gevangenisstraf die zal worden opgelegd, dient in beginsel als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat er geen sprake is van een drugsverslaving. Nu verdachte echter ook heeft verklaard reeds gedurende vele jaren drugs te gebruiken, hij op 20 augustus 2013 opnieuw betrokken is geweest bij een ongeval op een snelweg waarbij drugsgebruik niet uit te sluiten valt en zijn buurman verklaard heeft dat verdachte meteen na ontslag bij Solutions opnieuw drugs is gaan gebruiken, ziet de rechtbank aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt behandeling door de Forensische Verslavingszorg, inclusief een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken in de eerste drie maanden van de proeftijd.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat voor het rijden onder invloed van amfetamine een deels voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van aanmerkelijk langere duur dan door de officier van justitie geëist een passende strafrechtelijke reactie is. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte niet alleen onder invloed van amfetamine heeft gereden, maar ook daadwerkelijk gevaarlijk verkeersgedrag heeft vertoond.
6A. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.146,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 3.146,-, toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering voor wat betreft niet gewerkte dagen voor een lager deel toe te wijzen (nu uit de stukken niet blijkt hoe lang de therapiesessies duurden). Voor wat betreft de therapiesessies heeft de raadsman verzocht de vordering af te wijzen omdat de onderbouwing dat de therapie niet wordt vergoed door het ziekenfonds niet met stukken is onderbouwd. Ten aanzien van de emotionele schade is tot slot door de raadsman opgemerkt dat dit deel van de vordering niet is onderbouwd en dat het bedrag hoog is. Daarom is verzocht dit deel van de vordering af te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting aangeboden om de therapiesessies te vergoeden. De rechtbank ziet in hetgeen de raadsman ter terechtzitting heeft aangevoerd geen reden om dit deel van de vordering af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren.
De verdachte heeft de vordering voor wat betreft de niet gewerkte dagen gedeeltelijk weersproken. De rechtbank acht dit deel van de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.
Aan de benadeelde partij is door het (onder 1 subsidiair) bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 11 juni 2013.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 91 en 282 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A.
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij de reclassering, Vincent van Gogh, te Roermond, en dat veroordeelde zich daarna gedurende de proeftijd zal blijven melden, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht; en
2. zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een (nader te bepalen) ambulante (forensische) verslavingszorg instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven; en
3. zich gedurende maximaal zeven weken in de eerste drie maanden van de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in een intramurale instelling, ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek binnen een ambulant behandeltraject, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de
(geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland te Roermond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten
4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
En voorts ten aanzien van feit 2:
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze ontzegging 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 2], te betalen € 2.146,- (tweeduizendhonderdzesenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen € 2.146,- (tweeduizendhonderdzesenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 31 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. H.G. Eskes (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. Y. van Wezel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2013092200, gesloten op 30 september 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 27 en 28 en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] p. 38 en 39.
3.Proces-verbaal van aanhouding, p. 113 en 114.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 27 en 28.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige P. [getuige 1], p. 30 en 31.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 58 en 59, en verklaring van verdachte ter terechtzitting.
7.Een rapport van het NFI van 4 juli 2013, p. 100 en 102.
8.Een rapport van het NFI van 4 juli 2013, p. 102 en 103.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 58 tot en met 60.
10.Proces-verbaal van inverzekeringstelling, p. 120.