ECLI:NL:RBGEL:2014:4631

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
05/860829-13 en 05/820281-13 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • A. Maanicus
  • J. Schaap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van cocaïne en hennepplanten met wapens in Winterswijk

Op 23 juli 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het bezit van wapens. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder de verkoop van cocaïne en het bezit van hennepplanten. De tenlastelegging omvatte onder andere het verkopen van cocaïne in de periode van 1 november 2012 tot en met 23 april 2013, het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een half jaar actief was in de drugshandel en dat hij op het moment van zijn aanhouding cocaïne in zijn bezit had. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van zijn daden op de volksgezondheid. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 313 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uren, met vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft de vordering tot gevangenneming afgewezen en heeft beslist over de in beslag genomen goederen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummers: 05/860829-13 en 05/820281-13 (gev. ttz.)[jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]
Uitspraak d.d. 23 juli 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres].
Raadsvrouw: mr. L. van der Werff, advocaat te Enschede.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 augustus 2013, 11 oktober 2013, 7 januari 2014 en 9 juli 2014.
Voeging meerdere dagvaardingen
Ter terechtzitting van 11 oktober 2013 heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 05/860829-13 en 05/820281-13 tegen verdachte aangebrachte zaken.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 9 juli 2014 is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Inzake parketnummer 05/860829-13
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 23 april 2013 te Winterswijk en/of te Lichtenvoorde en/of te Arnhem en/of te Nijmegen en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk aan één of meer personen (waaronder[getuige 1] en/of [getuige 2]
en/of[betrokkene]) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 23 april 2013 te Winterswijk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10 wikkels (in totaal inhoudende ongeveer 10 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 23 april 2013 te Winterswijk (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
hij in of omstreeks 23 april 2013 te Winterswijk (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten imitatievuurwapen (een speelgoed pistool, merk Eurocop, type Ideal Modell), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
Inzake parketnummer 05/820281-13
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2012 tot
25 september 2012 te Winterswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de Tuinstraat 20) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 462 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten 462 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten);
art 11 lid 3 Opiumwet
art 11 lid 5 Opiumwet
art 3 ahf/ond D Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
In 2012 vond in horecagelegenheden in Winterswijk een aantal gewelddadige incidenten plaats als gevolg van het gebruik van cocaïne. Het vermoeden bestond dat de geweldsincidenten mede verband hielden met de handel in harddrugs. Na diverse meldingen bij de CIE is een onderzoek gestart onder de naam [naam onderzoek] met als doel door middel van tappen en observeren een beeld te krijgen van het handelen door verdachten om vervolgens een actiedag te plannen waarop de woningen en auto’s van de verdachten worden doorzocht en verdachten worden aangehouden. Op 23 april 2013 zijn verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden op verdenking van het handelen in verdovende middelen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 05/860829-13 onder 1, 2, 3 en 4 en het onder parketnummer 05/820281-13 tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht een en ander zoals verwoord in haar overgelegde schriftelijk requisitoir.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 05/860829-13 onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat verdachte cocaïne heeft verkocht gedurende de periode van omstreeks januari 2013 tot en met half/eind april 2013, één en ander zoals verwoord in haar overgelegde pleitnota. Zij heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte dit over een langere periode heeft gedaan. De raadsvrouw heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat verdachte niet als medepleger kan worden beschouwd aan de handel in verdovende middelen nu geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten.
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/860829-13 onder 2, 3 en 4 en het onder parketnummer 05/820281-13 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze feiten kunnen worden bewezenverklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/860829-13
Feit 1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In het kader van het opsporingsonderzoek zijn verschillende personen (afnemers) als getuige gehoord.
Door de politie is aan getuige [getuige 2] een foto [2] getoond van medeverdachte [medeverdachte 1], waarop [getuige 2] heeft verklaard: “De man met de oranje jas afgebeeld op de foto herken ik als de mij bekende[medeverdachte 1].” [3] Door de politie is vervolgens een foto [4] van medeverdachte [medeverdachte 2] (rechts) en verdachte (links) getoond, waarop [getuige 2] heeft verklaard: “Ik herken de linker man op de foto als zijnde de mij bekende[medeverdachte 2]. De man rechts op de foto herken ik ook. Deze ken ik echter niet van naam.” [5]
Getuige [getuige 2] heeft verder op 3 mei 2013 en 11 mei 2013 – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij[medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt medeverdachte[medeverdachte 1]) een aantal jaren vóór het verhoor heeft leren kennen en sinds een jaar of drie vóór het verhoor ongeveer 10 keer per jaar cocaïne bij[medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gekocht. [6] Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren altijd samen. [getuige 2] had de indruk dat[medeverdachte 1] de leiding had. [getuige 2] verklaart voorts dat hij sinds een half jaar vóór het verhoor cocaïne kocht bij[medeverdachte 2].[medeverdachte 2] was meestal alleen. Heel af en toe was[medeverdachte 2] samen met[medeverdachte 1]. [getuige 2] betaalde altijd 50 euro per gram. Hij bestelde de cocaïne per sms-bericht.[medeverdachte 1] kwam vaak met een zwarte Seat of een witte Opel Astra. De jongen rechts op de foto, te weten medeverdachte [medeverdachte 2], zat vaak bij[medeverdachte 1] in de auto. [7]
[getuige 3] verklaart dat hij vanaf een paar maanden voor eind 2012, begin 2013 weer een paar keer drugs heeft gebruikt. Hij kocht de cocaïne altijd bij medeverdachten[medeverdachte 1], [medeverdachte 2], of[medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt verdachte). [getuige 3] zegt één telefoonnummer gehad te hebben en wist dat hij de verdachte en diens medeverdachten daarop kon bereiken. Hij heeft één keer bij[medeverdachte 1] gekocht. [getuige 3] heeft voornamelijk bij medeverdachte [medeverdachte 2] en[medeverdachte 2] (verdachte) gekocht. Hij heeft één of twee keer cocaïne gekocht bij [medeverdachte 2] (medeverdachte [medeverdachte 2]). Een paar maanden vóór het verhoor heeft [getuige 3] medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] gezien tijdens een avondje uit. [getuige 3] was weggegaan. [getuige 3] kent medeverdachte [medeverdachte 1] van het voetbal. Zij hebben samen gespeeld, maar [medeverdachte 1] speelde op een gegeven moment op een hoger niveau. [8]
Door de politie is aan getuige [getuige 4] een foto [9] getoond van medeverdachte [medeverdachte 1], waarop [getuige 4] heeft verklaard: “Op deze foto staat[medeverdachte 1] afgebeeld.” [10] Vervolgens is door de politie een foto [11] getoond van verdachte, waarop [getuige 4] heeft verklaard dat dit een jongen was die vaak bij[medeverdachte 1] was. [12]
Bij de rechter-commissaris heeft getuige [getuige 4] op 13 december 2013 nog – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij ongeveer vier á vijf jaar cocaïne heeft gebruikt. De afgelopen twee jaren heeft hij cocaïne gekocht bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. Hij heeft verdachte en [medeverdachte 1] herkend op de door de politie getoonde foto’s. Op één van de foto’s herkende hij [medeverdachte 1]. [13] Bij verdachte had hij het laatste half jaar voordat verdachte en de medeverdachten werden aangehouden gekocht. [medeverdachte 1] had hij ongeveer twee jaar als leverancier meegemaakt. [getuige 4] belde altijd één telefoonnummer. Het was dan [medeverdachte 1] of de andere persoon die aan de telefoon kwam of een sms-bericht stuurde. Zij spraken dan een bepaalde plaats af, daar ontmoetten zij elkaar en dan werd het overhandigd. [14]
Door getuige[getuige 1] is op 24 april 2013 bij de politie het volgende verklaard, zakelijk weergegeven. Zij gebruikt al drie cocaïne. Zij betaalde 50 euro per gram voor de coke. Zij haalde de cocaïne bij verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Zij kent[medeverdachte 1] van het uitgaan in Winterswijk. De drie jongens zijn bevriend met elkaar.[medeverdachte 1] is de baas van de jongens. [15]
Ten aanzien van de periode van handelen merkt de rechtbank op dat er meerdere getuigen zijn gehoord die onderling afwijkende verklaringen over de duur van handelen hebben afgelegd. Dat verbaast ook niet nu niet aannemelijk is dat de getuigen allemaal in exact dezelfde periode drugs zullen hebben gebruikt en hebben afgenomen. De gebruikers weten niet meer precies in welke periode zij cocaïne van verdachte en medeverdachten hebben gekocht. Het heeft er alle schijn van dat er gedurende drie jaar is gedeald door verdachte. Alhoewel het er alle schijn van heeft dat verdachte gedurende een langere periode gedeald heeft, leidt de rechtbank uit de voormelde getuigenverklaringen af dat verdachte in ieder geval van november 2012 tot het moment van de aanhouding op 23 april 2013 heeft gehandeld in cocaïne. Voorts volgt uit de getuigenverklaringen dat er meerdere afnemers zijn die verschillende hoeveelheden drugs hebben gekocht bij verdachte. De rechtbank acht derhalve het tenlastegelegde feit bewezen voor de periode november 2012 tot en met 23 april 2013.
Gelet op de inhoud van het dossier is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat sprake is geweest van handel in cocaïne. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of sprake is van medeplegen van deze handel in cocaïne door verdachte. Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen van getuigen blijkt niet dat sprake is van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking dat van medeplegen kan worden gesproken. De verdachte zal derhalve van het medeplegen worden vrijgesproken.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van het opzettelijk handelen in cocaïne door verdachte. Het onder parketnummer 05/860829-13 onder 1 tenlastegelegde wordt derhalve bewezen verklaard.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder parketnummer 05/860829-13 onder 2 ten laste gelegde feit op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van bevindingen van 23 april 2013 [16] ;
- een proces-verbaal Opiumwet [17] ;
- rapport identificatie van drugs en precursoren [18] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2014 [19] .
Gelet op verdachtes bekennende verklaring wordt met deze opsomming volstaan.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder parketnummer 05/860829-13 onder 3 ten laste gelegde feit op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- processen-verbaal van bevindingen van 23 april 2013 [20] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2014 [21] .
Gelet op verdachtes bekennende verklaring wordt met deze opsomming volstaan.
Feit 4
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder parketnummer 05/860829-13 onder 4 ten laste gelegde feit op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- processen-verbaal van bevindingen van 23 april 2013 [22] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2014 [23] .
Gelet op verdachtes bekennende verklaring wordt met deze opsomming volstaan.
Parketnummer 05/820281-13 [24]
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder parketnummer 05/820281-13 ten laste gelegde feit op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- processen-verbaal van bevindingen van 25 september 2012 [25] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie [26] , welke hij ter terechtzitting van 9 juli 2014 heeft bevestigd [27] .
Gelet op verdachtes bekennende verklaring wordt met deze opsomming volstaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Inzake parketnummer 05/860829-13
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2012 tot en met 23 april 2013 te Winterswijk en/of te Lichtenvoorde en/of te Arnhem en/of te Nijmegen en/of (elders) in Nederland, meermalen, opzettelijk aan personen (waaronder[getuige 1] en [getuige 2]) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 23 april 2013 te Winterswijk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10 wikkels (in totaal inhoudende ongeveer 10 gram), zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op 23 april 2013 te Winterswijk een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 23 april 2013 te Winterswijk een wapen van categorie I onder 7°, te weten imitatievuurwapen (een speelgoed pistool, merk Eurocop, type Ideal Modell), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
Inzake parketnummer 05/820281-13
hij in de periode van 01 augustus 2012 tot 25 september 2012 te Winterswijk tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 462 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 462 hennepplanten).
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Parketnummer 05/860829-13
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
Feit 4:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Parketnummer 05/820281-13
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Daartoe heeft zij eveneens de gevangenneming van verdachte gevorderd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste straf dient te worden gematigd in die zin dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis kan worden opgelegd, met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van een half jaar schuldig gemaakt aan de verkoop van harddrugs (cocaïne) in Winterswijk en omstreken. Verdachte heeft eveneens 462 hennepplanten voorhanden gehad. Bovendien had de verdachte op het moment van zijn aanhouding een hoeveelheid cocaïne drugs in zijn bezit. De handel in harddrugs vormt een bedreiging van de volksgezondheid, maar heeft daarnaast ook in maatschappelijk opzicht tal van negatieve gevolgen. Het is een feit van algemene bekendheid dat gebruikers van harddrugs hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de maatschappij ernstige schade en overlast wordt berokkend.
Verdachtes handelen heeft het mogelijk gemaakt dat een groep gebruikers werd voorzien van drugs. Verdachte heeft daardoor de gezondheid van die gebruikers in gevaar gebracht. Blijkbaar heeft de verdachte zich louter laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
Daarnaast heeft verdachte een imitatiewapen en een stroomstootwapen voorhanden gehad.
De rechtbank acht daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting in Opiumwet zaken van het Landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS). De rechtbank gaat in onderhavige zaak uit van het dealen van gebruikershoeveelheden harddrugs op straat gedurende een periode van een half jaar met enige regelmaat.
De rechtbank heeft verder bij de strafoplegging rekening gehouden dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een Opiumwet-delict.
De rechtbank merkt op dat zij een lagere straf oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank houdt bij de bepaling van de strafmaat rekening met de omstandigheid dat een kortere pleegperiode is bewezenverklaard, verdachte is vrijgesproken van het medeplegen en dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn verbeterd. Een gevangenisstraf zal deze positieve ontwikkeling kunnen doorkruisen waardoor de kans op herhaling van delict gedrag kan worden versterkt. De forse voorwaardelijke gevangenisstraf dient er voor de ernst van de feiten te benadrukken en fungeert tevens als stok achter de deur, teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw bezig te houden met plegen van strafbare feiten.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 313 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De gevorderde gevangenneming zal de rechtbank afwijzen.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om een werkstraf op te leggen. De rechtbank zal een werkstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren opleggen met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen.
In beslag genomen voorwerpen
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de rechtbank over de in beslag genomen hoeveelheid geld, telefoontoestellen, telefoonkaarten, mutsen en een breekijzer (nummers 1 tot en met 16 op de beslaglijst) en een mobiele telefoon, een IPhone, dient te beslissen.
De officier van justitie heeft gevorderd om de onder verdachte in beslag genomen goederen, op de lijst van inbeslagname genummerd onder 1 t/m 12, verbeurd te verklaren. Ten aanzien van het onder 13 tot en met 16, te weten mutsen en een breekijzer, heeft de officier van justitie onttrekking aan het verkeer gevorderd.
De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave van het in beslag genomen geld nu verdachte dit geld heeft gewonnen in de casino. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt het volgende.
In het kader van het onderzoek tegen verdachte is bij de huiszoeking in verdachtes woning onder meer een hoeveelheid geld, en mobiele telefoons, telefoonkaarten, twee breekijzers en mutsen aangetroffen. Deze voorwerpen zijn op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering inbeslaggenomen. Op het geldbedrag is tevens conservatoir beslag gelegd. Dat op goederen naast klassiek beslag ook conservatoir beslag rust, betekent naar het oordeel van de rechtbank, gelet op artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering, niet dat de rechtbank over deze goederen geen beslissing behoeft te nemen.
De rechtbank zal van de navolgende in beslag genomen en voor zover nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
beslaglijstnummer:
  • 1 Geld Nederlands, - SVO C-2205-1, gldbdr 2000 euro, d.d. 23-04-2013 ib;
  • 2 Geld Nederlands, - SVO C-2304-2, gldbdr 40 euro, d.d. 23-4-2013 ib;
  • 3 1.00 STK Telefoontoestel Kleur: grijs, Siemens M55 C-2201-05-01;
  • 4 1.00 STK Telefoontoestel, Samsung onbekend C-2205-2;
  • 5 1.00 STK Telefoontoestel kleur: grijs, Nokia C-1302-01;
  • 6 1.00 STK Telefoontoestel kleur: grijs, Samsung C-1302-02;
  • 7 1.00 STK Telefoontoestel kleur: grijs, Nokia C-2207-02-01;
  • 8 1.00 STK Telefoonkaart kleur: rood, Vodafone Simkaart, C-1101-02-01, met code
achterzijde;
  • 9 1.00 STK Telefoontoestel kleur: grijs, Nokia C-2207-04-01;
  • 10 1.00 STK Telefoonkaart KPN C-2201-01, nr voorzijde: 21128385ms;
  • 11 1.00 STK Telefoontoestel kleur: wit, HTC Desire C-2203-1, inclusief lader;
  • 12 1.00 STK Telefoontoestel kleur: zwart, Blackberry Bold C-2304-03;
  • 13 1.00 STK Muts, - Muts met klepje, twee gaten, C-2101-01;
  • 14 1.00 STK Muts, in sporttas met handschoenen, C-2301-01-02;
  • 15 1.00 STK Muts, In schoenendoos, C-2304-05;
  • 16 2.00 STK Gereedschap kleur: rood, breekijzer, twee rode breekijzers,
(formeel) de teruggave gelasten aan verdachte nu deze goederen niet direct in verband te brengen zijn met de tegen verdachte bewezen verklaarde feiten en dienen te worden teruggegeven.
De rechtbank overweegt hierbij ten overvloede (om misverstanden te voorkomen) dat deze beslissing tot teruggave onverlet laat dat op een deel van de goederen nog conservatoir beslag rust, waardoor de goederen naar het zich laat aanzien niet zullen worden teruggegeven zolang het conservatoir beslag niet is opgeheven
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen:
- 10, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht
- 2, 3, 10, 11 en 13 van de Opiumwet;
13, 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/860829-13 onder 1, 2, 3 en 4 en het onder parketnummer 05/820281-13 tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Parketnummer 05/860829-13
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
Feit 4:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Parketnummer 05/820281-13
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van deOpiumwet gegeven verbod
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
313 (driehonderddertien) dagen;
 bepaalt, dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf, groot
120 (honderdtwintig) niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
 gelast formeel de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
beslaglijstnummer:
- 1 Geld Nederlands, - SVO C-2205-1, gldbdr 2000 euro, d.d. 23-04-2013 ib;
- 2 Geld Nederlands, - SVO C-2304-2, gldbdr 40 euro, d.d. 23-4-2013 ib;
- 3 1.00 STK Telefoontoestel Kleur: grijs, Siemens M55 C-2201-05-01;
- 4 1.00 STK Telefoontoestel, Samsung onbekend C-2205-2;
- 5 1.00 STK Telefoontoestel kleur: grijs, Nokia C-1302-01;
- 6 1.00 STK Telefoontoestel kleur: grijs, Samsung C-1302-02;
- 7 1.00 STK Telefoontoestel kleur: grijs, Nokia C-2207-02-01;
- 8 1.00 STK Telefoonkaart kleur: rood, Vodafone Simkaart, C-1101-02-01, met
code achterzijde;
- 9 1.00 STK Telefoontoestel kleur: grijs, Nokia C-2207-04-01;
- 10 1.00 STK Telefoonkaart KPN C-2201-01, nr voorzijde: 21128385ms;
- 11 1.00 STK Telefoontoestel kleur: wit, HTC Desire C-2203-1, inclusief lader;
- 12 1.00 STK Telefoontoestel kleur: zwart, Blackberry Bold C-2304-03;
- 13 1.00 STK Muts, - Muts met klepje, twee gaten, C-2101-01;
- 14 1.00 STK Muts, in sporttas met handschoenen, C-2301-01-02;
- 15 1.00 STK Muts, In schoenendoos, C-2304-05;
- 16 2.00 STK Gereedschap kleur: rood, breekijzer, twee rode breekijzers.

heft ophet -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis;

wijst afde vordering tot gevangenneming.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Maanicus en Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juli 2014.
Mr. Prisse en mr. Maanicus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0646 2012169145, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, Team Winterswijk, gesloten en ondertekend op 6 juni 2013.
2.Een fotoblad als bijlage bij een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 771.
3.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 769.
4.Een fotoblad als bijlage bij een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 772.
5.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 769.
6.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 776.
7.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 769 en 770.
8.Een proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 3] d.d. 23 april 2013 (p. 690) en bij de rechter-commissaris, p. 4-6.
9.Een fotoblad als bijlage bij een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 751.
10.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 749.
11.Een fotoblad als bijlage bij een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 752.
12.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 749.
13.Een bijlage bij een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 751.
14.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris op 13 december 2013, p. 2 en 3.
15.Een proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 1], p. 742.
16.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2013, p. 569 en 570.
17.Een proces-verbaal Opiumwet van 1 mei 2013, p. 673, 675 en 676.
18.Rapport identificatie van drugs, p. 677en 677.
19.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 juli 2014.
20.Proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2013, p. 569-570 en p. 635.
21.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 juli 2014.
22.Proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2013, p. 569-570 en p. 639.
23.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 juli 2014.
24.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0646 2012130947, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Doetinchem, gesloten en ondertekend op 26 januari 2013.
25.processen-verbaal van bevindingen van 25 september 2012, p. 50-51, p. 54-55 en p. 60.
26.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 63.
27.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 juli 2014.