Rabobank legt aan haar vordering tot betaling van € 230.166,62 ten grondslag dat zij de koopovereenkomst gerechtvaardigd buitengerechtelijk heeft ontbonden op 24 juli 2012 omdat [naam 1 BV] toerekenbaar tekort schoot in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de koopovereenkomst. Volgens artikel 22 lid 2 sub b Algemene Veilingvoorwaarden is [naam 1 BV] een onmiddellijk opeisbare boete van 15% van de koopsom (15% van € 705.00,00), zijnde € 105.750,00 verschuldigd, aldus Rabobank. Daarnaast stelt Rabobank recht te hebben op vergoeding van schade die moet worden vastgesteld op het verschil tussen de koopsom van de oorspronkelijke veiling en die van de herveiling, verhoogd met de kosten en de rente. Zij verwijst in dat verband naar artikel 22 lid 4 Algemene Veilingvoorwaarden. Het verschil in koopsommen bedraagt € 210.000,00. De daadwerkelijke kosten terzake van de veiling en de herveiling worden door Rabobank begroot op € 20.166,62. Deze kosten bestaan uit kosten in verband met een aanvullende taxatie, behandeling- en administratiekosten, makelaarskosten, notariskosten en advocaatkosten. In totaal bedraagt de boete en de schade, vermeerderd met de kosten (€ 105.750,00 + € 210.000,00 + € 20.166,62 =) € 335.916,62. Op dit bedrag moet volgens artikel 22 lid 6 Algemene Veilingvoorwaarden de verschuldigde boete weer in mindering worden gebracht zodat volgens Rabobank resteert een vordering van (in hoofdsom) € 230.166,62.
Naast [naam 1 BV] is volgens Rabobank ook [naam 2 Beleggingen BV] als bestuurder van [naam 1 BV] gehouden tot vergoeding van de schade. Ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst wist [naam 2 Beleggingen BV], althans behoorde zij te weten, dat [naam 1 BV] in 2010 een negatief eigen vermogen had, nauwelijks over activa beschikte en dat de liquide middelen van [naam 1 BV] in 2010 nihil waren. Ondanks die wetenschap heeft zij toegelaten dat [naam 1 BV] de koopovereenkomst sloot. Zij wist zo ook, althans behoorde te weten, dat [naam 1 BV] de verplichtingen uit hoofde van de kooovereenkomst niet (binnen redelijke termijn) zou kunnen nakomen. [naam 2 Beleggingen BV] heeft aldus onrechtmatig gehandeld jegens Rabobank. Ditzelfde geldt volgens Rabobank voor [naam 3 Holding BV]. Daar komt dan nog bij dat [naam 3 Holding BV] zich garant heeft gesteld voor de uit rechtshandelingen van [naam 1 BV] en [naam 2 Beleggingen BV] voortvloeiende schulden, aldus Rabobank. Met betrekking tot [naam A] stelt Rabobank tenslotte dat hij als (indirect) bestuurder [naam 1 BV] heeft verbonden tot nakoming van een verplichting tot betaling van € 705.000,00 zonder überhaupt enige zekerheid te hebben of [naam 1 BV] deze verplichtingen (binnen een redelijke termijn) zou kunnen voldoen. Ook hij heeft onrechtmatig gehandeld jegens Rabobank.
Aan de vordering tot betaling van € 2.212,44 legt Rabobank ten grondslag de stelling dat zij (buitengerechtelijke) kosten heeft moeten maken omdat zij genoodzaakt was de hulp van externe juridische adviseurs in te roepen. Zij vordert vergoeding van de daadwerkelijk door haar gemaakte (buitengerechtelijke) kosten.