In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend door een minderjarige verzoeker, die schadevergoeding vroeg voor de schade die hij had geleden door een onrechtmatige inverzekeringstelling. De behandeling vond plaats in openbare raadkamer op 2 juli 2014, waar zowel de verzoeker als zijn advocaat, mr. C.T.B.J. Libosan-Besjes, en de officier van justitie, mr. G. Dankers, aanwezig waren.
De verzoeker vroeg om een schadevergoeding van € 300,00, gebaseerd op een vergoeding van € 150,00 per dag voor twee nachten in verzekering. De officier van justitie steunde het verzoek, maar de rechtbank benadrukte dat artikel 89 Sv geen recht geeft op volledige schadevergoeding, maar slechts de mogelijkheid biedt voor een redelijke tegemoetkoming. De rechtbank hanteert doorgaans een standaardvergoeding van € 80,00 per nacht, verhoogd tot € 105,00 voor detentie op het politiebureau.
De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding van € 300,00, omdat de inverzekeringstelling onrechtmatig was. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de verzoeker ten tijde van de aanhouding minderjarig was en dat hij niet op de juiste wijze was geïnformeerd over zijn rechten. De rechtbank benadrukte dat elk verzoek om schadevergoeding op zijn eigen merites beoordeeld dient te worden, en dat proceseconomische overwegingen niet de doorslag mogen geven bij de toekenning van schadevergoeding. De rechtbank besloot om de gevraagde schadevergoeding toe te kennen en gelastte de griffier om het bedrag uit te betalen aan de verzoeker.