ECLI:NL:RBGEL:2014:4457

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2014
Publicatiedatum
17 juli 2014
Zaaknummer
05/701782-12 en 05/720074-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Nijmegen voor pogingen tot diefstal en zware mishandeling

Op 17 juli 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 38-jarige man uit Nijmegen. De man werd veroordeeld voor twee pogingen tot diefstal van een auto, heling van een auto en een poging tot zware mishandeling door het steken met een mes. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 138 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd reclasseringstoezicht opgelegd en moest de man meewerken aan een gedragsinterventie. De zaak omvatte twee parketnummers: 05/701782-12 en 05/720074-14. De zittingen vonden plaats op 28 februari 2013, 23 mei 2013 en 3 juli 2014. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 8 september 2012 in Ewijk een slachtoffer met een mes had gestoken, wat resulteerde in een steekwond. De rechtbank concludeerde dat er geen opzet op de dood was, maar dat er wel sprake was van een poging tot zware mishandeling. In de tweede zaak, die betrekking had op de diefstal van voertuigen, werd de verdachte ook schuldig bevonden aan poging tot diefstal en opzetheling. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een verleden had met gewelds- en vermogensdelicten. De rechtbank achtte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend, met als doel de verdachte te weerhouden van het begaan van nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/701782-12 en 05/720074-14
Data zittingen : 28 februari 2013 (05/701782-12), 23 mei 2013 (05/701782-12) en 03 juli 2014
Datum uitspraak : 17 juli 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. P.H.W.M. Roelofs, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/701782-12:
1.
Primair
hij op of omstreeks 08 september 2012 te Ewijk, gemeente Beuningen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van
het leven te beroven, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de lies(streek),
althans het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 september 2012 te Ewijk, gemeente Beuningen aan een
persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een
steekverwonding in linker lies), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp in de lies(streek), althans het lichaam te steken;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 08 september 2012 te Ewijk, gemeente Beuningen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de lies(streek), althans het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05/720074-14 is aan verdachte, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 augustus 2013, althans op een tijdstip tussen 12 april
2013 en 12 augustus 2013, te Groesbeek, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen
een personenauto (Audi, kenteken [kenteken]), geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun bereik
te brengen door middel van braak/verbreking, met zijn mededader(s), althans
alleen, naar die/dat locatie is/zijn gegaan en vervolgens een ruit van de auto
heeft/hebben ingeslagen en/of in die auto is/zijn gaan zitten en/of het
contactslot heeft/hebben geforceerd en/of verbroken, althans geprobeerd te
forceren of te verbreken, waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet werd voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 augustus 2013, te Groesbeek, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
weg te nemen een (bestel)auto (Volkswagen Caddy), geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats
van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak/verbreking, met zijn mededader(s),
althans alleen, naar die/dat locatie is/zijn gegaan en/of een ruit van die
auto heeft/hebben ingeslagen en/of in die auto heeft/hebben plaatsgenomen
en/of (vervolgens) de stuurkolom heeft/hebben geforceerd en/of verbroken en/of
het contactslot heeft/hebben geforceerd of verbroken, waarna de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
3.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 30 juli 2013 tot en met 31 juli 2013, te
Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
Volkswagen (Transporter), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak/verbreking;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 30 juli 2013 tot en met 12 augustus 2013, te
Nijmegen en/of te Groesbeek, in elk geval in Nederland, een Volkswagen
Transporter heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
Volkswagen Transporter wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
Betrof.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Ter terechtzitting van 03 juli 2014 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd. De zaken zijn op 03 juli 2014 laatstelijk ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.H.W.M. Roelofs, advocaat te Nijmegen.
Inzake parketnummer 05/720074-14:
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen:
 [benadeelde 2]
De officier van justitie, mr. A.M. Fellinger, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/701782-12 [1] :
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 september 2012 heeft verdachte in zijn woning aan de [adres 2] te Ewijk [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) gestoken met een mes [2] . Hierdoor heeft [slachtoffer] letsel bekomen [3] . Het letsel bestond uit een steekwond van circa 3 centimeter in de linker onderbuik, net boven het lieskanaal. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde nu het opzet van verdachte niet was gericht op het doden van [slachtoffer], ook niet in voorwaardelijke zin. Ter zake van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat gelet op het letsel van aangever ook zware mishandeling niet aan de orde is. De raadsman refereert zich ten aanzien van de meer subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Aangever [slachtoffer] heeft op 13 september 2012 tegenover de politie verklaard:
“Toen de deur open ging keek ik naar binnen. Ik zag toen [verdachte] staan. (…) Op dat zelfde moment duwde ik [getuige 1] aan de kant en ik stapte de woning binnen in de richting van [verdachte]. (…) Voor mijn gevoel zat hij ineengedoken op zijn hurken. Ik schat dat hij toen 50 cm bij mij vandaan was. Ik keek in zijn richting en ik zag hem meerdere malen een stekende beweging maken, in mijn richting, met zijn rechterhand. Ik schrok hier heel erg van en ik voelde ook direct een stekende pijn in mijn linker lies. Ik kon niet zien of hij iets in zijn handen had. (…) Ik wist direct dat ik gestoken was. Ik ben in het verleden ook al eens in mijn been gestoken en ik herkende de pijn. Daarnaast voelde ik direct dat er iets warms langs mijn been naar beneden liep. (…) Ik ben toen samen met [getuige 1] naar mijn eigen vakantiewoning gelopen. Daar aangekomen zag ik het bloed al over mijn voet lopen. (…) Toen ik ’s avonds in het ziekenhuis lag, kwam mijn zoon op bezoek. Hij had mijn mobiele telefoon meegenomen. Deze telefoon had ik ten tijde van de steekpartij in mijn linker broekzak zitten. Toen ik mijn telefoon kreeg zag ik direct een scheur/kras zitten op de achterzijde van deze telefoon. (…) Deze telefoon heeft dus duidelijk 1 van de steek bewegingen van het mes opgevangen. (…) “ [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting onder andere verklaard:
“Ondertussen graaide ik naar iets om hem weg te werken. Er ging van alles door mij heen. (…) Ik zag het messenblok en dacht als ik hem in zijn been steek dan kan ik wegrennen. (…)
Ik wilde alleen maar weg. Ik dacht bij het steken in zijn been, nu kan ik weglopen. (…) Maar ik had op dat moment al een mes in mijn handen. Ik heb het mes van het aanrecht gepakt en in één vloeiende beweging in zijn been gestoken. Ik wilde weg van hem en ik heb hem hurkend met het mes gestoken. (…) Hij hield mij niet vast. Ik meen zelf dat ik 2 keer gestoken maar ik bleek drie keer te hebben gestoken. (…) Ik kon er na het steken langs en ik stond op en rende weg. (…) “ [6]
Op grond van voornoemde verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft gestoken. Het handelen van verdachte, het steken in de linker lies, is naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op het toebrengen van letsel. Daaruit leidt de rechtbank zijn opzet af op (tenminste) het toebrengen van letsel.
Vervolgens moet de rechtbank in deze zaak beslissen of de handeling van verdachte een poging tot doodslag, hetzij het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert.
Op grond van de voornoemde verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte vanuit gehurkte houding drie maal in de richting van de benen van aangever met een keukenmes heeft gestoken, waarbij hij aangever eenmaal in de linker lies heeft geraakt.
Uit de geneeskundige verklaring komt naar voren dat er bij [slachtoffer] sprake was van een steekverwoning in de linker lies waarbij sprake was van gering uitwendig bloedverlies. [slachtoffer] is één nacht ter observatie in het ziekenhuis opgenomen geweest [7] .
Uit de letselverklaring van 27 februari 2013 komt onder andere over het letsel van [slachtoffer] naar voren dat er naast de steekwond van circa drie centimeter onderhuids vet zichtbaar was met daarbij een forse bloeduitstorting van circa 10 bij 10 centimeter.
“De steekwond lekt wat bloed, deze bloeding kan gestelpt worden met afdrukken van de wond. (…) Er wordt een Ct-scan gemaakt. Vermoedelijk komt de bloeding uit een zijtakje van de hoofdslagader van het linkerbeen (…). In de buik worden geen andere letsels geconstateerd: geen doorboring van de organen of andere vaten. (…) Betrokkene heeft geen levensbedreigend bloedverlies doorgemaakt. In zoverre is er dan nog sprake van een levensbedreigende situatie, dat wanneer de bloeding ondanks het spicaverband toch doorzet er een kans bestaat, dat betrokkene wel een levensbedreigend bloeding zal kunnen doormaken. In dat geval zal een spoedoperatie moeten plaatsvinden. (…) De diepte van de wond, of wel hoe diep het gestelde mes uiteindelijk in het lichaam van betrokkene is gekomen, is niet vast gesteld. “ [8]
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte het volle opzet heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank is van oordeel dat uit de aard van het letsel en de aard van verdachtes handelingen ook niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er een aanmerkelijke kans op de dood van aangever bestond, zodat ook geen sprake is van opzet op de dood in voorwaardelijke zin. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde
De rechtbank zal verdachte voorts vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde. Het slachtoffer heeft een nacht ter observatie in het ziekenhuis gelegen. Er is geen letsel aan inwendige organen noch levensbedreigend bloedverlies geconstateerd en er heeft geen operatie plaatsgevonden. Ook op grond van de zich in het dossier bevindende letselbeschrijving, kan het door aangever opgelopen letsel niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het handelen van verdachte wel een poging tot zware mishandeling op. De rechtbank overweegt daartoe dat het een algemeen bekend feit is dat het steken met een mes in de liesstreek bij iemand zwaar lichamelijk letsel kan veroorzaken. Ook verdachte moet worden geacht daarvan op de hoogte te zijn geweest. Nu verdachte aangever toch met een mes in de lies heeft gestoken, en bovendien nogmaals in de richting van het lichaam van aangever heeft gestoken, welke steek door de mobiele telefoon van aangever is tegengehouden, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer toe te brengen.
Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk, in de zin van voorwaardelijk opzet, geprobeerd heeft aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Ten aanzien van parketnummer 05/720074-14 [9] :
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], p. 35;
- het proces-verbaal van identificatie n.a.v. DNA-sporen, met bijlagen p. 39-43;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juli 2014.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], p. 12-13;
- het proces-verbaal van identificatie n.a.v. DNA-sporen, met bijlagen p. 28-32;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juli 2014.
Ten aanzien van feit 3
Beoordeling door de rechtbank van feit 3, primair
Evenals de officier van justitie als de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de Volkswagen (Transporter) heeft weggenomen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het subsidiair onder 3 tenlastegelegde feit is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte namens [benadeelde 3], p. 44-45;
- het proces-verbaal sporenonderzoek p. 47-49;
- het proces-verbaal van identificatie n.a.v. DNA-sporen, met bijlagen p. 50-54;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juli 2014.
Conclusie
Ten aanzien van parketnummer 05/701782-12
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op
ofomstreeks 08 september 2012 te Ewijk, gemeente Beuningen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] met een mes, in de lies(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van parketnummer 05/720074-14
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1, 2 en 3, subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 12 augustus 2013, te Groesbeek, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een personenauto (Audi, kenteken [kenteken]) toebehorende aan [benadeelde 1], en zich daarbij de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en die weg te nemen auto onder hun bereik te brengen door middel van verbreking, met zijn mededader naar die is gegaan en vervolgens een ruit van de auto
heeft ingeslagen en het contactslot heeft geforceerd waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
2.
hij op 12 augustus 2013, te Groesbeek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een (bestel)auto (Volkswagen Caddy), toebehorende aan [benadeelde 2] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen auto onder hun bereik te brengen door middel van verbreking, met zijn mededader
naar die locatie is gegaan en een ruit van die auto heeft ingeslagen en in die auto heeft plaatsgenomen en het contactslot heeft geforceerd waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
3.
Subsidiair
hij in de periode van 30 juli 2013 tot en met 12 augustus 2013, te Nijmegen en/of te Groesbeek, een Volkswagen Transporter voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die Volkswagen Transporter wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/701782-12
Ten aanzien van het meer subsidiaire feit:
Poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van parketnummer 05/720074-14
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
telkens
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Ten aanzien van feit 3, subsidiair:
Opzetheling
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van parketnummer 05/701782-12
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de strafbaarheid van het feit heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Er ging agressie uit van aangever die de woning van verdachte binnendrong en verdachte voelde zich bedreigd en in het nauw gedreven. In ieder geval was bij verdachte sprake van een hevige gemoedbeweging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen sprake was van zelfverdediging, zodat een beroep op noodweer (exces) niet kan slagen. Verdachte heeft gekozen voor een aanvalshandeling om aangever weg te jagen. Verdachte heeft verklaard dat hij vreesde dat er iets ging gebeuren, maar dat maakt niet dat er ook inderdaad sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij bang was voor aangever en dat hij zichzelf naar aanleiding van een incident “bij de waterkant”, waarbij aangever jegens hem op intimiderende wijze aanspraak maakte op € 2000, twee weken heeft opgesloten in zijn woning. Verdachte zou tevens telefonisch hebben getracht bij de politie aangifte te doen van bedreiging door aangever. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben eveneens verklaard dat verdachte bang was voor aangever en dat hij door aangever werd bedreigd.
Tevens kan uit de verklaringen van aangever in samenhang met de verklaring van getuige [getuige 1] worden afgeleid dat aangever de woning van verdachte betrad door [getuige 1] aan de kant te duwen en op verdachte af te lopen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat aangever een grote brede man is van 120 kg. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat er wel een zekere dreiging uitging van aangever en de wijze waarop hij de woning van verdachte betrad en op verdachte afliep.
Er is echter niet gebleken dat aangever, behalve duwen, fysiek geweld jegens verdachte heeft gebruikt noch van concrete verbale bedreigingen die aangever jegens verdachte op dat moment heeft geuit.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat een beroep op noodweer niet kan slagen nu niet aannemelijk is dat zich een situatie heeft voorgedaan waarin sprake was van reële dreiging van een ogenblikkelijk wederrechtelijke aanranding van verdachte. Ter terechtzitting heeft verdachte weliswaar verklaard dat hij door aangever klem was gezet tegen het aanrecht maar de rechtbank acht dit, gelet op de situatietekeningen die verdachte zelf heeft gemaakt, niet aannemelijk geworden althans is van oordeel dat de realiteit van de dreiging van ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding onvoldoende aannemelijk is geworden.
De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op noodweer(exces). Ook van overige feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten is niet gebleken. Verdachte is dus strafbaar.
Ten aanzien van parketnummer 05/720074-14
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte met betrekking tot parketnummer 05/701782-12 ter zake van het onder primair tenlastegelegde en het met betrekking tot parketnummer 05/720074-14 ter zake van het onder de feiten 1, 2 en 3 subsidiair zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een gedragsinterventie met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 11 juni 2014; en
 twee voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, d.d. 30 januari 2013 en 30 mei 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft geprobeerd een ander zwaar te verwonden. Omdat heeft hij zich bang en bedreigd voelde heeft hij een mes gepakt en het slachtoffer in zijn lies gestoken. Dat hierbij geen ernstig lichamelijk letsel is ontstaan, is een gelukkig toeval en niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft door zijn handelwijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden.
Tevens heeft verdachte zich twee maal schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van een auto alsmede aan de opzetheling van een auto.
Dit zijn ernstige feiten en de rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachte heeft een forse documentatie op zowel het gebied van vermogens- als geweldsdelicten.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij er zich van bewust is dat hij de hulp van de reclassering nodig heeft dat hij bereid is om hier aan mee te werken.
De reclassering heeft in haar laatste rapport overwogen:
“Uit het onderzoek van de reclassering komt naar voren dat betrokkene op meerdere leefgebieden problemen, ervaart, (…). Hij ervaart de ondersteuning vanuit de reclassering als positief en hij ziet meerwaarde in voortzetting van het toezicht. Betrokkene erkent dat hij gebaat is bij hulpverlening om zodoende zijn leven op de rit te kunnen krijgen en justitiecontact te voorkomen. Rapporteur merkt daarbij op dat het belang is dat betrokkene zich in blijft zetten. (…) Daarbij merkt de rapporteur echter wel op dat deze mogelijkheid een laatste kans beleid betreft. (…) Gelet op de delictsgeschiedenis van betrokkene acht de rapporteur de kans op recidive hoog/gemiddeld. (…) Desalniettemin is rapporteur van mening dat er fundamenten moeten worden gebouwd, zodat betrokkene vanuit een basis kan werken aan een zinvolle toekomst. (…)”
Gelet op de ernst van de feiten is rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is. Nu de rechtbank ten aanzien van het feit tegen slachtoffer [slachtoffer] een minder zwaar feit bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van aanzienlijk kortere duur dan is geëist. De rechtbank zal de gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen teneinde een gedragsinterventie op te kunnen leggen. Deze voorwaardelijke straf dient tevens om verdachte ervan te weerhouden opnieuw dergelijke feiten te begaan. Gezien de delictsgeschiedenis van verdachte en de hulp die noodzakelijks is, acht de rechtbank een proeftijd van 3 jaren op zijn plaats.
6A. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van parketnummer 05/720312-13
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 742,21.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot betaling van het bedrag van € 742,21 met wettelijke rente toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van [benadeelde 2] is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente ten aanzien van de reiskosten en het verlies arbeidsvermogen zijn toewijsbaar vanaf 14 augustus 2013 en de wettelijke rente met betrekking tot het “eigen risico autoverzekering” is toewijsbaar vanaf 24 september 2013.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 302, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/701782-12 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten en het onder parketnummer 05/720074-14 feit 3 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 138 (honderdachtendertig) dagen niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt tussen 9:00 - 10:30 uur aan de balie van Reclassering Nederland, Stieltjesstraat 1 te Nijmegen. Hierna moet veroordeelde zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze periode nodig acht;
5. zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een cognitieve vaardigheidstraining (GI-RN), waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland te Nijmegen tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis van verdachte (in parketnummer 05/720074-14).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde 2], te betalen € 742,21 (zevenhonderdtweeënveertig euro en eenentwintig eurocent, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 492,21 (te weten de reiskosten en het verlies arbeidsvermogen) vanaf 14 augustus 2013 en de wettelijke rente over het bedrag van
€ 250,00 (eigen risico) vanaf 24 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], te betalen € 742,21 (zevenhonderdtweeënveertig euro en eenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 492,21 (te weten de reiskosten en het verlies arbeidsvermogen) vanaf 14 augustus 2013 en de wettelijke rente over het bedrag van € 250,00 (eigen risico) vanaf 24 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. F.M.A. 't Hart (voorzitter), mr. G.M.L. Tomassen en mr. S.H. Keijzer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juli 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Zuid, districtsrecherche Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2012089697 (FAZANT), gesloten op 8 januari 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] p. 57-58; het proces-verbaal van verhoor verdachte p.150-151.
3.Een schriftelijk bescheid inhoudende een geneeskundige verklaring d.d. 24 september 2012; het proces-verbaal van bevindingen p. 53-54.
4.Een schriftelijk bescheid inhoudende een letselverklaring opgemaakt op 27 februari 2013 door [arts], forensisch arts.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] p. 58.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 juli 2014.
7.Een schriftelijk bescheid inhoudende een geneeskundige verklaring p. 69
8.Een schriftelijk bescheid inhoudende een letselverklaring van 27 februari 2013 door [arts], forensische arts.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081N-2014027331, gesloten op 20 maart 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.