ECLI:NL:RBGEL:2014:4450

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
AWB-14_566
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van AOW-pensioen met korting wegens niet-verzekerde jaren in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een AOW-pensioen aan eiseres, die in Duitsland heeft gewerkt in de jaren 1966 en 1967. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) had eiseres met ingang van 28 februari 2014 een AOW-pensioen toegekend ter hoogte van 98% van het maximale AOW-pensioen voor gehuwden. Eiseres was het niet eens met de korting van 2% die was toegepast, omdat zij in de genoemde periode niet verzekerd was voor de AOW in Nederland. Eiseres had eerder een pensioenoverzicht aangevraagd, waaruit bleek dat zij in die periode niet verzekerd was, maar zij had hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB terecht heeft besloten dat eiseres niet verzekerd was voor de AOW, omdat zij in Duitsland werkte en daar onder de Duitse wetgeving viel. De rechtbank oordeelde dat de SVB de korting van 2% op het AOW-pensioen terecht had toegepast, aangezien eiseres niet aan de verzekeringsvereisten voldeed. Eiseres had betoogd dat zij op basis van verklaringen van haar voormalige werkgever en informatie van de SVB recht had op een volledig pensioen, maar de rechtbank verwierp dit argument. Er was geen sprake van onjuiste informatie of toezeggingen die eiseres gerechtvaardigde verwachtingen hadden gewekt.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 14/566

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank te Amstelveen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 augustus 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres met ingang van 28 februari 2014 een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend, ter hoogte van 98% van het maximale AOW-pensioen voor een gehuwde.
Bij besluit van 11 december 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2014. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd.

Overwegingen

1.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat bij de toekenning van het AOW-pensioen is uitgegaan van de verzekerde tijdvakken die al zijn vastgesteld. In dat verband heeft verweerder aangegeven dat eiseres op 1 januari 2009 een aanvraag om een pensioenoverzicht heeft ingediend en dat hierop op 28 januari 2009 is beslist. In dat besluit is vermeld dat eiseres over de periode 27 juni 1966 tot en met 31 december 1967 niet verzekerd is geweest (voor de AOW) in Nederland en dat eiseres, indien zij tot haar 65e jaar verzekerd blijft, 98% van het volledige AOW-pensioen krijgt. Tevens is vermeld dat het pensioen 2% wordt gekort, omdat eiseres, naar beneden afgerond, één jaar niet verzekerd is geweest, omdat zij in dat jaar in Duitsland heeft gewerkt.
Verweerder heeft in het bestreden besluit voorts vermeld dat eiseres tegen het besluit van 28 januari 2009 geen rechtsmiddelen heeft aangewend en dat in het geval dat in het bezwaar tegen de toekenning van het AOW-pensioen wordt opgekomen tegen de korting, dat bezwaar wordt geacht te zijn gericht tegen de in de toekenning vervatte weigering om terug te komen van de in het pensioenoverzicht opgenomen korting.
De heroverweging in bezwaar heeft evenwel niet geleid tot een gewijzigde vaststelling van de verzekerde tijdvakken. De toekenning van het AOW-pensioen met een korting van 2% blijft gehandhaafd.
2.
Op grond van de ten tijde in geding van toepassing zijnde wet- en regelgeving geldt het volgende.
Ingezetene in de zin van de AOW is degene, die in Nederland woont. De ingezetene (die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt) is verzekerd voor de AOW.
Op grond van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen (1956) wordt iemand niettemin uitgesloten van verzekering indien de verzekerde buiten Nederland in dienstbetrekking arbeid verricht en ter zake van die arbeid krachtens een in het land waar hij werkt geldende wettelijke regeling inzake ouderdomspensioen verzekerd is.
Gedurende de in geding zijnde periode was verordening (EEG) nr. 3/58 (hierna: Vo. 3/58) van toepassing op migrerende werknemers, zoals eiseres.
In artikel 12 van Vo 3/58 is – voor zover van belang – bepaald dat onverminderd de bepalingen van deze Titel op werknemers of daarmee gelijkgestelden die werkzaam zijn op het grondgebied van een Lidstaat, de wetgeving van deze Staat van toepassing is, zelfs indien zij op het grondgebied van een andere Lid-Staat woonachtig zijn.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de AOW wordt op het ouderdomspensioen een korting toegepast van 2% voor elk kalenderjaar dat de pensioengerechtigde na het bereiken van aanvangsleeftijd (15 jaar) doch vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (in het onderhavige geval 65 jaar) niet verzekerd is geweest.
3.
Vast staat dat eiseres in de periode 27 juni 1966 tot en met 31 december 1967 in Duitsland werkzaam is geweest. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij vijf dagen in de week in Duitsland in een naaiatelier heeft gewerkt en daarvoor salaris ontving.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op het onder 2. weergegeven wettelijk kader, gevolgd kan worden in zijn standpunt dat op eiseres de wetgeving van Duitsland van toepassing is, zodat zij gedurende de bewuste periode, ondanks dat zij in Nederland woonde, niet als verzekerd kan worden aangemerkt ingevolge de AOW en dat de korting van 2% daarom terecht is opgelegd. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 juli 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB0579.
Dat eiseres het Duitse pensioen heeft afgekocht, maakt niet dat zij alsnog als verzekerd over die periode kan worden aangemerkt.
Verweerder heeft dan ook terecht een AOW-pensioen toegekend ter hoogte van 98% van het maximale AOW-pensioen voor een gehuwde.
4.
Nu geoordeeld moet worden dat er geen reden is om verweerders vaststelling dat eiseres in de periode 27 juni 1966 tot en met 31 december 1967 niet verzekerd is geweest voor de AOW onjuist te achten, moet tevens worden vastgesteld dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, op grond waarvan verweerder de eerdere beslissing over het niet verzekerde jaar in redelijkheid niet had kunnen handhaven.
5.
Eiseres heeft ten slotte betoogd dat zij aan de verklaringen van haar vroegere werkgever in Duitsland zowel als aan de uitlatingen namens verweerder het vertrouwen heeft ontleend dat zij recht zou hebben op een volledig pensioen.
Dit betoog treft geen doel. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet gebonden kan worden door – onjuiste – informatie van de voormalig werkgever van eiseres.
Voorts is de rechtbank niet gebleken van uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd gedane toezeggingen door de bezwaarmedewerker [naam] namens verweerder, die bij eiseres gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt dat een volledig pensioen zou worden toegekend. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is alleen naar voren gekomen dat door de SVB bemiddeld zou worden met betrekking tot het Duits pensioen.
6.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W. van Osch - Leysma, voorzitter, mr. H.J. Klein Egelink en mr. C.W.C.A. Bruggeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Litjens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.