Uitspraak
[verdachte]
Rechtbank Gelderland
In de zaak voor de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en het aanwezig hebben van hennep. De verdachte, geboren in de Bondsrepubliek Duitsland, werd bijgestaan door haar advocaat, mr. M.R. Roethof. De officier van justitie, mr. G. Steeghs, had geëist dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De tenlastelegging betrof het verwerven en voorhanden hebben van een bedrag van ongeveer € 176.149,82, dat afkomstig zou zijn van misdrijf.
Tijdens de zitting op 2 juli 2014 heeft de rechtbank het bewijs tegen de verdachte beoordeeld. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met een medeverdachte dit bedrag had witgewassen, terwijl zij wist dat het geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De verklaringen van de verdachte en haar familieleden over de herkomst van het geld werden als voldoende concreet en verifieerbaar beschouwd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat haar medeverdachte geld verdiende met werkzaamheden in de bouw en de handel. Gezien de omstandigheden van de verdachte, waaronder haar beperkte kennis van de Nederlandse taal en haar persoonlijke situatie, achtte de rechtbank het niet onaannemelijk dat zij niet op de hoogte was van de criminele activiteiten van haar medeverdachte. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit, waarbij werd opgemerkt dat de verdachte in totaal ongeveer € 85.000,- had ontvangen van haar familie en dat er geen bewijs was dat zij wist dat het geld van misdrijf afkomstig was.