ECLI:NL:RBGEL:2014:4438

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
05/720072-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een bierflesje in Arnhem

Op 16 juli 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong op 8 maart 2014 in Arnhem, waar de verdachte een bierflesje kapot sloeg en vervolgens het slachtoffer, [slachtoffer], met de gebroken fles verwondde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een gewelddadige situatie bevond, maar heeft geoordeeld dat hij niet met voorbedachten rade handelde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zware mishandeling, maar verklaarde de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich door zijn eigen handelen in de situatie had gebracht en verwierp het beroep op noodweer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 122 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 80 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn aanstaande vaderschap en zijn werk.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720072-14
Datum zitting : 02 juli 2014
Datum uitspraak : 16 juli 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld met voorbedachten raad.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 2 juli 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. R. Leuven, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [2]
De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging eens dat verdachte moet worden vrijgesproken van de voorbedachten raad.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. Het slachtoffer heeft verwondingen opgelopen in zijn gezicht, rug en handen, waarbij in de hand een pees is geraakt, die moest worden gehecht. Daarnaast leveren de verwondingen in het gezicht ontsierende littekens op. Alles bij elkaar genomen, is de officier van justitie van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de zware mishandeling en de poging daartoe omdat geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft naar achteren geslagen en was zich daarbij niet bewust van het feit dat hij een bierflesje in zijn handen had.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de verklaringen van aangever [slachtoffer], verdachte zelf en getuige [getuige] uit van het volgende feitencomplex:
Verdachte heeft een bierflesje op een hekwerk kapot geslagen. Aangever [slachtoffer] heeft verdachte vervolgens met zijn armen om zijn nek vastgepakt en als reactie hierop heeft verdachte met zijn rechterarm meerdere keren naar achteren gestoken/geslagen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer]. Verdachte had op dit moment in zijn rechterhand een kapot bierflesje, dat hij bij de hals had vastgepakt en dat hij met de kapotte kant naar boven gericht hield. [slachtoffer] is hierdoor verwond geraakt aan zijn hoofd en hand.
Verdachte heeft daarnaast aangever met de bierfles in zijn rug gestoken, waardoor aangever ook een wond in zijn rug opliep.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich niet bewust was van het feit dat hij een bierflesje in zijn handen had. Met name niet omdat hij eerst het bierflesje op een hek kapot heeft geslagen voordat hij zich met de ruzie ging bemoeien.
Door met een kapot bierflesje te steken/slaan in (de richting van) het hoofd van een ander op een dusdanige afstand dat je diegene daadwerkelijk kunt raken, aanvaard je op z’n minst de aanmerkelijke kans dat die ander daarbij zwaar lichamelijk letsel oploopt.
De rechtbank is echter, anders dan de officier van justitie, van oordeel, dat in deze zaak niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel, nu uit de geneeskundige verklaring enkel volgt dat sprake is van ‘snij- en steekwonden’ en ‘(minimaal) drie maanden herstel’, maar in het dossier verder niets staat over de verdere gevolgen of de medische toestand van het slachtoffer op dit moment. Of er littekens in het gezicht zijn ontstaan, zoals de officier van justitie stelt, en hoe groot of ontsierend die zijn, kan uit het dossier niet worden afgeleid.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de zware mishandeling, maar zal de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen verklaren.
Subsidiair
hij op 08 maart 2014, te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een bierfles kapot heeft geslagen op een hekwerk en die [slachtoffer] met die kapotte bierfles, op/tegen/in het hoofd heeft gestoken en/of geslagen en in/op/tegen de hand heeft gestoken en/of geslagen en in de rug heeft gestoken en/of geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van subsidiair:
‘poging tot zware mishandeling’
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdediging vindt dat verdachte niet mag worden gestraft, omdat hij handelde uit verdediging van zijn eigen lijf en doet daarmee een beroep op noodweer c.q. noodweerexces.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Verdachte had geen enkele reden om naar buiten te gaan en zich te bemoeien met de zich daar afspelende de ruzie. Er was geen aanleiding om een bierflesje kapot te slaan en daarmee vervolgens over het hek de tuin van de buren in te springen en op de ruziemakers af te lopen.
Naar het oordeel van de rechtbank was dit gedrag van verdachte zo bedreigend dat hij daardoor heeft kunnen en mogen verwachten dat zou worden gereageerd op zijn handelen en dat een eventuele reactie hierop een gewelddadig karakter zou hebben. Verdachte heeft zich door eigen toedoen gebracht in de situatie, die vervolgens ontstond, namelijk dat hij om zijn nek werd vastgepakt. Het gedrag van verdachte, voorafgaande aan het vastpakken om verdachtes nek door [slachtoffer] staat dan ook het slagen van een beroep op noodweer in de weg.
Nu geen sprake was van een noodweersituatie wordt ook het beroep op noodweerexces verworpen.
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 122 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt zich melden bij de reclassering en het volgen van de gedragsinterventie CoVaplus-training met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot het verrichten van 150 (honderdvijftig) uren werkstraf subsidiair 75 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte, op basis van het reclasseringsrapport, verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om in het bijzonder bij de straf mee te wegen zijn fulltime baan, zijn toekomstige vaderschap van een tweeling en het feit dat een behandeling en gedragsinterventie in het kader van een voorwaardelijke straf al de nodige tijd zullen gaan kosten.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 21 mei 2014; en
 een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils, jeugdzorg & reclassering, gedateerd 18 juni 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft het slachtoffer met een gebroken bierflesje in zijn gezicht, handen en rug gestoken/geslagen. De rechtbank vindt dit een zeer ernstig feit. Hoewel het slachtoffer - onder andere - verwondingen in zijn gezicht heeft opgelopen, mogen zowel het slachtoffer als verdachte van geluk spreken, dat het niet slechter is afgelopen. Het slachtoffer is namelijk net boven zijn linkeroog geraakt door het kapotte bierflesje. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij, hoewel pas laat, openheid van zaken heeft gegeven en verantwoording neemt voor zijn gedrag. Verdachte lijkt oprecht spijt te hebben. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Deze gebeurtenis lijkt daarmee een uitzondering. De rechtbank zal gelet hierop een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf de voorwaarden verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering en dat hij een CoVaplus-training zal volgen.
De rechtbank houdt daarnaast, meer dan de officier van justitie, rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte in die zin dat hij straks vader wordt van een tweeling, een fulltime baan op forse afstand van huis heeft, zwakbegaafd is en hij in het kader van de voorwaardelijke gevangenisstraf een CoVa plus-training zal moeten volgen en dit allemaal een behoorlijke druk op verdachte zal leggen. De rechtbank zal daarom de door de officier van justitie gevorderde werkstraf matigen naar 80 uren.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 45 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 122 (honderdtweeëntwintig) dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij de reclassering van het Leger des Heils te Arnhem, [adres 4] en zich gedurende de proeftijd twee jaar zal blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een GI-LdH CoVaplus training (IQ 70-90) waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
het verrichten van een werkstraf gedurende 80 (tachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 40 (veertig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. M.A. Jansen-van Leeuwen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. M.G.J. Post, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2014.
Bijlage I
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Primair
hij op op of omstreeks 08 maart 2014, te Arnhem, aan een persoon (te weten
[slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar
lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad
en rustig overleg, althans opzettelijk die [slachtoffer] met een kapotgeslagen
bierfles, althans met een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen/in het hoofd
heeft gestoken of gestoten, in ieder geval getroffen en/of in/op/tegen de hand
heeft gestoken en/of gestoten en/of gesneden, in ieder geval getroffen en/of
in de rug heeft gestoken en/of gestoten, in ieder geval getroffen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 08 maart 2014, te Arnhem,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans
opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (na kalm
beraad en rustig overleg) een bierfles kapot heeft geslagen op een hekwerk
en/of (vervolgens naar die [slachtoffer] is gelopen en/of die [slachtoffer] met die kapotte
bierfles, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in het hoofd
heeft gestoken en/of gestoten en/of geslagen, in ieder geval getroffen en/of
in/op/tegen de hand heeft gestoken en/of gestoten en/of geslagen en/of
gesneden, in ieder geval getroffen en/of in de rug heeft gestoken en/of
gestoten en/of geslagen, in ieder geval getroffen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 303 Wetboek van Strafrecht
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 08 maart 2014 te Arnhem opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een kapotgeslagen bierfles, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp op/tegen/in het hoofd heeft gestoken of gestoten, in ieder geval
getroffen en/of in/op/tegen de hand heeft gestoken en/of gestoten en/of
gesneden, in ieder geval getroffen en/of in de rug heeft gestoken en/of
gestoten, in ieder geval getroffen; tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk
letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Bijlage II
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:

Eigen waarneming van de rechter d.d. 2 juli 2014:
Foto op pagina 58 van de het dossier, waarop direct boven het rechteroog, van aangever [slachtoffer] een verticale streep, gelijkend op een gehechte snijwond is te zien.

Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 2 juli 2014:
Op 8 maart 2014 was ik in Arnhem aan de [adres 2]. […] Ik heb dat bierflesje kapotgeslagen, omdat ik bang was. Ik wou hem van me afslaan. Nadat ik hem had geraakt in de hand en hals, sprong hij van me af. […]
Ik had dat bierflesje met mijn rechterhand bij de hals vast, met het gebroken glas naar boven. Met mijn rechterarm maakte ik vervolgens de beweging over mijn linkerschouder. Het slachtoffer, [slachtoffer], had toen zijn hoofd bij mijn rechterschouder. Hoe vaak ik die beweging met mijn arm heb gemaakt, weet ik niet. Het zou kunnen dat dat twee keer is geweest.
Het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, District Arnhem Veluwe Zoom, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2014026542, gesloten op 23 mei 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld:

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], p. 51- 53:
Omdat mijn dochtertje jarig was ben ik gisteren naar mijn vriendin gegaan op de [adres 3]te Arnhem. Ik ben daar dus op zaterdag 8 maart 2014 om 9.00 uur naar toe gegaan. […]Toen ik hem vast had begon hij met de bierfles die hij vast had te steken. Hij stak mij vervolgens in mijn hoofd en in mijn linkerhand. […] Vervolgens werd ik door de jongen met de bierfles in mijn rug gestoken.

Proces-verbaal verhoor [getuige], p. 156-157:
Ik zag dat die jongen met het bierflesje in zijn hand achteruit stak in de richting van het hoofd van [slachtoffer]. Volgens mij gebruikte hij zijn rechterhand. Volgens mij had hij het bierflesje steeds rechts vast. Hij sloeg het flesje met zijn rechterhand over zijn linker heen kapot op het hek. Ik zag dat [slachtoffer] geraakt werd in zijn hoofd of nek. Ik zag dat die jongen twee keer zijn rechterhand met daarin het glas naar achteren afhaalde in de richting van het hoofd van [slachtoffer].

Voetnoten

1.De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.