De Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 41-jarige man die als ongewenst vreemdeling in Nederland verbleef. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor meerdere feiten, waaronder diefstal van levensmiddelen en verzorgingsproducten ter waarde van 107,83 euro, bedreiging van aspirant-politiemensen en belediging van deze ambtenaren. De feiten vonden plaats in de gemeente Nijmegen op respectievelijk 7 april en 11 juni 2014. De politierechter verwierp het verweer van de verdachte dat hij onvoldoende tijd had gekregen om Nederland te verlaten na zijn ontslag uit detentie. De rechtbank oordeelde dat de ongewenstverklaring van de verdachte, die dateert van 7 juli 2006, niet heroverwogen hoefde te worden, aangezien deze nog steeds van kracht was. De officier van justitie had geëist dat de verdachte voor de tenlastegelegde feiten zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. De politierechter achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde de gevraagde straf op. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten, waarbij de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke delicten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier R.G. van Geenen.