ECLI:NL:RBGEL:2014:4213

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
8 juli 2014
Zaaknummer
05/800123-14, 05/109665-13 (tul) en 05/841197-13 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot ISD voor de duur van 2 jaar na diefstal en afpersing

Op 8 juli 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 februari 2014 in Nijmegen een fiets heeft gestolen, toebehorende aan een benadeelde partij. De verdachte heeft de fiets weggenomen vanuit de tuin van de woning van de benadeelde. Daarnaast heeft de verdachte op 22 februari 2014 in Nijmegen een vrouw en haar man bedreigd om hen te dwingen geld af te geven. De verdachte heeft hen met geweld gedreigd, wat leidde tot de afgifte van € 2,- door de vrouw. Op 12 maart 2014 heeft de verdachte ook geld weggenomen uit een kassalade van een bus, wat eveneens als diefstal werd gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/800123-14, 05/109665-13 (tul) en 05/841197-13 (tul)
Datum zitting : 24 juni 2014
Datum uitspraak : 8 juli 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsman : mr. R.J. Laatsman, advocaat te Oss.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 februari 2014 in de gemeente Nijmegen met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening vanuit een tuin van een woning aan de
[straat] heeft weggenomen een fiets (witte damesfiets van merk gazelle),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 22 februari 2014 in de gemeente Nijmegen met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de
afgifte van geld (EUR 2,00), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] e/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij de vrije doorgang van [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1],
die op dat moment in een rolstoel zat, heeft versperd en/of vervolgens die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft aangesproken met de volgende woorden: "Ik heb
vast gezeten met TBS en ik moet geld hebben" en/of "Ik kan jou en jouw man ook
in elkaar slaan en het geld pakken" en/of "Ik kan iets uit mijn zak pakken en
dat in de nek van jouw vrouw zetten dan is dat ook einde verhaal", althans
woorden van dergelijke dreigende aard en strekking;
3.
hij op of omstreeks 12 maart 2014 te Wijchen met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening uit een kassalade van een bus heeft weggenomen
een hoeveelheid geld (10 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte; (05-800144-14)
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/109665-13) betreffende de voorwaardelijke veroordeling door politierechter te Arnhem op 24 september 2013.
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/841197-13) betreffende de voorwaardelijke veroordeling door politierechter te Arnhem op 28 oktober 2013.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 24 juni 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.J. Laatsman, advocaat te Oss.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde 2]
De officier van justitie, mr. R. Leuven, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 23 februari 2014 in Nijmegen vanuit een tuin van een woning aan de [straat] een witte damesfiets van het merk Gazelle, toebehorende aan [benadeelde 1], weggenomen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging is er geen sprake van een voltooide diefstal. Door de verdediging is een beroep gedaan op vrijwillige terugtred.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij niet de intentie had de fiets te stelen; hij wilde de eigenaresse enkel erop attenderen dat de fiets niet op slot stond en dus makkelijk kon worden gestolen. Hij liep nog met de fiets in de hand en was nog niet weggefietst.
Door de fiets uit de tuin weg te nemen, heeft verdachte als heer en meester beschikt over de fiets. Op dat moment was er reeds sprake van een voltooide diefstal. Dat verdachte dit deed met de bedoeling de eigenaresse van de fiets erop te attenderen dat de fiets niet goed was afgesloten, doet daar niet aan af en is ook niet geloofwaardig, omdat elke ondersteuning voor dat standpunt ontbreekt.. Van vrijwillige terugtred kan slechts sprake zijn tot het moment waarop het delict is voltooid. Evenmin doet daaraan af dat verdachte nog niet op de fiets had gefietst.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen geld heeft gekregen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2].
Door de verdediging is vrijspraak bepleit, omdat er geen sprake is geweest van enige dwang tot afgifte van het geld.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat ze op 22 februari 2014 in Nijmegen was en dat haar man de rolstoel waarin zij zat duwde. Toen ze bij hun woning kwamen en de voortuin in wilden gaan, stond in één keer een man met zijn fiets tussen hen en het poortje in. Hij versperde hen de doorgang waardoor ze de poort niet meer in konden. De man vertelde een warrig verhaal dat hij 10 jaar vast had gezeten met TBS. Hij zei dat hij € 10,- moest hebben om bij het MFC naar binnen te kunnen. [slachtoffer 1] en haar man zeiden dat ze dat niet hadden waarop de man zei dat ze het zouden kunnen pinnen. Ze zeiden dat ze dat niet gingen doen, waarop de man zei “ ik kan jullie ook in elkaar slaan, dan heb ik het geld ook”. Ook zei de man dat hij iets uit zijn jas kon pakken wat hij bij hen in de nek zou kunnen zetten en dan was het ook zo gebeurd. [slachtoffer 1] werd daar zo bang van dat ze uit haar jaszak wat los geld pakte en hem een muntstuk van € 2,- gaf. [4]
De man van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], heeft het volgende verklaard. Op 22 februari 2014 wilde hij via het tuinpoortje de voortuin in Nijmegen in rijden toen er een man op een fiets tussen de rolstoel van zijn vrouw en het tuinhekje kwam staan. De man belette hen de vrije doorgang naar hun voortuin. De man sprak hen aan en vertelde dat hij 10 jaar vast had gezeten met TBS en dat hij € 10,- moest hebben om bij het MFC binnen te komen. Ze zeiden dat ze geen klein geld bij zich hadden en alles met de pinpas deden. Hij zei dat ze dan die € 10,- maar moesten gaan pinnen. Ze zeiden dat ze niet zoveel geld op de rekening hadden staan. Daarop zei de man dat hij hen dan in elkaar zou kunnen slaan want hij dan het geld gewoon kon pakken. Daarna zei hij tegen [slachtoffer 2]: “ik kan ook iets uit mijn jas pakken en als ik dat in je nek zet dan is het ook einde verhaal”. [slachtoffer 2] was bang dat als ze geen geld zouden geven de man zijn vrouw of hem iets aan zou doen om toch wat geld te bemachtigen. [slachtoffer 1] was het bangst hiervoor en pakte wat muntgeld uit haar jaszak. Zij gaf de man een muntstuk van € 2,-. [5]
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij met zijn fiets bijna tegen de man en de vrouw aan botste en dat de vrouw in een rolstoel zat. Hij vertelde hen dat hij bij het MFC wilde gaan slapen en dat hij daar wat geld voor nodig had. Verder heeft hij hen verteld dat hij TBS heeft gehad. Hij kreeg € 2,- van de vrouw. [6] Ter terechtzitting ontkende verdachte dat hij geld heeft gekregen.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van aangeefster en haar man consistent en gedetailleerd zijn en met elkaar overeenkomen. In grote lijnen worden de verklaringen voorts ondersteund door de verklaring van verdachte, afgelegd ten overstaan van de politie. De verklaring van verdachte daarentegen is niet consistent, met name niet met betrekking tot de afgifte van het geld door de vrouw. De verklaring van verdachte wijkt slechts af van de verklaringen van aangeefster en haar man op onderdelen die betrekking hebben op de dwang en de dreiging. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van aangeefster en haar man en bezigt deze tot het bewijs. Op grond van die verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot afgifte van de € 2,-.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde [7]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 12 maart 2014 in Wijchen uit een kassalade van een bus een hoeveelheid geld (10 euro), toebehorende aan [benadeelde 2], weggenomen. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht er rekening mee te houden dat verdachte uit eigen wil de weggenomen € 10,- weer aan de buschauffeur wilde teruggeven.
Beoordeling door de rechtbank
Door het geld uit de kassalade weg te nemen, heeft verdachte als heer en meester beschikt over het geldbedrag van € 10,-. Op dat moment was er reeds sprake van een voltooide diefstal. Dat verdachte op een later moment – al dan niet door een van buiten komende factor – alsnog het geld terug wilde geven doet daar niet aan af.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 23 februari 2014 in de gemeente Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanuit een tuin van een woning aan de [straat] heeft weggenomen een fiets (witte damesfiets van merk gazelle), toebehorende aan [benadeelde 1];
2.
hij op 22 februari 2014 in de gemeente Nijmegen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (EUR 2,00), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke bedreiging met geweld
hierin bestond dat hij de vrije doorgang van die [slachtoffer 1], die op dat moment in een rolstoel zat, en [slachtoffer 2] heeft versperd en vervolgens die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heeft aangesproken met de volgende woorden: "Ik heb vast gezeten met TBS en ik moet geld hebben" en/of "Ik kan jou en jouw man ook in elkaar slaan en het geld pakken" en/of "Ik kan iets uit mijn zak pakken en dat in de nek van jouw vrouw zetten dan is dat ook einde verhaal", althans woorden van dergelijke dreigende aard en strekking;
3.
hij op 12 maart 2014 te Wijchen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kassalade van een bus heeft weggenomen een hoeveelheid geld (10 euro), toebehorende aan [benadeelde 2].
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 3, telkens:
Diefstal.
Ten aanzien van feit 2:
Afpersing.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD).
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht geen ISD op te leggen, maar als er ISD wordt opgelegd dit geheel voorwaardelijk te doen. Een onvoorwaardelijke ISD is niet passend. Een kale ISD zal de gedragsproblematiek van verdachte niet oplossen en de recidive evenmin verminderen. Mocht de rechtbank toch een ISD opleggen, dan verzoekt de verdediging de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht in mindering te brengen op de duur van de maatregel.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 4 juni 2014;
 twee voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd respectievelijk 14 maart 2014 en 27 mei 2014, betreffende verdachte; en
 een briefrapport van Veiligheidshuis Gelderland Zuid, gedateerd 24 maart 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is vele malen onherroepelijk veroordeeld ter zake van vermogens- en geweldsdelicten. Verdachte heeft thans 22 pagina’s aan justitiële documentatie. Ook nu wordt verdachte weer veroordeeld voor soortgelijke feiten, te weten diefstal en afpersing. Deze feiten bezorgen de samenleving als geheel en degenen die slachtoffer worden van verdachtes gedrag in het bijzonder ernstige overlast.
Door de officier van justitie is de oplegging van de ISD-maatregel gevorderd.
De door verdachte thans begane feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Verdachte is in de vijf jaren voorafgaande aan deze feiten ten minste drie (of meer) keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf en/of maatregel of taakstraf veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen.
Gelet op het feit dat de thans bewezenverklaarde feiten zijn begaan na een recente veroordeling wegens (soort)gelijke delicten, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal plegen, zodat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist. De maatregel strekt derhalve tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan de vereisten van artikel 38m, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
In het laatste reclasseringsrapport staat vermeld dat verdachte staat geregistreerd als veelpleger in Nijmegen en Utrecht. Verdachte heeft nooit stabiliteit en veiligheid gekend en is in zijn tienerjaren ontspoort in harddruggebruik en crimineel gedrag. Vanaf zijn 16e levensjaar heeft hij alleen op straat, in penitentiaire inrichtingen en in de TBS kliniek geleefd. Resocialisatie vanuit de TBS kliniek heeft niet plaatsgevonden; de maatregel werd beëindigd en verdachte kwam op straat te staan. Daarna is diverse keren geprobeerd om tot een begeleidings- of behandeltraject te komen, maar dit is niet gelukt. De persoonlijkheidsproblematiek, geldgebrek, het ontbreken van zinvolle dagbesteding en mogelijk zijn middelengebruik hebben zijn delict gedrag in stand gehouden. Verdachte zegt wel een ander leven te willen, maar neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen; hij blijft de schuld of oorzaak van zijn omstandigheden buiten zichzelf leggen. Zolang dit niet verandert, blijft het recidiverisico hoog. Er zijn momenteel geen beschermende factoren in zijn leven.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Gelet voorts op het belang van beveiliging van de maatschappij en van beëindiging van de recidive van de verdachte, zal de rechtbank de maatregel voor de (maximale) duur van twee (2) jaren opleggen en zal zij de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen, een geldbedrag van € 10,- en een dvd, niet toebehoren aan de verdachte en aan de rechthebbende zullen moeten worden teruggegeven.
6A. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 869,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een door de rechtbank te schatten bedrag. Het weggenomen geldbedrag komt naar het oordeel van de officier van justitie in ieder geval voor toewijzing in aanmerking; voorts is (een deel van) de administratiekosten voor toewijzing vatbaar.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht de vordering af te wijzen c.q. niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij is onvoldoende en te vaag onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank vergt behandeling van de civiele vordering een nader onderzoek naar de grondslag daarvan en het daartegen ingebrachte verweer. Een dergelijke behandeling betekent echter een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
6B. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/109665-13) betreffende de voorwaardelijke veroordeling door politierechter te Arnhem op 24 september 2013 tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Deze gevangenisstraf is reeds volledig tenuitvoergelegd bij parketnummer 16/039431-14 door de politierechter te Utrecht op 29 april 2014, welke uitspraak nog niet onherroepelijk is.
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/841197-13) betreffende de voorwaardelijke veroordeling door politierechter te Arnhem op 28 oktober 2013 tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank acht tenuitvoerlegging van deze straffen niet opportuun nu verdachte wordt veroordeeld tot ISD voor de duur van 2 jaren.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een geldbedrag van € 10,- en een dvd, aan de rechthebbende.
Ten aanzien van feit 3:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] .
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
Ten aanzien van parketnummer 05/109665-13
Wijst af de vordering.
Ten aanzien van parketnummer 05/841197-13
Wijst af de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. M.A. Jansen-van Leeuwen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081N-2014019060, gesloten op 25 februari 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1], namens [benadeelde 1], p. 7 tot en met 9 en verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2014.
3.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081N-2014019060, gesloten op 25 februari 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], p. 19 en 20.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2], p. 22 en 23.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 32 en 33.
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081N-2014024330, gesloten op 13 maart 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
8.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2], namens [benadeelde 2], p. 4 en 5 en verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2014.