Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[betrokkene],
Motivering
Beslissing:
[betrokkene]met
1 (één) jaar.
Rechtbank Gelderland
Op 24 juni 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) voor een jeugdige, hierna aangeduid als betrokkene. De vordering tot verlenging, ingediend door de officier van justitie op 16 mei 2014, was gebaseerd op de noodzaak om de behandeling van betrokkene voort te zetten. De PIJ-maatregel was oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van 30 augustus 2011 en werd ten uitvoer gelegd op 10 april 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene zich in het verleden heeft onttrokken aan de behandeling en dat er een risicofactor aanwezig is in de vorm van drugsgebruik. De deskundige heeft in een verlengingsadvies aangegeven dat betrokkene voldoende motivatie toont, maar dat hij nog steeds ondersteuning nodig heeft om zijn gedragsverandering te waarborgen.
Tijdens de zitting heeft de raadsman van betrokkene betoogd dat de PIJ-maatregel niet met 12 maanden, maar met 8 maanden verlengd zou moeten worden, om zo de motivatie van betrokkene te behouden en kritisch te blijven kijken naar het vervolgtraject. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de risico's van recidive en de noodzaak voor verdere behandeling en begeleiding zwaarder wegen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gevorderde verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van één jaar noodzakelijk is voor de ontwikkeling van betrokkene en om de behandeldoelen te realiseren.
De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van betrokkene, waarbij de noodzaak voor intensieve coaching en controle op middelengebruik is benadrukt. De rechtbank heeft de termijn van de maatregel verlengd met één jaar, zodat betrokkene de kans krijgt om zijn gedrag verder te verbeteren en de opgedane kennis en vaardigheden ook buiten de inrichting toe te passen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op de zitting van 24 juni 2014.