ECLI:NL:RBGEL:2014:3963

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
27 juni 2014
Zaaknummer
AWB-14_289
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. J.H. van Breda
  • mr. L. van Gijn
  • mr. A.G.A. Nijmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor parkeergarage in Elst

In deze zaak hebben eisers, Martens Metaal Elst BV, Otco Straal- en Spuitbedrijf BV en Otco Vastgoed BV, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe. Dit besluit, genomen op 29 november 2013, verklaarde het bezwaar van eisers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een parkeergarage en het maken van een uitweg op het perceel Energieweg te Elst ongegrond. De rechtbank Gelderland heeft op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij het beroep van eisers ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers ter zitting hun beroepsgronden met betrekking tot bodemverontreiniging hebben ingetrokken. Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eisers over de gevolgen van de uitweg voor de bruikbaarheid en veiligheid van de weg buiten beschouwing gelaten, omdat deze niet eerder naar voren waren gebracht en daarmee in strijd waren met de eisen van een goede procesorde.

Eisers betoogden dat de bouw van de parkeergarage en de uitweg in strijd zijn met het bestemmingsplan "Elst Centraal, Infra, P+R en Huis der Gemeente". De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het bouwplan niet in strijd is met de relevante regels van het bestemmingsplan, zoals vastgesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat er geen aanknopingspunten zijn voor het inlezen van weggetoetste planonderdelen en dat de Flora- en faunawet niet strekt tot bescherming van de bedrijfsmatige belangen van eisers. De rechtbank heeft de eisers in het ongelijk gesteld en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 14/289

proces-verbaal van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen
Martens Metaal Elst BV, Otco Straal- en Spuitbedrijf BV en Otco Vastgoed BVte Elst, eisers
(gemachtigde: mr. P.J.G. Poels),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwete Elst, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Bouwbedrijf Aan de Stegge Twello BV.

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2013 heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een parkeergarage en het maken van een uitweg op het perceel, plaatselijk bekend Energieweg (ongenummerd) te Elst (het perceel).
Bij besluit van 29 november 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2014. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R.M. Willemse, S. Rutten en A. Mulder-Bartels, bijgestaan door mr. J.H. Meijer. Namens de derde-partij is [naam], verschenen, bijgestaan door mr. A.J. van Zwieten de Blom.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1.
Ter zitting hebben eisers de beroepsgronden met betrekking tot bodemverontreiniging ingetrokken.
2.
Wat eisers eerst ter zitting betogen met betrekking tot de gevolgen van de te maken uitweg voor de bruikbaarheid en veiligheid van de weg, wordt, mede omdat niet valt in te zien waarom eisers dit niet eerder naar voren hadden kunnen brengen, wegens strijd met de eisen van een goede procesorde, buiten beoordeling gelaten.
3.
Eisers betogen dat het bouwen van de parkeergarage en het maken van de uitweg in strijd zijn met het bestemmingsplan “Elst Centraal, Infra, P+R en Huis der Gemeente”. Bij uitspraak van 10 juli 2013 met zaaknummer 201208101/1/R2 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, na het van toepassing verklaren van de Crisis- en herstelwet, onderdelen van het bestemmingsplan vernietigd. Op 29 oktober 2013 heeft de Afdeling een rectificatie van de uitspraak verzonden. Het perceel heeft ingevolge het bestemmingsplan, zoals dat met de uitspraak van de Afdeling geldt, de bestemming ˈVerkeer-Verblijfˈ met aanduiding ˈparkeergarageˈ.
Ingevolge artikel 8.1.1 van de planregels zijn de voor ˈVerkeer-Verblijfˈ aangewezen gronden bestemd voor:
a. straten en paden;
(…);
c. parkeervoorzieningen onder meer in de vorm van een parkeergarage;
(…).
Ingevolge artikel 8.2.3 is ter plaatse van de aanduiding ˈparkeergarageˈ een gebouw ten behoeve van een parkeergarage toegestaan. Hiervoor gelden de volgende regels: (…).
Vaststaat en niet in geschil is dat het bouwplan niet in strijd is met de in artikel 8.2.3 specifiek voor het bouwen van de parkeergarage gegeven regels. Gelet op wat hiervoor is overwogen kan niet anders worden geoordeeld dan dat het bouwen van de parkeergarage en het maken van de uitweg niet in strijd zijn met het bestemmingsplan. Anders dan eisers mogelijk menen, zijn er daarom geen aanknopingspunten voor het inlezen van weggetoetste planonderdelen, waaronder wat voorheen in artikel 8.1.1 onder e. en m. was vermeld met betrekking tot verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen ten behoeve van railverkeer. De in artikel 1.30 opgenomen begripsbepaling heeft in zoverre geen betekenis meer. Dat de parkeergarage mogelijk, zoals eisers stellen, (uitsluitend) ten behoeve van het railverkeer zal worden gebruikt, kan dan ook, wat daarvan ook zij, niet tot een ander oordeel leiden. Het betoog van eisers slaagt niet.
4.
Wat eisers betogen met betrekking tot strijd met de Flora- en faunawet, kan gelet op artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep. De Flora- en faunawet strekt niet tot bescherming van de bedrijfsmatige belangen van eisers, waartoe ook de verhuurbaarheid van de thans leegstaande bedrijfswoning van Otco Vastgoed BV moet worden gerekend.
5.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, voorzitter, mr. L. van Gijn en mr. A.G.A. Nijmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Saedt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
Griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Gelet hierop worden in het hoger beroep de beroepsgronden in het beroepschrift opgenomen; wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, en kunnen deze na afloop van de beroepstermijn niet meer worden aangevuld.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.