ECLI:NL:RBGEL:2014:3918

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juni 2014
Publicatiedatum
26 juni 2014
Zaaknummer
05/780004-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van diefstal met geweld bij videotheek en woning

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld, heeft de rechtbank Gelderland op 26 juni 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, waaronder de diefstal van een aanzienlijke hoeveelheid geld en sieraden uit een kluis, en de bedreiging en mishandeling van de benadeelde partij, [benadeelde 1]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De zaak was complex, met tegenstrijdige verklaringen van de betrokken partijen. De rechtbank vond dat de verklaring van de aangever niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs, en dat de alternatieve lezing van medeverdachte [medeverdachte 1] plausibel was. De rechtbank concludeerde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte of zijn medeverdachten geweld hadden gebruikt of de aangever hadden gedwongen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partijen, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], die schadevergoeding eisten, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de gestelde schade niet rechtstreeks was toegebracht door enig bewezenverklaard feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/780004-13
Datum zitting : 25 april 2013, 12 juni 2014
Datum uitspraak : 26 juni 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw : mr. K. Spoor, advocaat te Steenwijk.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 26 juli 2012, te Horssen, gemeente Druten en/of te Arnhem,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben
weggenomen uit een kluis (ongeveer) 36.000 Euro, althans een hoeveelheid geld
en/of een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) -zakelijk weergegeven- dat
verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [benadeelde 1] heeft/hebben
gestompt en/of geslagen en/of tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd dat hij
moest betalen, geld, veel geld en/of in de videotheek van die [benadeelde 1] goederen
heeft/hebben vernield en/of omgegooid en/of een (vuur)wapen op het hoofd van
die [benadeelde 1] heeft/hebben gezet en/of heeft/hebben gezegd dat als hij niet snel
geld zou geven hij eerst zou worden verkracht en dan dood worden gemaakt en/of
(vervolgens) die [benadeelde 1] heeft/hebben vastgepakt en/of in een auto heeft/hebben
geduwd, althans gedwongen en/of die [benadeelde 1] heeft/hebben gedwongen om met zijn
auto naar Horssen te rijden en/of in de auto die [benadeelde 1], die reed, een of
meerdere malen heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of de auto van die
[benadeelde 1] met een andere auto achterna is/zijn gereden en/of in de woning van die
[benadeelde 1] die [benadeelde 1] een mes op de keel heeft/hebben gezet en/of tegen die [benadeelde 1]
heeft/hebben gezegd dat er wel geld in de kluis moest zitten anders zou het
verkeerd met hem aflopen en/of met een slijptol en/of (ander) gereedschap die
kluis heeft/hebben opengebroken, althans geforceerd;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
I
hij op of omstreeks 26 juli 2012, te Arnhem en/of te Horssen, gemeente
Druten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde 1] wederrechtelijk van de
vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte
en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk voornoemde persoon wederrechtelijk
heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of in zijn auto heeft/hebben gezet
en/of geduwd en/of gehouden en/of heeft/hebben gedwongen om met die auto te
rijden van Arnhem naar Horssen en/of die [benadeelde 1] heeft/hebben gedwongen in de
woning aan de Bikkeldam te blijven en/of vast te houden;
II
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 26 juli 2012, te Horssen,
gemeente Druten en/of te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft/hebben weggenomen uit een kluis (ongeveer) 36.000 Euro, althans een
hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid sieraden en/of een mobiele telefoon, in
elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1]
en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachten zich de toegang tot die kluis
heeft/hebben verschaft door middel van braak/verbreking van die kluis met een
slijptol en/of koevoet en/of beitel, althans met gereedschap;
III
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 26 juli 2012, te Arnhem en/of te
Horssen, gemeente Druten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) [benadeelde 1] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht en/of met verkrachting, door toen en daar opzettelijk
een (vuur)wapen op die [benadeelde 1] te richten en/of dat wapen op/tegen het hoofd van
die [benadeelde 1] te zetten en/of te zeggen dat als hij niet snel geld zou geven hij
eerst zou worden verkracht en dan dood zou worden gemaakt en/of een mes
op/tegen de keel van die [benadeelde 1] te zetten;
IV
hij op een of meer tijdstippen of omstreeks 26 juli 2012, te Horssen, gemeente
Druten en/of te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk mishandelend [benadeelde 1]
heeft/hebben gestompt en/of geslagen, waardoor deze (telkens) werd
gewond en/of pijn ondervond.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 12 juni 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. K. Spoor, advocaat te Steenwijk.
Ter zitting zijn verschenen de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Zij zijn bijgestaan door mr. C.A.M.H. Vink.
De officier van justitie, mr. A.M. Vloedbeld, heeft gerekwireerd. Zij heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het subsidiair onder II tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt vrij gesproken van het primair en het subsidiair onder I, III en IV tenlastegelegde, nu de overtuiging voor de duiding van het wettig bewijs ontbreekt. Zij merkt in dat kader op dat naast de verklaring van aangever [benadeelde 1], de alternatieve lezing van medeverdachte [medeverdachte 1] evengoed past bij de bewijsmiddelen en dat overig voldoende bewijs ontbreekt. Voorts is zij van mening dat de verklaring van aangever, dat er jegens hem geweld is gebruikt, weliswaar wordt ondersteund door bewijsmiddelen, maar dat niet vastgesteld kan worden dat dit geweld is toegepast door verdachte en/of zijn medeverdachten.
De officier van justitie is van mening dat het subsidiair onder II tenlastegelegde, dat ziet op het wegnemen van geld, sieraden en een mobiele telefoon uit de kluis in de woning te Horssen, met uitzondering van het wegnemen van sieraden en een mobiele telefoon, wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij wijst in dat verband op de alternatieve lezing van medeverdachte [medeverdachte 1], die op belangrijke punten overeen komt met de verklaring van aangever [benadeelde 1] en op de verklaringen van getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3]. Voorts wijst zij op telefoongegevens, relevante gegevens met betrekking tot het vrijwel tegelijkertijd signaleren van de auto van aangever [benadeelde 1] en de Volkswagen Golf op naam van de vader van medeverdachte [medeverdachte 2] en de aangetroffen DNA- en dactyloscopische sporen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3].
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsvrouw is onvoldoende vast komen te staan dat haar cliënt betrokken is geweest bij hetgeen ten laste is gelegd. Zij heeft in dat kader, met verwijzing naar jurisprudentie, opgemerkt dat de aangetroffen vingerafdruk van haar cliënt op een A4 Rabobank enveloppe in de woning in Horssen geen daderspoor oplevert, nu een enveloppe naar zijn aard een overdraagbaar goed is. Nu niet is vast te stellen dat cliënt in de woning in Horssen aanwezig is geweest en overig ondersteunend bewijs ontbreekt, dient haar cliënt integraal te worden vrij gesproken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de verklaring van aangever voor bewijs uitgesloten dient te worden, nu deze onbetrouwbaar is en wijst zij op de verklaring van [medeverdachte 1], inhoudende een alternatieve lezing van de gebeurtenissen op die dag. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank haar cliënt op grond van deze omstandigheden vrij te spreken.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Aangever [benadeelde 1] heeft –voor zover in dit verband van belang- verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] hem benaderde voor een drugsdeal. Naar eigen zeggen besloot aangever uit angst voor [medeverdachte 1] mee te werken. Op 26 juli 2012 bracht [medeverdachte 1] een tas met drugs naar de videotheek [bedrijf] waar [benadeelde 1] op dat moment eigenaar van was. [benadeelde 1] moest [medeverdachte 1] bellen als de tas was opgehaald. Hij zou de tas met geld dan komen halen. Later die dag werd de tas met hasj door twee mannen opgehaald. Toen [benadeelde 1] de deur voor hen wilde openen, omdat zij een geldtelmachine uit de auto wilden pakken, werd een vuurwapen op het hoofd van [benadeelde 1] gezet. [benadeelde 1] schrok, opende de deur en de twee mannen vluchtten de videotheek uit zonder een tas met geld achter te laten. Nadat [benadeelde 1] [medeverdachte 1] gebeld had over hetgeen zojuist was voorgevallen, kwam [medeverdachte 1] met drie andere mannen van vermoedelijk Marokkaanse komaf de videotheek binnen. Zij wilden geld zien en mishandelden [benadeelde 1] en bedreigden hem door middel van woorden en het gebruik van een vuurwapen. [benadeelde 1] werd gedwongen om geld te halen en toen hij vertelde dat er geld lag in Horssen, moest hij in zijn auto, onder schot, naar Horssen rijden.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris een alternatief scenario geschetst. Hij verklaarde – voor zover in dit verband van belang – dat hij lid is van videotheek [bedrijf] en dat hij bevriend was geraakt met de eigenaar, [benadeelde 1]. Op een gegeven moment werd hij door [benadeelde 1] benaderd met de vraag of hij iemand wist die hasj kon leveren voor een klant van [benadeelde 1]. [medeverdachte 1] besloot uiteindelijk mee te werken, regelde desgevraagd een kilo hasj en bracht samen met een ander de hasj in een tas naar [benadeelde 1]. [benadeelde 1] zei hem dat hij zou bellen als de deal rond was. Enige tijd later belde [benadeelde 1] in paniek naar [medeverdachte 1] om te zeggen dat het mis was gegaan. [medeverdachte 1] had inmiddels vrienden opgepikt en reed terug naar de videotheek, waar hij samen met een vriend uitstapte. De twee andere vrienden bleven in de auto. In de videotheek trof [medeverdachte 1] een aangeslagen [benadeelde 1] aan. [benadeelde 1]’ t-shirt zat onder het bloed en ook zijn neus was wat bebloed. [medeverdachte 1] en zijn vriend kregen een discussie over waar het geld bleef, waarop [benadeelde 1] zei dat hij thuis zijn kleding ging wisselen en dat als [medeverdachte 1] mee ging, hij het geld die dag nog zou krijgen. [medeverdachte 1] zei dat het geld nog even kon wachten, maar [benadeelde 1] stond erop. Daarop is [medeverdachte 1] met zijn vriend bij [benadeelde 1] in de auto gestapt en naar de woning in Horssen gereden. De andere vrienden reden achter hen aan.
Op enkele punten komen beide verklaringen overeen. Zij verschillen echter ten opzichte van de vraag of er wel of geen geweld, bedreiging en dwang is toegepast, vanaf het moment dat [medeverdachte 1] na telefonisch contact met [benadeelde 1] terugkeerde naar de videotheek. De lezing van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door getuigenverklaringen van [getuige 4] en [getuige 5] en wordt, behoudens de verklaring van aangever, niet door enig bewijsmiddel weersproken. Dat maakt dat de lezing plausibel kan zijn. De lezing is daarmee naar het oordeel van de rechtbank een serieus alternatief geworden dat evengoed bij de bewijsmiddelen past als de lezing van aangever [benadeelde 1]. De rechtbank is voorts van oordeel dat overig voldoende ondersteunend bewijs voor de verklaring van aangever ontbreekt. Dit maakt dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het bij aangever geconstateerde letsel door toedoen van verdachte of één of meerdere medeverdachten is veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is voorts niet buiten redelijke twijfel vast te stellen dat aangever door verdachte en/of zijn medeverdachten is bedreigd en onder dwang naar de woning in Horssen is gereden. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrij spreken van het primair en het subsidiair onder I, III en IV tenlastegelegde.
Ter zake van het onder II van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat, nu niet aannemelijk is geworden dat aangever is gedwongen door verdachte en/of medeverdachten, niet kan worden uitgesloten dat verdachte en/of medeverdachten de kluis met toestemming van aangever hebben geopend. Het enkele openbreken van een kluis, noch de enkele wetenschap dat aangever mogelijk de verzekering wilde oplichten, is dan ook voldoende om het opzet van verdachte op de wederrechtelijkheid aan te nemen. Immers, indien verdachte de kluis heeft opengebroken en de inhoud hiervan heeft gepakt met toestemming van de eigenaar van de kluis (en de inhoud), is er geen sprake van wederrechtelijke toe-eigening. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat aangever zou hebben gezegd “Ik wil niet dat mijn vader hier vanaf weet” is zonder nader ondersteunend bewijs onvoldoende om aan te nemen dat verdachte op de hoogte was dan wel bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat de kluis en de inhoud daarvan toebehoorden aan de vader van verdachte. Er is immers niet gebleken dat verdachte deze opmerking heeft gehoord, noch is gebleken dat verdachte wist dat zij zich in de woning van de vader van aangever bevonden.
Nu het opzet van verdachte op de wederrechtelijkheid niet wettig en overtuigend is bewezen, dient verdachte eveneens van het onder II van het subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
4. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
In het strafgeding hebben zich als benadeelde partijen gevoegd dhr. [benadeelde 1] en dhr. [benadeelde 2]. Zij vorderen respectievelijk € 6.750,-- aan immateriële schade en € 41.606,10 aan materiële schade.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde. Zij zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, omdat de gestelde schade niet rechtstreeks is toegebracht door enig bewezenverklaard feit.

5.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaartniet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarom
vrijvan het tenlastegelegde.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. W.A. Holland (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. D.R. Sonneveldt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante en mr. M. Kolkman, griffiers
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juni 2014.
mr. W.A. Holland is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.