Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.de vennootschap onder firma V.O.F. [firma VOF],
[gedaagde sub1], wonende te [plaats]
[gedaagde sub2], wonende te [plaats]
[gedaagde sub3], wonende te [plaats]
[gedaagde sub4], wonende te [plaats]
[gedaagde sub5], wonende te [plaats]
[gedaagde sub6], wonende te [plaats]
[gedaagde sub7], wonende te [plaats]
[gedaagde sub8], wonende te [plaats]
[gedaagde sub9], wonende te [plaats]
[gedaagde sub10], wonende te [plaats]
[gedaagde sub11], wonende te [plaats]
[gedaagde sub12], wonende te [plaats]
[gedaagde sub13], wonende te [plaats]
[gedaagde sub14], wonende te [plaats]
[gedaagde sub15], wonende te [plaats]
[gedaagde sub16], wonende te [plaats]
[gedaagde sub17], wonende te [plaats]
[gedaagde sub18], wonende te [plaats]
[gedaagde sub19], wonende te [plaats],
gedaagden,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
a) de overige vennoten van [firma VOF] te gelasten binnen 24 uur na betekening van dit vonnis eiser toe te laten tot de gebruikelijke werkzaamheden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat [firma VOF] zulks nalaat;
€ 155.000,00 op jaarbasis en de hem op grond van de actuele regelingen toekomende onkostenvergoedingen, te betalen op de gebruikelijke dag van de maand, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat [firma VOF] nalaat dit gebod op te volgen, met dien verstande dat het gebod vervalt per ultimo van de zesde, subsidiair tweede maand volgend op die waarin door [firma VOF] de managementovereenkomst na verkregen vergunning van het UWV aan [eiser] zal zijn opgezegd;
4.De beoordeling
816,00