ECLI:NL:RBGEL:2014:3895

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
05/821290-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.A. Bijl
  • P.C. Quak
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 27 mei 2013 vond er een verkeersongeval plaats te Gendt, waarbij een 68-jarige vrouw als bestuurder van een personenauto betrokken was. De vrouw reed over de Dijkstraat en wilde een fietser, de heer [slachtoffer], in dezelfde richting passeren. Een getuige, die met zijn vrouw in tegengestelde richting fietste, zag dat de vrouw de fietser met haar buitenspiegel raakte, waardoor de fietser ten val kwam en gewond raakte. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 27 juni 2014 uitspraak gedaan in deze zaak. De verdachte werd beschuldigd van het niet verlenen van voorrang aan de fietser, wat resulteerde in een aanrijding en letsel voor de fietser. De officier van justitie eiste een geldboete en een voorwaardelijke rijontzegging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, maar sprak haar vrij van de beschuldiging van het niet verlenen van voorrang. De rechtbank legde een geldboete op van € 750,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden op, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks haar ervaring, zich bewust had moeten zijn van de smalle rijbaan en de risico's van inhalen bij tegemoetkomend verkeer. De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/821290-13
Datum zitting : 13 juni 2014
Datum uitspraak : 27 juni 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
zij op of omstreeks 27 mei 2013 te Gendt, gemeente Lingewaard, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede heeft gereden over de weg, de Dijkstraat, gaande in
de richting van de kruising en/of splitsing van deze weg en de Waaldijk,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl direct voor die kruising,
in de gezien haar, verdachtes rijrichting rechter berm van die weg (de
Dijkstraat) een in haar rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende:
"Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg" en/of
op het wegdek van die Dijkstraat haaientanden als bedoeld in artikel 80 van
dat reglement, inhoudende: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan
bestuurders op de kruisende weg" waren aangebracht en/of
zij, verdachte had waargenomen dat een op die kruisende weg, de Waaldijk,
rijdende, gezien haar, verdachtes rijrichting van rechts komende bestuurder
van een fiets zich reeds ter hoogte van die kruising/splitsing bevond,
die kruising/splitsing naar links gaand is op- en/of over is gereden en/of
geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder/s van een fiets/en, die zich op
die kruisende weg, de Waaldijk bevonden en/of welke fietser/s zich op of nabij
die kruising/splitsing bevond/en en/of
met dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen de gezien, haar
verdachtes rijrichting, van rechts komende fiets en/of de bestuurder van die
fiets is gebotst en/of in aanrijding is gekomen, ten gevolge waarvan die
fietser ten val is gekomen en aldus
zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan, welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt
doordat zij, verdachte ingevolge voormeld bord B6 en/of voormelde
haaientanden geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder/s van een
fiets/en op de kruisende weg (de Waaldijk);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
zij op of omstreeks 27 mei 2013 te Gendt, gemeente Lingewaard, als bestuurder
van een motorrijtuig (personenauto), daarmede heeft gereden over de weg,
de Dijkstraat, gaande in de richting van de kruising en/of splitsing van deze
weg en de weg, de Waaldijk, terwijl direct voor die kruising,
in de gezien haar, verdachtes rijrichting rechter berm van die weg (de
Dijkstraat) een in haar rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende:
"Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg" en/of
op het wegdek van die Dijkstraat haaientanden als bedoeld in artikel 80 van
dat reglement, inhoudende: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan
bestuurders op de kruisende weg" waren aangebracht,
die kruising/splitsing naar links gaand is op- en/of over is gereden en/of
geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder/s van een fiets/en, die zich op
die kruisende weg, de Waaldijk bevonden en/of welke fietser/s zich op of nabij
die kruising/splitsing bevond/en en/of
met dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen de gezien, haar
verdachtes rijrichting, van rechts komende fiets en/of de bestuurder van die
fiets is gebotst en/of in aanrijding is gekomen, door welke gedraging(en) van
verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt,
en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 13 juni 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. A. Reah, heeft gerekwireerd.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 mei 2013 heeft verdachte als bestuurder van een personenauto, gereden over de Dijkstraat te Gendt. Aangekomen bij de kruising met de Waaldijk is zij linksaf de Waaldijk opgereden. Aan de rechterzijde van deze weg reed een fietser, de heer [slachtoffer], in dezelfde richting als de auto van verdachte. [2] De fietser is ten val gekomen en is gewond geraakt aan zijn hoofd en linkerbeen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte, mede door geen voorrang te verlenen bij de voorrangskruising, zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet1994 in die zin dat verdachte aanmerkelijke schuld wordt verweten.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft aangevoerd dat zij benadeelde niet heeft geraakt. Zij zag hem vallen op het moment dat zij met haar auto was gepasseerd en in haar achteruitkijkspiegel keek.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende voorop. Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te komen, is vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid.
Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt opgemerkt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte is via de Dijkstraat, de Waaldijk opgereden en heeft een fietsende man voor zich zien rijden. [4] Het wegdek op de dijk betreft een rijbaan van circa 4,70 meter. [5] De fietsende man reed rechts van de weg en is door verdachte gepasseerd. Verdachte heeft uit tegengestelde richting twee fietsers aan zien komen rijden. Verdachte heeft, kort nadat zij met haar auto was opgetrokken, nadat zij naar eigen zeggen had stilgestaan bij de kruising, een klap gehoord. [6] Door de fietser is gevoeld dat er iets tegen de linkerkant van zijn stuur botste. Op dat moment verloor hij zijn evenwicht en viel hij op de grond. [7] Door de val heeft de fietser een schuurwond op zijn voorhoofd, een licht schedeltrauma en een kneuzing met bloeduitstorting aan zijn linkerbeen opgelopen. Later heeft hij een nog bloedtransfusie moeten ondergaan wegens bloedarmoede als gevolg van de bloeduitstorting. [8]
Getuige [getuige] fietste naast zijn vrouw op de Waaldijk in tegengestelde richting van verdachte. Hij herkende de andere fietser als de heer [slachtoffer], die in dezelfde richting als de auto reed. Op het moment dat de heer [slachtoffer] bijna ter hoogte van getuige en zijn vrouw was, kwam de auto van verdachte de Waaldijk op rijden en reed zij tussen de [slachtoffer] en getuige door. Getuige zag dat hiervoor te weinig ruimte was op de dijk waardoor de rechterbuitenspiegel van de auto, de heer [slachtoffer] raakte en hij ten val is gekomen. [9]
De rechtbank is anders dan de officier van justitie van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat er sprake was van een voorrangssituatie zoals ten laste is gelegd. De rechtbank zal verdachte voor dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het ongeval en letsel dat daardoor is ontstaan. Op grond van de verklaring van de getuige, namelijk dat verdachte met haar auto de fietser wilde passeren terwijl getuige en zijn vrouw ter hoogte van de fietser in tegengestelde richting fietsten, alsmede het feit van algemene bekendheid dat een 4,70 meter brede rijbaan zich niet leent om in te halen bij tegemoetkomend verkeer, maakt dat de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte enige mate van verwijtbare onvoorzichtigheid kan worden verweten en dat de gedragingen van verdachte zijn aan te merken als aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam.
Tot slot kwalificeert de rechtbank het door de heer [slachtoffer] als gevolg van het ongeval opgelopen letsel als zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
zij op 27 mei 2013 te Gendt, gemeente Lingewaard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede heeft gereden over de weg, de Dijkstraat, gaande in de richting van de Waaldijk, aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, terwijl zij, verdachte had waargenomen dat op die Waaldijk, rijdende, bestuurder van een fiets zich bevond, en met dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen fiets is gebotst en gevolge waarvan die fietser ten val is gekomen en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 750,00, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis en oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft verzocht bij oplegging van een geldboete deze in termijnen te mogen voldoen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het blanco uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 13 mei 2014.
De rechtbank overweegt verder in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft verklaard dat zij al zevenendertig jaar twee keer per dag over de Waaldijk rijdt en dat haar al die tijd nog nooit iets is overkomen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich er juist door deze ervaring van bewust had moeten zijn dat het wegdek van de dijk te smal is om in te halen terwijl er tegenliggers aan komen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij een klap heeft gehoord, maar zij heeft deze verklaring ter zitting herroepen. De rechtbank komt op grond van het technische onderzoek, alsmede de verklaring van benadeelde en de verklaring van de getuige tot wettig en overtuigend bewijs. Gelet op het feit dat verdachte, ondanks haar leeftijd, nog nooit eerder met justitie in aanraking is geweest, zal de rechtbank haar conform de eis van de officier van justitie veroordelen tot een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De strafeis komt overeen met de landelijke richtlijnen en er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen redenen hiervan af te wijken.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:

betaling van een geldboete van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 15 dagen hechtenis.
Bepaalt dat deze geldboete kan worden betaald in
drie tweemaandelijkse termijnen van telkens € 250,00.

ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. M.A. Bijl (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant(en) van de regiopolitie Gelderland-Midden, district Rivierenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL07EA/2013055311, gesloten op 9 juli 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
3.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer], pag. 14 onderaan.
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
5.Proces-verbaal VOA, pag. 23
6.Proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 10.
7.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer], pag. 14.
8.Het schriftelijk bescheid zijnde de medische verklaring, pag. 16.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], pag. 12 3e alinea.