ECLI:NL:RBGEL:2014:3873

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
24 juni 2014
Zaaknummer
AWB-13_7455 T
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake handhaving van omgevingsvergunning en lichthinder door kasbouw

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt een geschil behandeld tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. O.V. Wilkens, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel. Eiser heeft verzocht om handhaving tegen een kas die volgens hem zonder omgevingsvergunning is gebouwd en die onaanvaardbare lichthinder veroorzaakt. Het college heeft het verzoek afgewezen en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 15 april 2014 is het onderzoek geschorst om partijen de kans te geven tot een oplossing te komen. Eiser heeft echter besloten geen gebruik te maken van deze mogelijkheid. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en zich gebogen over de vraag of de afwijzing van het handhavingsverzoek terecht was. De rechtbank concludeert dat er op 28 maart 2012 een omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan, die onherroepelijk is geworden. Eiser heeft echter aangevoerd dat de verlichting in de kas als assimilatiebelichting moet worden aangemerkt, wat niet in overeenstemming zou zijn met de omgevingsvergunning.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd met betrekking tot de functie van de verlichting in de kas. Verweerder moet nader motiveren of er sprake is van assimilatiebelichting en of de zorgplicht uit het Activiteitenbesluit is geschonden. Daarnaast wordt opgemerkt dat het niet of niet volledig uitvoeren van het beplantingsplan geen overtreding van de vergunning inhoudt, aangezien dit niet als een bouwactiviteit kan worden aangemerkt. De rechtbank biedt verweerder de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Indien verweerder hier geen gebruik van maakt, zal de rechtbank het onderzoek sluiten en einduitspraak doen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/7455
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiser], eiser
(gemachtigde: mr. O.V. Wilkens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel te Kerkdriel, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij].
Procesverloop
Eiser heeft verzocht om handhavend op te treden ten aanzien van de naar zijn mening zonder omgevingsvergunning gebouwde kas op het perceel [perceel], waarvan het gebruik tevens leidt tot onaanvaardbare lichthinder. Bij besluit van 25 juni 2013 heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
Bij besluit van 22 oktober 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar, onder aanpassing van de motivering, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2014. Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.J.W.G. van den Oetelaar en mr. M.G.W. van den Hoff. Vergunninghouder is verschenen, bijgestaan door ing. J. Steenbakkers.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen om samen tot een oplossing van het geschil te komen. Op 16 april 2014 heeft gemachtigde van eiser telefonisch aan de rechtbank medegedeeld dat eiser geen gebruik wil maken van de geboden mogelijkheid.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend om zonder een nadere zitting uitspraak te doen.
De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
Overwegingen
Voor de bouw van de in geding zijnde kas is op 28 maart 2012 een omgevingsvergunning van rechtswege ontstaan. Deze omgevingsvergunning is bij brief van 12 juni 2012 bekendgemaakt aan vergunninghouder en is op 20 juni 2012 gepubliceerd in “Het Carillon”. Tegen deze omgevingsvergunning zijn geen rechtsmiddelen aangewend. De omgevingsvergunning is onherroepelijk geworden.
Ter zitting heeft gemachtigde van eiser desgevraagd verklaard dat het beroep enkel ziet op de lichthinder die hij ondervindt van (het gebruik van) de kas.
Verweerder heeft het verzoek om handhaving van eiser afgewezen omdat verweerder heeft vastgesteld dat de kas en de loods conform de omgevingsvergunning van rechtswege zijn gerealiseerd en niet is geconstateerd dat de regels zoals neergelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) worden overtreden. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit controles is gebleken dat in de kas geen sprake is van assimilatiebelichting maar van werkverlichting. Met betrekking tot de reguliere werkverlichting bevat het Activiteitenbesluit geen voorschriften, zodat van strijd met enige wet- en regelgeving geen sprake is.
Eiser heeft, kort samengevat, aangevoerd dat weldegelijk sprake is van assimilatiebelichting. Verder heeft hij zich op het standpunt gesteld dat bij de aanvraag om omgevingsvergunning een beplantingsplan was gevoegd, teneinde een zorgvuldige landschappelijke inpassing te garanderen. Dit beplantingsplan is niet, althans niet volledig uitgevoerd. Een juiste uitvoering zou er toe kunnen leiden dat de ondervonden lichthinder aanmerkelijk wordt beperkt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verlichting
In artikel 1.1. van de het Activiteitenbesluit wordt onder assimilatiebelichting verstaan: kunstmatige belichting van gewassen, gericht op de bevordering van het groeiproces van gewassen.
Ter zitting is door de derde-partij verklaard dat in de kas sprake is van werkverlichting dan wel verlichting ter verlenging van de dagperiode ter bevordering van bloemvorming. Dat betekent dat niet alleen sprake is van werkverlichting, zoals verweerder in het bestreden besluit heeft aangenomen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de het bestreden besluit op dit onderdeel onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder dient alsnog te motiveren wat de consequentie is van de tweeledige functie van de in de kas aanwezige verlichting. De beroepsgrond slaagt.
Voorts is rechtbank van oordeel dat, in het geval desondanks komt vast te staan dat geen sprake is van assimilatiebelichting, verweerder ten onrechte niet heeft bezien of sprake is van schending van de zorgplicht als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit. Ook op dit punt zal verweerder het besluit van een nadere motivering moeten voorzien.
Beplantingsverplichting
Uit de overwegingen die hebben geleid tot de verleende omgevingsvergunning blijkt dat het van de aanvraag deel uitmakende beplantingsplan tot doel had te voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Zoals hiervoor reeds aangegeven is in dit geval echter sprake van een vergunning van rechtswege. Aan zulk een vergunning kunnen, behoudens de gebruikelijke voorschriften als bedoeld in artikel 4:20e van de Algemene wet bestuursrecht, geen nadere voorschriften worden verbonden. Dat is in dit geval ook niet gebeurd, zodat niet kan worden gezegd dat met het niet of niet volledig uitvoeren van het beplantingsplan een vergunningvoorschrift wordt overtreden. Daarnaast kan evenmin sprake zijn van het bouwen in afwijking van de vergunning, nu het aanbrengen van beplanting niet kan worden aangemerkt als een bouwactiviteit. Gelet hierop bestond voor verweerder geen grond om op dit onderdeel tot handhaving over te gaan.
Bestuurlijke lus
De rechtbank ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding verweerder op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb, in de gelegenheid te stellen het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen. De rechtbank zal de termijn waarbinnen verweerder in de gelegenheid wordt gesteld om het gebrek te herstellen bepalen op zes weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak.
Indien verweerder heeft medegedeeld geen gebruik te maken van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of de termijn die daarvoor is bepaald ongebruikt is verstreken, zal de rechtbank met inachtneming van artikel 8:57, tweede lid, van de Awb, het onderzoek sluiten en einduitspraak doen zonder nadere zitting. In de overige in dit artikel genoemde gevallen kan de rechtbank bepalen dat een nadere zitting achterwege blijft.
In de einduitspraak zal tevens worden beslist over eventuele proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
De rechtbank wijst er op dat zij in beginsel slechts eenmaal de mogelijkheid biedt om een gebrek te herstellen. Indien het gebrek in de ogen van de rechtbank niet wordt hersteld, zal de rechtbank vervolgens proberen zoveel mogelijk zelf in de zaak te voorzien door de rechtsverhouding tussen partijen vast te stellen (finale geschillenbeslechting). Dit laat uiteraard onverlet dat partijen de gegeven termijn eveneens kunnen gebruiken om de mogelijkheid van een minnelijke oplossing van het geschil te beproeven.
Beslissing
De rechtbank.
  • heropent het onderzoek en
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, voorzitter, mr. L. van Gijn en
mr. L.M. Koenraad, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Hoger beroep tegen deze tussenuitspraak kan alleen tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de einduitspraak worden ingesteld.