ECLI:NL:RBGEL:2014:3872

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
24 juni 2014
Zaaknummer
05/720365-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Janssen
  • mr. Kleinrensink
  • mr. Van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met gevaar voor goederen en personen

De rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man die beschuldigd werd van brandstichting in zijn woning op 21 september 2013 te Borculo, gemeente Berkelland. De verdachte heeft opzettelijk brand gesticht door een aansteker bij een kussen te houden en dit brandende kussen op een bank in de woonkamer te gooien, wat leidde tot brand en gevaar voor de goederen en levens van omwonenden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen en het ontbreken van een relevante justitiële voorgeschiedenis, een ernstig gevaar heeft gecreëerd voor anderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met de voorwaarde dat hij zich laat behandelen. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de omgeving in overweging genomen, evenals de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De bijzondere voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het risico op herhaling van dergelijk gedrag. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/720365-13
Uitspraak d.d.: 24 juni 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

naam: [verdachte],

geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres 1],
plaats : [woonplaats],
raadsman : mr. A.A. Dooijeweerd, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 juni 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2013 te Borculo, gemeente Berkelland, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen op perceel [adres 2](zijnde een rijtjeswoning)), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker bij een kussen gehouden en/of (vervolgens) dit brandende kussen op de (hoek)bank in de woonkamer gegooid
geworpen en/of (vervolgens) een slaapzak op het brandende kussen gegooid gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een kussen en/of een slaapzak en/of een bankstel, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde (hoek)bank en/of kussen en/of slaapzak en/of een salontafeltje geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in
elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor de zich in voornoemde woning bevindende goederen en/of voor voornoemde woning en/of de belendende percelen/woningen([adres 3 en 4]), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de/het belendende perce(e)l(en)/woning(en)(met name van [adres 4]), in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 27 t/m 29;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 juni 2014.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 21 september 2013 te Borculo, gemeente Berkelland, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen op perceel [adres 2] (zijnde een rijtjeswoning)), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker bij een kussen gehouden en (vervolgens) dit brandende kussen op de (hoek)bank in de woonkamer geworpen en (vervolgens) een slaapzak op het brandende kussen gelegd,, ten gevolge waarvan voormelde (hoek)bank en kussen en slaapzak gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voormelde woning en de belendende percelen/woningen ([adres 3 en 4]), en dus gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de belendende percelen/woningen (met name van [adres 4]) te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te worden opgelegd, welke bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moeten worden verklaard.
De raadsman heeft ervoor gepleit dat verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd. Er is weliswaar sprake van een ernstig feit, maar verdachte heeft geen relevante justitiële voorgeschiedenis, heeft de nodige psychische problemen en heeft op dit moment de benodigde hulp om eventuele recidive te voorkomen. Verdachte heeft een positieve lijn in zijn leven laten zien en is op dit moment gemotiveerd zijn problemen aan te pakken. Een eventuele detentie zal deze positieve lijn en de behandelmotivatie niet ten goede komen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt meer in het bijzonder als volgt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brandstichting in zijn woning. Hiermee heeft hij de (onroerende) goederen van anderen, maar bovenal personen in de nabije omgeving in gevaar gebracht. Het heeft aan het handelen van derden gelegen dat de brand niet is overgeslagen naar aangrenzende percelen met alle mogelijke gevolgen van dien. Het moet voor omwonenden zeer beangstigend zijn geweest om de vlammen uit de woning van verdachte te zien komen. Verdachte heeft de gevoelens van veiligheid van deze mensen ernstig aangetast.
Ten tijde van de brandstichting had verdachte te kampen met diverse problemen. Dit moge zo zijn, maar dat kan nimmer een reden vormen een dusdanig gevaar voor anderen te creëren.
Voorts overweegt de rechtbank dat uit het uitgebrachte psychologisch rapport blijkt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijk stoornis en dat hij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Deze conclusies wordt overgenomen. De rechtbank zal tevens rekening houden met het ontbreken van justitiële voorgeschiedenis en met de omstandigheid dat verdachte zich redelijk heeft gehouden aan de voorwaarden in het kader van de geschorste voorlopige hechtenis.
Voor feiten als brandstichting worden in de regel aanzienlijke (onvoorwaardelijke) gevangenisstraffen, die de eis van de officier van justitie overstijgen, opgelegd. In het geval van verdachte wordt zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid meegewogen, maar gelet op de ernst van het feit, waaronder de grote mate van gevaarzetting, is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden is. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de persoon van verdachte, heeft hij zijn omgeving dusdanig in gevaar gebracht dat geen andere strafmodaliteit passend is dan die van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Teneinde herhaling in de toekomst te voorkomen zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd van drie jaren zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering en zich zal laten behandelen bij De Boog of een soortgelijke instelling.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en zal op die grond bevelen dat de op te leggen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 12 (
twaalf) maanden;
  • bepaalt, dat van deze gevangenisstraf
  • de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet veroordeelde binnen 5 dagen volgende op het vonnis contact opnemen met de reclassering Unit Zutphen, ([nummer]), voor het maken van een afspraak met de toezichthouder;
  • de veroordeelde moet zich laten behandelen bij De Boog (poliklinische afdeling) of een soortgelijke instelling, nader door toezichthouder te bepalen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland te Zutphen tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Kleinrensink en mr. Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Aalders, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juni 2014.
Mr. Aalders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2013128719, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 2 december 2013.