ECLI:NL:RBGEL:2014:3871

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
24 juni 2014
Zaaknummer
05/841648-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man wegens meermalen mishandeling van zijn moeder met voorwaardelijke gevangenisstraf en reclasseringseisen

Op 24 juni 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige man die zijn moeder meermalen heeft mishandeld. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de man verplicht zich te melden bij de reclassering en een behandeling te ondergaan. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op de periode waarin de man nog minderjarig was.

De zaak kwam ter terechtzitting op 10 juni 2014, waar de verdachte en zijn raadsman, mr. D.J.P.M. Vermunt, aanwezig waren. De officier van justitie, mr. A. van Veen, heeft gerekwireerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn moeder op verschillende momenten heeft mishandeld, waaronder het vastpakken bij de keel en het stompen tegen haar lichaam, wat heeft geleid tot letsel en pijn. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor het opzet op zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de reclassering. De verdachte heeft een geschiedenis van verslaving en problemen in zijn thuissituatie, wat de kans op herhaling van geweld vergroot. De rechtbank heeft besloten om de verdachte een kans te geven door hem een voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting. De rechtbank heeft de verdachte gewaarschuwd dat hij zich moet inspannen om de geboden kans te benutten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/841648-13
Datum zitting : 10 juni 2014
Datum uitspraak : 24 juni 2014
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. D.J.P.M. Vermunt, advocaat te Zaltbommel.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 september 2013, te Gendt in de gemeente Lingewaard,
opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [slachtoffer]
, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) met (een van) zijn handen bij de
keel en/althans de/een ka(a)k(en) en/althans de kin heeft vastgegrepen en/of
vastgepakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 29 april 2013, te Gendt in de gemeente Lingewaard,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn moeder,
althans een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet zijn moeder, althans die persoon, (zeer)
(krachtig en/of gewelddadig) bij de keel heeft vastgegrepen en/althans
vastgepakt en/althans (vervolgens) al dan niet gedurende enige tijd de keel
van zijn moeder, althans van die persoon, heeft dichtgeknepen en/althans heeft
dichtgeknepen gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2012 tot
en met 28 april 2013 en/althans in of omstreeks de periode van 30 april 2013
tot en met 23 september 2013, te Gendt in de gemeente Lingewaard,
opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [slachtoffer]
, meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig)
- bij de/een arm(en) heeft vastgepakt of vastgegrepen, en/althans
- bij de kin heeft vastgepakt of vastgegrepen, en/althans
- met (een van) zijn al dan niet tot vuisten gebalde handen in/op/tegen het
hoofd en/of de/een (rechter)arm(en) en/of (de rechterzijde van) de borstkas
heeft geslagen of gestompt, en/althans
- bij de keel heeft vastgepakt en/althans (vervolgens) de keel heeft
dichtgeknepen en/althans heeft dichtgeknepen gehouden.
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 10 juni 2014 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.J.P.M. Vermunt voornoemd.
Voorts is als deskundige mevrouw [deskundige] van Reclassering Nederland verschenen.
De officier van justitie, mr. A. van Veen, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3a. Beslissing inzake de partiële onbevoegdheid van de rechtbank (feit 3)
Op grond van artikel 488, eerste lid en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn op de verdachte, die ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde feit de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, bepalingen van toepassing die afwijken van het recht zoals dat wordt toegepast in zaken waarin het gaat om een verdachte die ten tijde van het plegen van een feit meerderjarig was (het zogenaamde ‘jeugdstrafrecht’).
In artikel 495 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat een jeugdstrafzaak bij de rechtbank in eerste aanleg door de kinderrechter wordt behandeld, dan wel door een meervoudige kamer waar tevens een kinderrechter deel van uitmaakt.
Een dergelijke zaak wordt daarnaast ingevolge artikel 495b van het Wetboek van Strafvordering, anders dan de zaak waarin het een verdachte betreft die ten tijde van het ten laste gelegde feit meerjarig was, in beginsel ook achter gesloten deuren behandeld.
In het onderhavige geval zijn in de tenlastelegging onder feit 3 twee periodes opgenomen.
Gedurende een deel van eerstgenoemde periode was verdachte minderjarig, te weten van
2 maart 2012 tot 16 juni 2012. Niettemin is verdachte gedagvaard voor de meervoudige strafkamer van de rechtbank zonder dat hij als minderjarige is gedagvaard, hetgeen ertoe heeft geleid dat het feit is voorgedragen aan een combinatie waarin geen kinderrechter zitting heeft.
Ter terechtzitting van 10 juni 2014 hebben zowel de raadsman van verdachte als de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank zich voor dat deel onder feit 3 van de tenlastelegging dat betrekking heeft op (een) feit(en) gepleegd in de periode waarin verdachte nog minderjarig was, onbevoegd dient te verklaren. De rechtbank acht deze conclusie juist en oordeelt dan ook dienovereenkomstig.
3b. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Nu sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 18; en
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 40.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 24 september 2013, te Gendt in de gemeente Lingewaard, opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [slachtoffer], (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) met (een van) zijn handen bij de kin heeft vastgegrepen en/of vastgepakt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van zijn moeder [slachtoffer] op of omstreeks 29 april 2013. Er is onvoldoende wettig bewijs aanwezig voor een bewezenverklaring, aangezien enkel [slachtoffer] heeft verklaard over het vastgrijpen en dichtknijpen van de keel (verdachte heeft verklaard zich het voorval niet te kunnen herinneren). Daaraan voegt de rechtbank toe dat, zelfs indien bewezenverklaard had kunnen worden dat verdachte zijn moeders keel heeft vastgegrepen en dichtgeknepen, het zeer de vraag was geweest of daarmee ook bewezen kon worden geacht dat hij het opzet had zijn moeder zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het hem ten laste gelegde onder feit 2.
Ten aanzien van feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
Begin 2013 heeft verdachte zijn moeder [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) meermalen met gebalde vuist geslagen [2] tegen haar (rechter)arm, als gevolg waarvan meerdere bloeduitstortingen [3] en/of blauwe plekken [4] ontstonden, en tegen de (rechterzijde van haar) borstkast. [5] Verdachte heeft [slachtoffer] in die periode ook bij haar keel gepakt. [6] De voorvallen vonden plaats in Gendt in de gemeente Lingewaard. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde onder feit 3, met dien verstande dat de bewezenverklaring zich beperkt tot de periode na 16 juni 2012. Ter onderbouwing hiervan heeft hij gewezen op de aangifte van [slachtoffer], de verklaring van de vader en broer van verdachte en de (bekennende) verklaring van verdachte zelf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat, indien de rechtbank het onder feit 3 ten laste gelegde bewezen verklaart, de periode beperkt moet worden tot na 16 juni 2012.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [slachtoffer] begin 2013 in Gendt, gemeente Lingewaard, opzettelijk mishandelend, meermalen op haar (rechter)arm heeft gestompt waardoor zij letsel en pijn heeft ondervonden. Het letsel bestond, blijkens de onder de feiten aangehaalde verklaring van [slachtoffer], uit meerdere blauwe plekken, waaruit moet worden opgemaakt dat dit stompen met (veel) kracht is gebeurd. Op dezelfde wijze heeft hij haar tegen haar borstkas gestompt. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij ook daar blauwe plekken had. [8] De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte heeft verklaard dat het best mogelijk is dat hij zijn moeder bij het stompen tegen de schouder ook aan de borstkas heeft geraakt. [9] Voorts heeft hij [slachtoffer] bij de keel vastgepakt, waarvan zij ook pijn heeft ondervonden. [10]
Dat verdachte [slachtoffer] ook bij de arm(en) heeft vastgepakt, tegen het hoofd heeft geslagen en haar keel heeft dicht geknepen (gehouden), acht de rechtbank niet bewezen, nu verdachte deze handelingen - in tegenstelling tot de hiervoor genoemde handelingen - uitdrukkelijk heeft ontkend en er naast de aangifte van [slachtoffer] geen ondersteunend bewijs voor is.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 april 2013 te Gendt in de gemeente Lingewaard, opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [slachtoffer], meermalen, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig)
- met (een van) zijn tot vuisten gebalde handen op/tegen de (rechter)arm en (de rechterzijde van) de borstkas heeft gestompt, en
- bij de keel heeft vastgepakt waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De in de tenlastelegging genoemde datum ‘2 maart 2012’ is door de rechtbank gewijzigd in
‘1 januari 2013’, waarmee de ten laste gelegde periode is ingeperkt.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 3, telkens:
Mishandeling, begaan tegen zijn moeder.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de hem ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling. Bij het formuleren van deze strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten (te weten dat het gaat om een aantal handelingen, gedurende een langere periode, in de relationele sfeer) en het strafblad van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat voor verdachte een behandeltraject moet komen en dat het, met het oog op een op handen zijnde opname in Zuid-Afrika waarvoor spoedig een tweede intakegesprek zal plaatsvinden, zinvol is de onderhavige zaak met een voorwaardelijke straf af te doen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan; en
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij mede is gelet op:
  • het advies van Reclassering Nederland Adviesunit 1 Oost, gedateerd 5 juni 2014, betreffende verdachte;
  • het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 22 mei 2014; en
  • het beknopte advies van Reclassering Nederland Adviesunit Arnhem-Nijmegen, gedateerd 27 september 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zijn moeder meermalen mishandeld door haar te stompen en haar bij de keel vast te pakken. In het reclasseringsadvies van 5 juni 2014 wordt opgemerkt dat verdachte verslaafd is aan soft- en harddrugs, op het gebied van werk en financiën problemen heeft en dat de relaties in zijn thuissituatie (hij woont met zijn vader, moeder en broer) dusdanig zijn verstoord dat de kans op herhaling van huiselijk geweld hoog wordt ingeschat. In het advies staat vermeld dat verdachte verschillende trajecten heeft doorlopen, dat geen gedragsveranderingen hebben plaatsgevonden, verdachte intensieve hulp nodig heeft en de kans van slagen zonder een voorwaardelijk strafdeel (als stok achter de deur) klein is.
De rapporteur is van mening dat behandeling van de verslavingsproblematiek van verdachte het best in het buitenland kan plaatsvinden, zodat het voor verdachte niet mogelijk is om bij terugval of tegenslag naar huis te gaan. Geadviseerd wordt om hem een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een klinische behandeling.
Reclasseringswerker [deskundige] heeft als deskundige ter terechtzitting toegelicht dat ze verdachte sinds september/oktober 2013 begeleidt. Zij acht een behandeling voor de duur van drie maanden in een kliniek in Zuid-Afrika, waarvoor bij Momentum reeds een intakegesprek heeft plaatsgevonden in het bijzijn van haar collega mevrouw [collega], een kans, aangezien verdachte zich daar, anders dan in het verleden, niet tot zijn ouders kan wenden als hij het moeilijk heeft. Voorheen was dit vaak de reden voor het vroegtijdig beëindigen c.q. mislukken van behandelingen. Van mevrouw [collega] heeft zij begrepen dat het intakegesprek positief is verlopen, dat de behandeling specifiek zal zijn gericht op het afkicken van drugs en alcohol, dat tevens aandacht wordt besteed aan de psychische gesteldheid van verdachte en een nazorgtraject wordt aangeboden. De financiering van de behandeling is inmiddels ook geregeld.
Op 11 juni 2014 wordt, in aanwezigheid van verdachtes ouders, een tweede gesprek gevoerd. Als dit gesprek positief verloopt en het paspoort geregeld is, kan alles in gang worden gezet. Toezicht houden op de behandeling van verdachte in Zuid-Afrika is volgens deskundige [deskundige] mogelijk, maar lastig nu het aan de kliniek en verdachte zelf is de reclassering te informeren.
Gezien (het hiervoor omschreven) standpunt van Reclassering Nederland en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 juni 2014 dat hij gemotiveerd is om in Zuid-Afrika een behandeling te volgen, ziet de rechtbank aanleiding de officier van justitie en de verdediging in hun voorstel te volgen de bedoelde behandeling mogelijk te maken. De rechtbank acht het niettemin noodzakelijk dat verdachte ervan doordrongen wordt dat hij zich zal moeten inspannen de hem geboden kans ten volle te benutten en zal hem daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van drie maanden, en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
Hiermee wordt, in het voordeel van verdachte, afgeweken van de strafeis van de officier van justitie, hetgeen verband houdt met de omstandigheid dat de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van het hem onder feit 2 ten laste gelegde.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaartzich onbevoegd kennis te nemen van het in de onderhavige strafzaak onder feit 3 ten laste gelegde, voor zover dit ziet op het plegen van (een) feit(en) in de periode van 2 maart 2012 tot 16 juni 2012.
Spreektverdachte vrij van het hem onder feit 2 ten laste gelegde.
Verklaartbewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaaltdat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarennavolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Arnhem, via telefoonnummer [nummer], en zich gedurende zijn proeftijd op dagen en tijdstippen te bepalen door de Reclassering, blijft melden bij de reclassering, zolang de reclassering dit nodig acht. Deze bijzondere voorwaarde zal worden opgeschort gedurende de tijd dat verdachte, onder toezicht van Reclassering Nederland en Momentum, onder behandeling is in Zuid-Afrika (en aldus worden hervat zodra verdachte is teruggekeerd naar Nederland);
5. zich gedurende zijn proeftijd onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek op de tijden en plaatsen als door of namens Reclassering Nederland aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische en/of verslavingsproblematiek en/of in het kader van een nazorgtraject naar aanleiding van de behandeling in Zuid-Afrika, zolang Reclassering Nederland dit nodig acht. Hierbij dient veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeftopdracht aan Reclassering Nederland te Arnhem tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht in geval van de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Heft ophet inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. E. de Boer, voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. K.A.M. van Hoof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juni 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal dossier, registratienummer PL078L 2013103599, gesloten op 30 oktober 2013, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 50, regel 13-15, 20-22, 26-27, 30 en 32.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [collega], p. 28, regel 22-23.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 50, regel 37-38 en 40.
5.Het proces-verbaal van aangifte (door [slachtoffer]), p. 43, regel 10, 12-14 en 19-20.
6.Het proces-verbaal van aangifte (door [slachtoffer]), p. 43, regel 24 en 26-27 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte, (p. 50, regel 13-15 en 20-22 en) p. 51, regel 48-49.
7.Het proces-verbaal van aangifte (door [slachtoffer]), p. 42, regel 2-3 en p. 43, regel 24.
8.Proces-verbaal van aangifte (door [slachtoffer]), p. 43, regel 19-20
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 50.
10.Proces-verbaal van aangifte (door [slachtoffer]), p. 43, regel 30