In deze zaak vorderde de eigenaar van een boerderij, gelegen in een recreatiegebied, ontruiming van het pand dat door krakers was gekraakt. De eigenaar had het pand te koop staan en de krakers waren in het voorjaar van 2008 in het pand getrokken. De eigenaar had eerder al juridische stappen ondernomen om de krakers te laten vertrekken, maar deze keer werd de zaak opnieuw voor de rechter gebracht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de eigenaar zwaarder wogen dan die van de krakers. De krakers voerden aan dat zij recht hadden op bescherming van hun huisrecht, maar de rechter stelde vast dat dit recht in beginsel alleen geldt in verhouding tot de overheid. De eigenaar handelde voor zichzelf en niet namens de overheid. De krakers hadden ook geen zwaarwegende belangen die opwogen tegen de belangen van de eigenaar, die serieuze pogingen deed om het pand te verkopen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ontruiming op korte termijn de belangen van de krakers niet op onevenredige wijze zou schaden. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een dwangsom voor elke dag dat de krakers in gebreke bleven om het pand te verlaten. De kosten van de procedure werden ook aan de krakers opgelegd.