In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, eigenaar van een perceel, en het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij hem een preventieve last onder dwangsom was opgelegd in het kader van de onderhoudsplicht van de Keur Waterschap Rivierenland 2009. Dit besluit volgde op eerdere besluiten waarbij eiser niet tijdig aan zijn onderhoudsplicht had voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eigenaren van aangrenzende percelen verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de watergang. Eiser betoogde dat verweerder onredelijk onderscheid maakte tussen situaties met eenjarig gewas en zijn situatie, waarin aan één kant eenjarig gewas stond. De rechtbank oordeelde echter dat de verplichting tot onderhoud voor eiser bleef bestaan, ongeacht de omstandigheden aan de andere zijde van de watergang. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat verweerder geen last onder dwangsom kon opleggen aan eiser. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van perceeleigenaren voor het onderhoud van watergangen en de mogelijkheid van het opleggen van een last onder dwangsom bij niet-naleving van deze verplichtingen.