ECLI:NL:RBGEL:2014:3382

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
23 mei 2014
Zaaknummer
05/821361-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak bedreiging en bewezen mishandeling met noodweer als verweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mishandeling en bedreiging van zijn ex-vrouw. De feiten vonden plaats op 11 augustus 2013 in Nijmegen, waar een conflict tussen de verdachte en zijn ex-echtgenote, [slachtoffer], escaleerde. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zowel mishandeling als bedreiging, maar de verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer. Tijdens de zitting op 14 mei 2014 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. S van Oers, en de officier van justitie, mr. M. Brunsveld, presenteerde het bewijs tegen de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er tijdens het conflict wederzijdse geweldsuitingen waren. De verdachte heeft toegegeven [slachtoffer] te hebben geslagen, maar betwistte de bedreiging. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging, omdat de verklaringen van de aangever en getuigen niet overtuigend waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de bedreiging, maar oordeelde dat de mishandeling wel bewezen kon worden, gezien de verklaringen en het bewijs van camerabeelden.

Bij de beoordeling van de noodweerclaim kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij werd aangevallen door [slachtoffer], die hem met een mes bedreigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in redelijkheid had kunnen en mogen reageren op deze aanval. Gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder de dreiging van geweld door [slachtoffer], werd het beroep op noodweer gehonoreerd. De rechtbank besloot de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat hij niet strafbaar was in deze context. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden in geweldsdelicten, vooral wanneer noodweer wordt ingeroepen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/821361-13
Datum zitting : 14 mei 2014
Datum uitspraak : 28 mei 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
raadsvrouw : mr. S van Oers, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 augustus 2013, in de gemeente Nijmegen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer], verdachte's ex-vrouw)), meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/althans in/op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 11 augustus 2013, in de gemeente Nijmegen, een persoon genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden
toegevoegd: "ik maak je kapot, je krijgt een kogel en [betrokkene] ook als ik je
tegen kom", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 14 mei 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S van Oers, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. M. Brunsveld, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 augustus 2013 hebben verdachte en zijn ex-echtgenote, [slachtoffer], elkaar ontmoet op de Grootstalselaan te Nijmegen. Bij aankomst is een conflict ontstaan, waarbij over en weer is geslagen. [slachtoffer] had tijdens deze aanvaring -op enig moment- een mes in haar handen [2] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en bedreiging van [slachtoffer].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat het OM niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, nu er doelbewust ontlastend materiaal uit het dossier van verdachte is weggelaten. Dit is een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek.
Verder dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, de bedreiging, nu de verklaringen van aangever [slachtoffer] en getuige [getuige] niet worden ondersteund met concrete bewijsmiddelen.
Beoordeling door de rechtbank
OM niet-ontvankelijk?
De rechtbank stelt vast dat in het dossier van de verdachte in ieder geval twee ontlastende getuigenverklaringen ontbreken. De officier van justitie heeft ter terechtzitting geen verklaring hiervoor kunnen geven. De ontbrekende verklaringen zijn door de officier van justitie een dag voorafgaand aan de terechtzitting alsnog aan het dossier van de verdachte toegevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee het verzuim hersteld. Er is dan ook geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a Sr. Het verweer kan dan ook niet leiden tot niet-ontvankelijk verklaring van het OM.
Bedreiging
De rechtbank stelt vast dat zowel [slachtoffer] als getuige [getuige] -de toenmalige partner van [slachtoffer]- in hun verklaringen hebben aangegeven dat verdachte tegen [slachtoffer] heeft gezegd: “ik maak je kapot, je krijgt een kogel en [betrokkene] ook als ik je tegen kom”. De verdachte ontkent dit. Nu de rechtbank twijfels heeft omtrent de betrouwbaarheid van deze verklaringen, komt zij tot het oordeel dat geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de bedreiging. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Mishandeling
Verdachte heeft bekend [slachtoffer] één keer tegen het gezicht en één keer in haar zij te hebben geslagen. [3]
In het proces-verbaal van bevindingen van 20 augustus 2013 omtrent het uitkijken van de beelden staat gerelateerd dat daarop te zien is dat verdachte [slachtoffer] tweemaal tegen haar lichaam heeft geslagen. [4]
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 11 augustus 2013, in de gemeente Nijmegen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer], verdachte's ex-vrouw (met kracht) tegen het hoofd en meermalen tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken danwel dient te worden ontslagen van rechtsvervolging. Verdachte zag zich geconfronteerd met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding en heeft uit noodweer [slachtoffer] een klap gegeven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit de houding van verdachte, zoals te zien is op de camerabeelden, blijkt dat hij ook de confrontatie opzoekt en zich niet terugtrekt uit het gevecht met [slachtoffer].
Beoordeling door de rechtbank
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 20 augustus 2013, ondersteund door de ter terechtzitting bekeken camerabeelden, blijkt dat [slachtoffer] tijdens het conflict met verdachte hem niet alleen met gebalde vuisten meermalen slaat, maar ook met een mes in haar hand stekende bewegingen richting verdachte maakt. Als reactie hierop slaat verdachte tegen haar lichaam en eenmaal tegen haar hoofd.
Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte. Verdachte werd geschopt en geslagen en met een mes bedreigd. Weliswaar had [slachtoffer] het mes op de grond laten vallen op het moment dat verdachte [slachtoffer] een van de klappen gaf, echter [slachtoffer] is na het vallen van het mes doorgegaan met haar aanval op verdachte door hem met haar vuisten meerdere malen te slaan. Bovendien lag het mes op de grond en kon [slachtoffer] dit ieder moment weer oprapen, hetgeen zij enige tijd later ook heeft gedaan. Tegen dit onmiddellijke (dreigende) gevaar heeft verdachte zich in redelijkheid moeten en mogen verdedigen. Door [slachtoffer] tegen het hoofd en lichaam te slaan heeft verdachte, mede gelet op het feit dat [slachtoffer] hem met een mes had bedreigd, geen disproportioneel geweld gebruikt. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank het beroep op noodweer aannemelijk geworden. Verdachte zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Verdachte is derhalve niet strafbaar.

6.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 41, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit.
Verklaartbewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde niet strafbaar en
ontslaatverdachte van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door:
mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. M.F. Gielissen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081N 2013081608, gesloten op 4 september 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 16 augustus 2013, p. 5 t/m 9.; Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 30 augustus 2013, p. 54; Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2013, p. 23-24.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 24, 25.