ECLI:NL:RBGEL:2014:3339

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
22 mei 2014
Zaaknummer
05/841413-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling met mes tijdens confrontatie tussen ex-partners

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 augustus 2013 haar ex-partner met een mes heeft aangevallen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord, poging tot zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens een confrontatie met haar ex-partner, genaamd [slachtoffer], stekende bewegingen met een mes heeft gemaakt, maar dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij met voorbedachte rade heeft gehandeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot moord en van de poging zware mishandeling, maar achtte wel bewezen dat zij opzettelijk heeft geprobeerd haar ex-partner zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door met een mes stekende bewegingen te maken in de richting van het bovenlichaam van de aangever, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank legde een werkstraf op van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar licht verstandelijke beperking en psychiatrische problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841413-13
Datum zitting : 14 mei 2014
Datum uitspraak : 28 mei 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
raadsman : mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat zij op 11 augustus 2013, al dan niet met voorbedachte rade, [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en hem met een mes in de borst heeft gestoken.
Primair is dit ten laste gelegd als poging moord, subsidiair als poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en meer subsidiair als mishandeling.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 14 mei 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft de veroordeling van verdachte gevorderd.
Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [2]
De rechtbank acht, met de raadsman en de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en zal haar daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht, met de raadsman en de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van poging zware mishandeling.
Daartoe heeft hij betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte aangever gestoken heeft met het mes. De verklaring van aangever dat hij meteen aan het begin is gestoken, komt niet overeen met de beelden die van het gebeuren gemaakt zijn. Bij aangever is wel een kleine verwonding geconstateerd maar niet bewezen kan worden dat deze verwonding door het mes van verdachte is toegebracht. Dan blijft er over het maken van een stekende beweging met een mesje. Op de beelden is niet te zien waar die stekende beweging naar toe gaat. Er is dan ook geen aanmerkelijke kans dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, gelet op het geringe letsel en de gedraging van verdachte. Ook kan niet bewezen worden dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft het mes meegenomen ter bescherming omdat aangever forse bedreigingen had geuit. Verdachte heeft het mes ter hand gepakt op het moment dat aangever haar bij de nek had. Verdachte dacht dat hij haar nek zou breken.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat het op 11 augustus 2013 tot een confrontatie is gekomen tussen verdachte en aangever. Verdachte heeft toen op meerdere momenten een mes ter hand gehad en hiermee stekende bewegingen gemaakt.
In de verklaring van aangever leest de rechtbank niet dat hij verklaard heeft dat er meteen aan het begin is gestoken. Hij verklaart dat hij verdachte zag lopen, toen van de fiets is gestapt en dat het daarna allemaal heel snel gebeurde. Hij weet nog dat hij door verdachte bij zijn keel is vastgepakt en meerdere prikken voelde aan zijn borstkas.
De rechtbank acht op grond van de verklaring van aangever, het proces-verbaal van bevindingen omtrent het uitkijken van de (telefoon)camerabeelden en de geconstateerde verwonding bij aangever, bewezen dat verdachte met een mes met snelheid stekende bewegingen in de richting van de romp/het bovenlichaam van aangever heeft gemaakt. De rechtbank acht bewezen dat aangever hierdoor een prikwondje in zijn borststreek heeft opgelopen. Op de foto die van de jas van aangever is gemaakt is een klein langwerpig gaatje te zien, op dezelfde hoogte als de plek waar verdachte gewond is geraakt. Niet aannemelijk is geworden dat de verwonding van aangever door iets anders veroorzaakt zou zijn.
Dat de stekende bewegingen slechts geleid hebben tot een prikwondje is naar het oordeel van de rechtbank te wijten aan de jas die aangever droeg en dat hij zich verweerd heeft.
Niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich moest verweren tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van aangever. Uit het proces-verbaal van bevindingen omtrent het uitkijken van de camerabeelden volgt eerder dat verdachte de agressor is geweest.
Het mes betrof een keukenmesje/aardappelschilmesje met een lemmet van ongeveer 8 centimeter. Op de foto die zich in het dossier bevindt van het mes is te zien dat het mes een scherpe punt heeft.
Het is een feit van algemene bekendheid dat, door met een dergelijk mes met snelheid stekende bewegingen te maken in de richting van de romp/het bovenlichaam van een ander, een gebied waar zich veel vitale organen bevinden, de aanmerkelijke kans bestaat dat die ander daardoor zodanig gewond raakt dat deze daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door aldus te handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel op zou kunnen lopen. Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk, in de zin van voorwaardelijk opzet, geprobeerd heeft aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 11 augustus 2013, in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet voornoemde [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen/vastgepakt en met een mes die [slachtoffer] in de borst(streek) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft in de vierde regel na de woorden ‘gegrepen/vastgepakt’ de woorden ‘met een mes die [slachtoffer]’ ingevoegd.
Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiaire:
Poging zware mishandeling
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 80 uren werkstraf subsidiair 40 dagen hechtenis en voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een verplichting tot onderzoek en ambulante behandeling bij Kairos.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit en de rol van verdachte daarin, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat zij niet eerder veroordeeld is en de inhoud van het reclasseringsrapport.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf zou een te zware strafmodaliteit zijn. Daartoe heeft de raadsman gewezen op de volgende omstandigheden. Er is sprake van een eenvoudige mishandeling. Aangever heeft in het verleden veel vaker geweld uitgeoefend jegens verdachte. Hij heeft haar de dag van het gebeuren ook bedreigd, bewust de confrontatie met haar opgezocht en haar hard geslagen. Voorts moet rekening gehouden worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat zij hard werkt aan haar problematiek en er een stijgende lijn te zien is. De reclassering heeft bovendien de oplegging van een gevangenisstraf ontraden.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, d.d. 8 april 2014;
 een beknopt reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 15 augustus 2013, betreffende verdachte en
 een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 12 mei 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft geprobeerd aangever, haar ex-partner, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes stekende bewegingen naar zijn bovenlichaam te maken. Dat aangever daarbij slechts een prikwondje heeft opgelopen, is te danken aan het feit dat hij een jas droeg en zichzelf verweerde.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij een mes heeft meegenomen. Behalve dat ze daarmee aangever meermalen te lijf is gegaan, heeft ze hem geschopt, geslagen en bij de keel vastgegrepen. Verdachte is de agressor geweest.
Bovendien vond het gebeuren plaats op een fietspad langs een openbare weg en zijn diverse mensen daarvan getuige geweest.
Een dergelijk feit zorgt niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer maar ook binnen de samenleving in het algemeen.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft, er sprake is van psychiatrische problematiek - waarvoor zij hulp heeft gezocht - en zij op het moment van het incident verkeerde in een bijzonder stressvolle situatie. Dat aangever voorafgaand aan het gebeuren verdachte bedreigd zou hebben is onvoldoende vast komen te staan. Uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte en aangever in het verleden over en weer geweld op elkaar hebben uitgeoefend.
Verdachte is niet eerder veroordeeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. De onvoorwaardelijke straf is hoger dan geëist gelet op de ernst van het feit. De voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden dient ertoe om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Aan de voorwaardelijke straf worden, gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, de bijzondere voorwaarden verbonden van een meld- en onderzoeksplicht en een ambulante behandeling bij Kairos in verband met de problematiek van verdachte.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens haar vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat zij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten
4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
En voorts tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich zal laten onderzoeken en onder behandeling zal stellen bij Stichting Kairos te Nijmegen of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, teneinde zich te laten behandelen voor relationele, emotionele en gedragsproblematiek. Daarbij dient veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Ook als dit een dagbehandeling of (deeltijd)opname kan inhouden;
5. zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt aan de balie van Reclassering Nederland, [adres 2], tussen 09.00 uur en 10.30 uur. Hierna dient veroordeelde zich door Reclassering Nederland bepaalde perioden te blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze periode nodig acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland te Nijmegen tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Aldus gewezen door:
mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. Y. van Wezel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2014.
BIJLAGE I
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
zij op of omstreeks 11 augustus 2013, in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te
beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes in
haar handen op voornoemde [slachtoffer] is afgelopen en/of (vervolgens) [slachtoffer] bij
de keel heeft gegrepen/vastgepakt en/of (vervolgens) meermalen, althans
eenmaal, in/op/tegen de (linker) borst(streek), althans het (boven)lichaam
heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
zij op of omstreeks 11 augustus 2013, in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet en na kalm beraad en
rustig overleg, met een mes in haar handen op voornoemde [slachtoffer] is afgelopen
en/of (vervolgens) [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen/vastgepakt en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen de (linker)
borst(streek), althans het (boven)lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of
geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
zij op of omstreeks 11 augustus 2013, in de gemeente Nijmegen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend, een persoon, [slachtoffer], opzettelijk, na kalm beraad en
rustig overleg, althans opzettelijk, met een mes in haar handen op voornoemde
[slachtoffer] is afgelopen en/of (vervolgens) [slachtoffer] bij de keel heeft
gegrepen/vastgepakt en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen
de (linker) borst(streek), althans het (boven)lichaam heeft gestoken en/of
gesneden en/of geprikt, tengevolge waarvan [slachtoffer] (wond bovenlichaam en/of
striemen in de hals) enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
BIJLAGE II
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081N 2013079809, gesloten op 15 augustus 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
De bewijsmiddelen zijn, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 8, 9:
Op 11 augustus 2013 ben ik met [betrokkene] in de richting van het Shell tankstation te Nijmegen gereden. Ik zag [verdachte] op de Grootstalselaan op het fietspad lopen, in mijn richting. Ik stapte van de fiets. Ik ben door [verdachte] bij mijn keel vastgepakt en ik voelde meerdere prikken aan mijn borstkast. Ik zag dat [verdachte] een mes vast hield in haar rechterhand. [betrokkene] heeft dit allemaal op zijn telefoon via de camera opgenomen.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 20, 21:
Aangever [slachtoffer] kwam naar het hoofdbureau van politie met een keukenmesje c.q. aardappelmesje bij zich. Hij deelde mee dat zijn ex-vrouw [verdachte] hem met dit mes had aangevallen.
De lemmet van het mes heeft een lengte van ongeveer 8 centimeter.
Het letsel dat veroorzaakt zou zijn met het mes is zeer gering. Aan de voorkant, middengedeelte van het borstkasgedeelte van aangever [slachtoffer] was een klein puntje zichtbaar. Aangever had enkele striemen, plekken en lichte schaafverwonding zichtbaar op de hals/nekgedeelte.
Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], d.d. 20 augustus 2013, omtrent de uitgekeken beeldopnamen:
Wij, verbalisanten hebben de beelden, opgenomen door [betrokkene], bekeken en zagen daarop het volgende:
Te 00:15 seconden is te zien dat [verdachte] in haar rechterhand een mes vast heeft. In de tien opvolgende frames zien wij dat [verdachte] het mes in haar rechterhand vast heeft en met snelheid in de richting van de romp van [slachtoffer] beweegt. Te 00.26 seconden zien wij dat [verdachte] met haar linkerhand [slachtoffer] bij zijn keel pakt. Hier zien wij ook dat [verdachte] het mes nog in haar rechterhand heeft. Te 00.27 seconden zien wij dat [verdachte] het mes laat vallen. Te 00.44 seconden zien wij dat [verdachte] het mes weer oppakt. Te 00.45 seconden zien wij dat [verdachte] haar rechterarm en –hand, waar ze het mes in vast heeft, in een snelle beweging richting de linkerkant van de romp van [slachtoffer] beweegt. Te 01.18 minuten zien wij dat [verdachte] [slachtoffer] met haar rechterhand bij zijn keel pakt en met haar linkerhand zijn achterhoofd vast pakt. Te 01.24 minuten zien we dat [verdachte] [slachtoffer] nog met haar linkerhand zijn keel vast heeft, maar dat haar rechterhand al los is van [slachtoffer].
Een schriftelijk bescheid zijnde de zich in het dossier bevindende foto’s van het mes (p. 19), de verwonding van aangever (p. 12, 13) en de jas van aangever (p. 24, 25).
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 77, 78C:
Op 11 augustus 2013 ben ik naar de Shell te Nijmegen gegaan waar ik met Wessel had afgesproken. Ik nam een aardappelmesje mee. Ik zag daar voor de Shell Wessel en [betrokkene].
U laat mij een foto van het mes zien dat daar gevonden is. Dat is inderdaad mijn mes uit mijn keukenblok.

Voetnoten

1.De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.