Op 28 april 2014 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland het verzoek tot wraking van de rechters K.H.A. Heenk, M.C. van der Mei en D.T. Boks afgewezen. Het verzoeker, die zich niet eerlijk behandeld voelde, stelde dat de rechters niet in staat waren een 'Zuiver Oordeel' te vellen en beschuldigde hen van valsheid in geschrift. Tijdens de zitting op 28 april 2014 heeft verzoeker zijn standpunt mondeling toegelicht, terwijl de rechters niet aanwezig waren. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de wrakingsgronden van verzoeker niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters partijdig waren.
De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering elke rechter op verzoek van een partij kan worden gewraakt, maar dat er uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter vooringenomenheid koestert. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet duiden op feiten of omstandigheden die een wraking rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat zij geen verplichting heeft om vragen van verzoeker te beantwoorden die niet relevant zijn voor de beoordeling van het wrakingsverzoek.
De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen door de voorzitter J.D.A. den Tonkelaar en de rechters C. Kleinrensink en J.T.G. Roovers, met de griffier J.D. Koster. De rechtbank heeft bepaald dat de procedure onder kenmerk ZUT 2014-16 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van indienen van het wrakingsverzoek.