ECLI:NL:RBGEL:2014:308

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
05/820940-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

Op 22 januari 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 maart 2013 in Nijmegen betrokken was bij een verkeersongeval waarbij een motorrijder om het leven kwam. De verdachte, bestuurder van een Ford S-max, voerde een bijzondere verkeersmanoeuvre uit door te keren op de Kapittelweg, terwijl hij een motorrijder in zijn spiegels had gezien. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden door niet voldoende rekening te houden met de motorrijder die zich achter hem bevond. De motorrijder, genaamd [slachtoffer], reed op dat moment op de rijstrook voor doorgaand verkeer en kon niet tijdig remmen, wat leidde tot een botsing. De rechtbank concludeerde dat de dood van de motorrijder het gevolg was van de schuld van de verdachte, die in strijd met de Wegenverkeerswet handelde. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de impact van het ongeval op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820940-13
Datum zitting : 08 januari 2014
Datum uitspraak : 22 januari 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
raadsman : mr. P.J.J. Engbertsen, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat door zijn schuld een verkeersongeval is ontstaan waardoor een ander werd gedood, dan wel dat hij gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 08 januari 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.J.J. Engbertsen, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft de veroordeling van verdachte gevorderd voor het primaire feit.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [2]
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrij te spreken. Daartoe heeft hij het volgende betoogd.
Niet bewezen kan worden dat de dood van de motorrijder het gevolg is van de door verdachte ingezette bijzondere manoeuvre.
Verdachte heeft heel voorzichtig gereden en zich ervan vergewist, voordat hij van richting veranderde, dat hij kon keren zonder het overige verkeer te hinderen. Hij heeft in zijn spiegels en over zijn schouder gekeken en gezien dat de motorrijder zich achter hem bevond. Omdat verdachte met zijn auto vrijwel tot stilstand was gekomen en richting naar links had aangegeven mocht hij er van uit gaan dat hij kon keren zonder het overige verkeer te hinderen.
Bovendien volgt uit het dossier dat de motorrijder met een ter plaatse te hoge snelheid heeft gereden waardoor hij zijn motor niet tot stilstand kon brengen binnen een afstand waarover de weg vrij en te overzien was. De motorrijder heeft geprobeerd verdachte links in te halen, terwijl hij wist dat verdachte ging keren.
Ook is uit het dossier af te leiden dat de kinband van de helm van de motorrijder niet gesloten was. De helm is door de botsing van het hoofd van de motorrijder gevlogen waardoor de motorrijder met zijn blote hoofd op het wegdek terecht is gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat, zoals ook verdachte verklaard heeft, dat hij op 21 maart 2013 met zijn auto reed op de Kapittelweg te Nijmegen. Verdachte reed op de rijstrook voor recht doorgaand verkeer maar wilde keren op de weg. Om dit mogelijk te maken is hij met zijn rechterwielen gereden over de voorsorteerstrook bestemd voor het rechts afslaande verkeer in de richting van de Eduard Noyonslaan. Bij het inzetten van de draai is verdachte over de dubbel doorgetrokken streep gereden.
Vóórdat hij de draai inzette en deels is gaan rijden op de voorsorteerstrook heeft verdachte gezien dat er een motor, bestuurd door [slachtoffer], achter hem reed. De motorrijder reed op de rijstrook voor doorgaand verkeer. Verdachte heeft verklaard dat vóór het inzetten van de draai de afstand tussen hem en de motorrijder naar schatting 10 tot 20 meter betrof. Verdachte had de indruk dat de motorrijder zich op voldoende afstand van hem bevond om de draai te kunnen maken. Verdachte had ook de verwachting dat de motorrijder achter hem zou blijven terwijl hij de draai maakte. Tijdens het maken van de draai is verdachte met zijn auto tegen de motorrijder gebotst.
Door de botsing is de helm van het hoofd van de motorrijder afgevlogen en is de motorrijder met zijn blote hoofd op het wegdek terecht gekomen. De motorrijder heeft hierdoor hoofd-, en hersenletsel opgelopen als gevolg waarvan hij is overleden. Hiermee is de causaliteit tussen de botsing en de dood van de motorrijder gegeven. Dat de helm na het ongeval is aangetroffen met een niet gesloten kinband die wel goed bleek te kunnen functioneren, doet aan het voorgaande niet af.
Verdachte had, vanwege het willen maken van een bijzondere verkeersmanoeuvre en wetende dat de motorrijder zich op korte afstand achter hem bevond op de rijstrook voor recht doorgaand verkeer, extra voorzichtig moeten zijn. Hij had de motorrijder voor moeten laten gaan dan wel had hij pas mogen keren op een moment waarop dit geen gevaar voor het overige verkeer op kon leveren.
Door deels op de voorsorteerstrook bestemd voor het rechts afslaand verkeer te gaan rijden en de draai om te keren in te zetten, zonder zich er van te vergewissen waar de motorrijder zich op dat moment precies bevond, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig gereden en is het aan zijn schuld te wijten dat de botsing heeft plaatsgevonden.
Aldus acht de rechtbank, evenals de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Dat de motorrijder een snelheid gehad zou hebben van 40 á 50 kilometer per uur is onvoldoende vast komen te staan. Deze snelheid is gegrond op een in het VOA-proces-verbaal genoemde berekening waarbij vermeld wordt dat een exacte berekening van de snelheid van de motor aan het begin van het spoor niet kon worden gemaakt omdat geen remproeven uitgevoerd zijn. Bovendien heeft getuige [getuige 1] de snelheid van de motorrijder geschat op ongeveer 30 kilometer per uur. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de motorrijder zijn snelheid had aangepast en op het moment dat verdachte op beide rijstroken reed, de motorrijder zijn snelheid verhoogde maar wel op een normale manier.
Ook wanneer uitgegaan zou worden van een door de motorrijder gereden snelheid van 40 á 50 kilometer per uur, doet dit niet af aan het verwijt dat verdachte in dit geval wordt gemaakt, zoals hiervoor overwogen.
Uit het dossier kan, zoals verdachte ook verklaard heeft, afgeleid worden dat verdachte op enig moment zijn knipperlicht naar links heeft aangezet. Op wélk moment hij dit gedaan heeft kan uit het dossier niet afgeleid worden. Ook in het geval verdachte het knipperlicht tijdig heeft aangezet en de motorrijder het knipperlicht heeft kunnen zien, doet dit niet af aan het oordeel van de rechtbank. Het is immers verdachte geweest die een verwarrende situatie heeft gecreëerd door deels op de voorsorteerstrook bestemd voor het rechts afslaande verkeer te gaan rijden en van daaruit, met overschrijding van de dubbel doorgetrokken streep, een bocht naar links heeft gemaakt om te keren.
Conclusie
Bewezen is dat verdachte:
op 21 maart 2013 te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Ford S-max met het kenteken [kenteken 1]), daarmede rijdende over
de weg, Kapittelweg ter hoogte van de kruising met de Eduard Noyonslaan,
aanmerkelijk, onvoorzichtig, heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij voornemens was, en bezig was een bijzondere manoeuvre uit te
voeren, zoals bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, en terwijl hij een achter hem rijdende bestuurder van een motorfiets (BMW met het kenteken [kenteken 2]) in zijn binnenspiegel had waargenomen, en terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en werd gehinderd, heeft gereden over de voorsorteerstrook, bestemd voor het rechts afslaande verkeer en in strijd met het gestelde in artikel 78 van voormeld reglement op die kruising niet die richting heeft gevolgd, die de
voorsorteerstrook (bestemd voor het rechts afslaande verkeer) waarop hij,
verdachte, zich bevond aangaf en op die kruising niet rechtsaf is geslagen,
doch is gaan keren door naar links te sturen, en (daarbij) in strijd met artikel 76 van voormeld reglement een (dubbele) doorgetrokken streep heeft overschreden die zich niet langs de verharding van de weg bevond, en (vervolgens) een bijzondere manoeuvre als bedoeld in artikel 54 van voormeld reglement heeft uitgevoerd, namelijk op die weg is gaan keren en (daarbij) in strijd met artikel 54 de bestuurder van een over de Kapittelweg (links) achter hem rijdende motorfiets niet voor heeft laten gaan en (vervolgens) is gebotst tegen, een
motorfiets (BMW, met kenteken [kenteken 2]) die links naast hem, verdachte, van
achteren over de Kapittelweg naderde en de rijstrook voor rechtdoor volgde, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) werd gedood;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 200 uren werkstraf subsidiair 100 dagen hechtenis en voorts oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met de ernst van het feit. In het voordeel van verdachte heeft hij meegewogen dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, de gevolgen van het feit (ook) voor verdachte en het feit dat hij na de botsing contact heeft gezocht met de familie van het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen nu het ongeluk een, triest, incident betrof dat een ieder had kunnen overkomen. De raadsman heeft verzocht verdachte geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen omdat verdachte zijn auto nodig heeft in verband met zijn werk.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het blanco strafblad van verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van het verkeersongeval zoals hiervoor omschreven. Verdachte lijkt helaas niet in te zien dat het ongeval het gevolg is geweest van zijn eigen, aanmerkelijke, onvoorzichtigheid.
Aan de nabestaanden is onherstelbaar leed toegebracht.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Het ongeval heeft hem zeer aangegrepen en hij zal de door hem niet gewilde gevolgen zijn verdere leven met zich mee moeten dragen. Verdachte heeft na het ongeval contact opgenomen met de familie van het slachtoffer en hij heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting openheid van zaken gegeven.
Gelet op alle omstandigheden zal de rechtbank verdachte een lagere straf opleggen dan geëist, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij bezig is met het starten van zijn eigen onderneming maar dat hij eventuele, latere, klanten zo nodig ook per openbaar vervoer zou kunnen bezoeken. Hoewel het -tijdelijk- moeten missen van het rijbewijs ongemak veroorzaakt, is er naar het oordeel van de rechtbank niet sprake van een situatie waarin verdachte zijn werkzaamheden daardoor niet zal kunnen uitoefenen. Daaruit volgt dat de auto niet per se noodzakelijk is voor zijn werkzaamheden.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen.
En voorts tot:
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze ontzegging 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. F.J.H. Hovens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2014.
BIJLAGE I
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 21 maart 2013 te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, Ford S-max met het kenteken [kenteken 1]), daarmede rijdende over
de weg, Kapittelweg ter hoogte van de kruising met de Eduard Noyonslaan,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend
en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij voornemens was, en/of bezig was een bijzondere manoeuvre uit te
voeren, zoals bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, en/of terwijl hij een achter hem rijdende bestuurder van een motorfiets (BMW met het
kenteken [kenteken 2]) in zijn binnenspiegel had waargenomen, en/of terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd, (grotendeels) heeft gereden over de voorsorteerstrook, bestemd voor het
rechtsafslaande verkeer en/of in strijd met het gestelde in artikel 78 van
voormeld reglement op die kruising niet die richting heeft gevolgd, die de
voorsorteerstrook (bestemd voor het rechtsafslaande verkeer) waarop hij,
verdachte, zich bevond aangaf en/of op die kruising niet rechtsaf is geslagen,
doch is gaan keren door naar links te sturen, en/of (daarbij) in strijd met artikel 76 van voormeld reglement een (dubbele)
doorgetrokken streep heeft overschreden die zich niet langs de verharding van
de weg bevond, en/of (vervolgens) een bijzondere manoeuvre als bedoeld in artikel 54 van voormeld
reglement heeft uitgevoerd, namelijk op die weg is gekeerd, althans is gaan
keren en/of (daarbij) in strijd met artikel 54 de bestuurder van een over de
Kapittelweg (links) achter hem rijdende motorfiets niet voor heeft laten gaan
en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een
motorfiets (BMW, met kenteken [kenteken 2]) die links naast hem, verdachte, van
achteren over de Kapittelweg naderde en de rijstrook voor rechtdoor volgde, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) werd gedood;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 maart 2013 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig
(personenauto, Ford S-max met het kenteken [kenteken 1]), daarmee rijdende op de
weg, Kapittelweg ter hoogte van de kruising met de Eduard Noyonslaan, terwijl hij voornemens was, en/of bezig was een bijzondere manoeuvre uit te
voeren, zoals bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, en/of terwijl hij een achter hem rijdende bestuurder van een motorfiets (BMW met het
kenteken [kenteken 2]) in zijn binnenspiegel had waargenomen, en/of terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd, (daarbij) (grotendeels) heeft gereden over de voorsorteerstrook, bestemd voor
het rechtsafslaande verkeer en/of in strijd met het gestelde in artikel 78 van
voormeld reglement op die kruising niet die richting heeft gevolgd, die de
voorsorteerstrook (bestemd voor het rechtsafslaande verkeer) waarop hij,
verdachte, zich bevond aangaf en/of op die kruising niet rechtsaf is geslagen,
doch is gaan keren door naar links te sturen, en/of (daarbij) in strijd met artikel 76 van voormeld reglement een (dubbele)
doorgetrokken streep heeft overschreden die zich niet langs de verharding van
de weg bevond, en/of een bijzondere manoeuvre als bedoeld in artikel 54 van voormeld reglement
heeft uitgevoerd, namelijk op die weg is gekeerd, althans is gaan keren en/of
(daarbij) in strijd met artikel 54 de bestuurder van een over de Kapittelweg
(links) achter hem rijdende motorfiets niet voor heeft laten gaan en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een
motorfiets (BMW, met kenteken [kenteken 2]) die links naast hem, verdachte, van
achteren over de Kapittelweg naderde en de rijstrook voor rechtdoor volgde, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
BIJLAGE II
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, team Nijmegen Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081Z 2013026466, gesloten op 29 mei 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
De bewijsmiddelen zijn, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2014:
Ik reed op 21 maart 2013 met mijn personenauto op de Kapittelweg in Nijmegen. Ik wilde keren op de weg. Om dit mogelijk te maken reed ik met de rechterwielen van mijn auto over de voorsorteerstrook bestemd voor het rechtsafslaande verkeer in de richting van de Eduard Noyonslaan. Bij het inzetten van de draai naar links ben ik over de dubbel doorgetrokken streep gereden en direct daarna heeft de botsing plaats gevonden met de motorrijder. Dit bleek later de heer [slachtoffer] te zijn.
Vóór het inzetten van de draai en voordat ik deels op de voorsorteerstrook reed heb ik door middel van het kijken in de spiegels en over mijn schouder, gezien dat de motorrijder achter mij reed. Vóór het inzetten van de draai betrof de afstand tussen mij en de motor 10 tot 20 meter.
Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 10, 11, 34, 36:
Op 21 maart 2013 is te Nijmegen een onderzoek ingesteld naar een verkeersongeval waarbij de volgende voertuigen betrokken waren: een personenauto, merk Ford, type S-max, kenteken [kenteken 1]en een motorfiets, merk BMW, kenteken [kenteken 2].
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de Kapittelweg ter hoogte van de rechts gelegen Eduard Noyonslaan.
Het uitzicht van de bestuurder van de Ford werd op generlei wijze belemmerd.
De BMW en de Ford reden over de Kapittelweg op de rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer. De bestuurder van de Ford ging met de rechterwielen de rijstrook voor rechtsaf volgen en kruiste daarna de rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer, waar de BMW op dat moment reed. Beide voertuigen kwamen met elkaar in botsing. Ter hoogte van de plaats botsing waren de rijstroken, bestemd voor rechtsaf slaand verkeer en voor rechtdoor gaand verkeer gescheiden door middel van een dubbele doorgetrokken witte streep. Bij het neerkomen op het wegdek droeg de bestuurder van de BMW zeer waarschijnlijk geen helm meer en raakte zwaar gewond aan zijn hoofd. Hij is kort na dit ongeval in het ziekenhuis overleden. Het slachtoffer was genaamd: [slachtoffer]. De schouwarts heeft aangegeven dat [slachtoffer] is overleden aan een hersenbloeding in combinatie met een schedelbasisfractuur.

Voetnoten

1.De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.