In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het de verdeling van een perceel tussen twee partijen. De rechtbank heeft op 30 april 2014 een vonnis gewezen waarin de verdeling van het perceel aan de orde is. De partijen, aangeduid als eisers en gedaagde, hebben verschillende belangen bij de toedeling van het perceel. De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de belangen van beide partijen, evenals met het algemeen belang, zoals vastgelegd in artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdeling van het perceel niet langs de doorgetrokken lijn die het bedrijfspand in twee helften verdeelt, kan plaatsvinden. In plaats daarvan is besloten dat een strook van 11,8 x 82,7 meter aan de westkant van het perceel aan de eisers zal worden toegewezen, terwijl de rest van het perceel aan de gedaagde wordt toegewezen. Deze beslissing is gemotiveerd door de huidige gebruiks- en economische mogelijkheden van de percelen, evenals de belangen van de huurders van de eisers. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gedaagde geen gebruik maakt van het pand en dat zijn plannen voor uitbreiding onzeker zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voorgestelde verdeling de belangen van beide partijen het beste dient. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van de helft van de waarde van de percelen aan de eisers, verminderd met de waarde van de aan hen toe te delen strook. De kosten voor verdere exploitatie na de verdeling zijn buiten beschouwing gelaten, aangezien deze afhankelijk zijn van onzekere toekomstige factoren. De partijen zijn overeengekomen dat de makelaars gezamenlijk de waarde van het perceel en de hoogte van de eventuele overbedeling zullen vaststellen, waarna de zaak opnieuw op de rol zal komen voor aktewisseling.