In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een beroep op de partnervrijstelling in de erfbelasting. Eiseres, die nooit gehuwd of geregistreerd als partner is geweest, heeft een beroep gedaan op de vrijstelling voor partners zoals vastgelegd in artikel 32, lid 1, onder 4e, letter a van de Successiewet 1956. De rechtbank oordeelt dat de situatie van eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor deze vrijstelling, omdat zij niet kan aantonen dat zij in het jaar voorafgaand aan het overlijden van haar vader een mantelzorgcompliment heeft ontvangen, zoals vereist door de wet. De rechtbank wijst erop dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het vaststellen van belastingregels en dat de keuze om een mantelzorgcompliment te eisen niet onredelijk is. Eiseres heeft betoogd dat de afwijzing van de vrijstelling in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EP) en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). De rechtbank concludeert echter dat de wetgever binnen zijn bevoegdheden heeft gehandeld en dat er geen sprake is van ongerechtvaardigde discriminatie of schending van het eigendomsrecht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.