ECLI:NL:RBGEL:2014:2902

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
231583
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en bewijslevering in koopovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagden met betrekking tot een koopovereenkomst van een sportschool. De rechtbank heeft op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in deze zaak, die een vervolg was op een eerder vonnis van 2 januari 2013. Eiser stelde dat hij meer dan € 10.800,00 had betaald voor de koopsom, maar slaagde er niet in om dit bewijs te leveren. De rechtbank oordeelde dat de koopovereenkomst rechtsgeldig was vernietigd wegens dwaling door eiser op 2 mei 2012, en dat eiser recht had op terugbetaling van de koopsom in ruil voor de teruggave van het gekochte. Gedaagden erkenden een bedrag van € 10.800,00 te hebben ontvangen, maar eiser kon niet aantonen dat hij meer had betaald. Hierdoor werd de vordering tot betaling van het hogere bedrag afgewezen. De rechtbank veroordeelde gedaagden hoofdelijk tot betaling van het erkende bedrag van € 10.800,00, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden gedaagden ook veroordeeld tot betaling van beslagkosten en proceskosten aan de zijde van eiser. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/231583 / HA ZA 12-451
Vonnis van 26 maart 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te[woonplaats],
eiser,
advocaat mr. E.R. van Schaik te[woonplaats],
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagden],
gevestigd te [woonplaats],
2.[gedaagden],
wonende te [woonplaats],
3.
[gedaagden],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.P.J. Botterblom te Nijkerk.
Partijen zullen hierna [eiser], [gedaagden], [gedaagden] -[gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 januari 2013
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 maart 2013
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 19 april 2013
  • de stelbrief van mr. Van Schaik, voornoemd, van 25 april 2013
  • de rolverwijzing van 5 juni 2013
  • de rolverwijzing van 24 oktober 2013
  • de rolverwijzing van 3 januari 2014 waarbij de enquête is gesloten en de zaak naar de rol is verwezen voor conclusie na enquête en niet gehouden contra-enquête
  • de conclusie na getuigenverhoor namens [gedaagden], [gedaagden] -[gedaagden].
  • de akte niet dienen van conclusie na getuigenverhoor zijdens [eiser].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van
2 januari 2013. Samengevat is in dat vonnis geoordeeld dat de koopovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is vernietigd wegens dwaling door [eiser] op 2 mei 2012. Ook is geoordeeld dat [eiser] recht heeft op terugbetaling van de koopprijs tegenover teruggave van het gekochte. Niet vast stond hoeveel [eiser] al had betaald. [gedaagden] heeft erkend een bedrag ad € 10.800,-- van [eiser] te hebben ontvangen, maar [eiser] stelt dat hij meer heeft betaald. Hem is daarom opgedragen te bewijzen dat hij meer dan
€ 10.800,-- van de koopsom heeft betaald aan gedaagden. Ten aanzien van de vordering tot betaling van een bedrag ad € 17.529,64 en de vordering tot terugbetaling van hetgeen aan de verhuurder is voldaan, is reeds geoordeeld dat deze vorderingen zullen worden afgewezen.
2.2.
Als getuige is gehoord [eiser] zelf. Voorop wordt gesteld dat de verklaring van [eiser] is onderworpen aan de beperking van artikel 164 lid 2 Rv. Zijn verklaring kan alleen bijdragen aan het bewijs in het geval er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanige essentiële punten betreffen dat zij de verklaring van [eiser] voldoende geloofwaardig maken.
2.3.
[eiser] heeft verklaard dat hij op diverse dagen begin 2012 diverse bedragen contant heeft betaald aan de heer [gedaagden]. Naast de verklaring van [eiser] is er het nodige gezegd en geschreven over sms’jes van [gedaagden] en pintransacties in de betreffende periode, maar deze zijn onvoldoende om te dienen als steunbewijs nu ze niets zeggen over of [eiser] contant bedragen aan gedaagden heeft betaald. Nu geen ander, al dan niet volledig, bewijs aan de rechtbank is overgelegd van de betalingen van [eiser] aan [gedaagden], komt aan de verklaring van [eiser] onvoldoende bewijskracht toe. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voldoende steunbewijs ontbreekt, zodat de verklaring van [eiser] geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren. [eiser] is dus niet geslaagd in het leveren van het aan hem opgedragen bewijs.
2.4.
In het vonnis van 2 januari 2013 is reeds geoordeeld dat als [eiser] niet slaagt in de bewijslevering gedaagden hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling van
€ 10.800,--. De rechtbank blijft daarbij.
2.5.
De rechtbank zal thans de overige (neven)vorderingen bespreken.
2.6.
[eiser] vordert [gedaagden] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 646,94 voor verschotten en € 452,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 452,00).
2.7.
[eiser] vordert betaling van de hoofdsom vermeerderd met wettelijke handelsrente. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van art. 6:119a BW, zodat de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW worden toegewezen.
2.8.
[gedaagden], [gedaagden] -[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eiser] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 99,57
- griffierecht 821,00
- salaris advocaat
1.356,00(3,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 2.276,57
2.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst van 23 januari 2012 rechtsgeldig is vernietigd bij brief van 2 mei 2012;
3.2.
veroordeelt [gedaagden], [gedaagden] -[gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 10.800,00 (tienduizendachthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 20 juni 2012 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagden], [gedaagden] -[gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.098,94, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt [gedaagden], [gedaagden] -[gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.276,57, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt [gedaagden], [gedaagden] -[gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.2 tot en met 3.5. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2014.