ECLI:NL:RBGEL:2014:2893

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
239253
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inspanningsverplichting van de gemeente in koopovereenkomst met projectontwikkelaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een projectontwikkelaar en de gemeente Wageningen over de inspanningsverplichting van de gemeente in het kader van een koopovereenkomst. De projectontwikkelaar, gevestigd te Rijssen, had de gemeente aangeklaagd omdat zij van mening was dat de gemeente niet voldoende voortvarend had gehandeld bij het tot stand brengen van een bestemmingsplan voor de bouw van twaalf woningen. De rechtbank heeft in haar vonnis overwogen dat de gemeente wel degelijk alles heeft gedaan wat binnen haar vermogen lag om het bestemmingsplan op te stellen. De rechtbank concludeerde dat de vertragingen niet alleen te wijten waren aan de gemeente, maar ook aan de tegenstrijdige belangen van de projectontwikkelaar en de gemeenteraad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente niet aansprakelijk was voor de schade die de projectontwikkelaar lijdt door het niet tot stand komen van het bestemmingsplan, omdat de gemeente geen garantie had gegeven voor de tijdige vaststelling van het plan. De vorderingen van de projectontwikkelaar zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de rol van de gemeente in het proces van bestemmingsplanontwikkeling en de verantwoordelijkheden van projectontwikkelaars in dit proces.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/239253 / HA ZA 13-79
Vonnis van 26 maart 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser]
gevestigd te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten
eiseres
advocaat mr. J.B. Mus te Breda
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WAGENINGEN
zetelend te Wageningen
gedaagde
advocaat mr. P.L.G. Haccou te Arnhem
Partijen zullen hierna[eiser] en de gemeente worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 augustus 2013
  • de akte houdende uitlating na tussenvonnis van 13 november 2013 van[eiser]
  • de antwoordakte van de gemeente van 22 januari 2014
1.2
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het tussenvonnis van 21 augustus 2013 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank overwogen dat[eiser] niet hoeft te procederen bij de bestuursrechter, zodat zij in haar vorderingen kan worden ontvangen (rechtsoverwegingen 4.1 en 4.2).
2.2
De rechtbank heeft voorts overwogen als volgt. Als de gemeente[eiser] heeft gegarandeerd dat binnen een zekere tijd een bestemmingsplan van een bepaalde inhoud tot stand komt, dan is zij in beginsel aansprakelijk voor de schade die[eiser] lijdt doordat het plan niet tot stand komt als overeengekomen. De gemeente heeft een dergelijke garantie echter niet gegeven. De rechtbank heeft vervolgens partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte erover uit te laten of de gemeente alles heeft gedaan wat binnen haar vermogen ligt om het gewenste bestemmingsplan op voortvarende wijze tot stand te brengen. Partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
2.3
De verwijten die[eiser] de gemeente maakt houden in dat zij niet voldoende voortvarend te werk is gegaan, dat zij ‘vertragingstactieken’ heeft toegepast (opstellen kadernota, organiseren informatieavond) en dat zij heeft verlangd dat[eiser] nadere gegevens zou aanleveren (concreet bouwplan, schets), onderzoeken zou laten uitvoeren (geluid, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, flora en fauna) en aldus kosten zou maken (waaronder een tweede keer leges betalen), zonder dat daartoe een noodzaak bestond.
2.4
Uit de in het geding gebrachte stukken (correspondentie, notulen, beleidsstukken, collegebesluiten en raadsbesluiten) blijkt afdoende dat de gemeente, meer in het bijzonder het college van burgemeester en wethouders, zich aanzienlijke moeite heeft getroost om te bewerkstelligen dat een bestemmingsplan zou worden aangenomen dat de voorgenomen bouw mogelijk zou maken. Dat de daartoe opgestelde ontwerpen daarbij niet in procedure zijn gebracht met de voortvarendheid die[eiser] van de gemeente verwacht en dat tot op heden een dergelijk bestemmingsplan niet is vastgesteld, is niet zozeer het gevolg van de werkwijze van de gemeente (het college van burgemeester en wethouders), als meer van de tegenstelling tussen aan de ene kant de belangen van[eiser] bij het ontwikkelen van een rendabel project en aan de andere kant de bezwaren van de gemeenteraad tegen het voorgenomen bouwvolume en het aanzicht van dat project. Bij het nakomen van de inspanningsverplichting was de gemeente dus niet alleen gebonden aan bestuursrechtelijke procedures en termijnen, maar had zij bovendien rekening te houden met de wensen van de gemeenteraad, die uiteindelijk bevoegd is de bestemming van de grond te bepalen. Ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst wist[eiser], althans behoorde zij als professionele projectontwikkelaar te weten, dat procedures tot het vaststellen van bestemmingsplannen geruime tijd in beslag kunnen nemen, dat beslissingen daarover in een politiek proces tot stand komen en dat de bevoegdheid tot het nemen van die beslissingen aan de gemeenteraad toekomt. Daar komt bij dat de inspanningsverplichting die de gemeente op zich heeft genomen niet wegneemt dat het initiatief voor de ontwikkeling van het plan naar zijn aard ligt bij[eiser] als projectontwikkelaar.
2.5
In het licht van het voorgaande dient te worden beoordeeld of de gemeente zich voldoende heeft ingespannen als in artikel 10 onder 12 van de koopovereenkomst bedoeld, dat wil zeggen of zij alles heeft gedaan wat binnen haar vermogen ligt om het bestemmingsplan op voortvarende wijze tot stand te laten komen. De rechtbank vindt van wel, gelet althans op de verwijten die[eiser] de gemeente maakt.
2.6
Voorop staat dat de gemeente hierin, anders dan[eiser] meent, geen initiatief had te nemen, nu zij bij de opstelling van het bestemmingsplan afhankelijk was van een concrete bouwschets of een concreet bouwplan van[eiser]. Dat volgt ook uit de bewoordingen van de overeenkomst volgens welke de gemeente zich zou inspannen[eiser] in staat te stellen op het verkochte de bouw van twaalf woningen, type drive-in, elk bestaande uit vier bouwlagen (inclusief kelder/garage en kapconstructie) te verwezenlijken. Ook in de beginfase (februari 2007 - juli 2008) heeft de gemeente hierbij voldoende voortvarend gehandeld, nu blijkens de door haar bij antwoord overgelegde correspondentie onvoldoende duidelijk was wat er precies zou worden gebouwd, gelet op de toen al bij de gemeente bestaande voorkeur voor tien woningen.[eiser] heeft meegewerkt aan het laten opstellen van begrotingen, waaruit uiteindelijk naar voren is gekomen dat een project met tien woningen gelet op de aankoopprijs verliesgevend zou zijn. Vervolgens heeft het college van burgemeester en wethouders de overeenkomst bekrachtigd. De tekst van de overeenkomst ten spijt zocht men in het eerste jaar kennelijk nog naar een alternatief voor de twaalf woningen. Op geen enkele wijze is de gemeente toen duidelijk gemaakt dat zij haast moest maken. Er was ook nog niet geleverd. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat zij zich niet voldoende heeft ingespannen.
2.7
Een eerste aansporing van de zijde van[eiser] dateert van 27 oktober 2008. Daarop is de bestemmingsplanprocedure op gang gekomen. Als gezegd lag het initiatief daarvoor bij[eiser]. Dat leidde ertoe dat eerst in mei 2009 een informatieavond kon worden gehouden, waarna in juni 2009 een ontwerpbestemmingsplan werd vervaardigd dat in juli 2009 zes weken ter inzage werd gelegd. Nadat was gebleken dat een groot aantal zienswijzen tegen het plan was ingediend is het ontwerpplan conform de vervaardigde zienswijzennota aangepast en in december 2009 ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. In de raadsvergadering van 8 februari 2010 stuitte het echter op zeer veel weerstand, waardoor het niet kon worden vastgesteld. Ook in de hierboven weergegeven gang van zaken ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat de gemeente onvoldoende voortvarendheid heeft betracht. Het gaat ook niet aan om de weigering van de raad het bestemmingsplan vast te stellen als onvoldoende inspanning aan de gemeente toe te rekenen. Uit de aard der zaak dient de door het college van burgemeester en wethouders toegezegde inspanning van de gemeente door dat college als uitvoerend orgaan van de gemeente te worden verricht. Een tegengestelde opvatting zou in zoverre immers neerkomen op een garantie.
2.8
Na de raadsvergadering van 8 februari 2008 ontstond even windstilte. Na ingebrekestelling door[eiser] op 2 maart 2010 en daaropvolgend overleg is het proces voortgezet.[eiser] heeft daarbij wellicht in de onjuiste opvatting verkeerd dat de gemeente volgens de overeenkomst zonder meer gehouden was een bestemmingsplan van een bepaalde inhoud vast te stellen. De gemeente heeft op haar beurt wellicht te weinig realiteitszin betracht door met het door[eiser] gewenste project voort te gaan. Aan de andere kant voelde de gemeente zich onder invloed van de ingebrekestelling kennelijk gedrongen tot actie. Onder die omstandigheden is het haar niet euvel te duiden dat zij daarvoor via de kadernota een meer zekere basis voor vaststelling van een aan de wensen van[eiser] beantwoordend bestemmingsplan wilde verwerven en kan haar zeker niet worden verweten dat zij zich niet voldoende heeft ingespannen om tot een dergelijk plan te komen. Dat daarmee meer tijd gemoeid was dan normaal is te verwachten. Uit de kadernota volgden meerdere opties. Ook daarna lag het initiatief weer bij[eiser]. Het betrof een nieuw ontwerpbestemmingsplan met - volgens de regels - nieuwe onderzoeken. Dat[eiser] naar zij stelt de facto op slechts geringe wijzigingen uitkwam ten opzichte van het eerste ontwerp doet daar niet aan af. Dat hangt kennelijk samen met haar wens om zo dicht mogelijk te blijven bij het eerste ontwerp.
2.9
In ieder geval heeft ook het tweede ontwerpbestemmingsplan het op de raadsvergadering van 24 september 2012 niet gehaald. Na ontbinding van de overeenkomst door[eiser] op 11 oktober 2012 hoefden van de gemeente geen inspanningen meer te worden verwacht.
2.1
De conclusie is dat de gemeente niet is tekortgeschoten, zodat de vorderingen zullen worden afgewezen.[eiser] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
wijst de vorderingen af,
veroordeelt[eiser] in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van de gemeente bepaald op € 3.715,- voor griffierecht en op € 8.027,50 voor advocaatkosten volgens het liquidatietarief (tarief VIII, 2½ punt), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf heden,
verklaart de gegeven proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2014.