Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.ALPHONSUS ANTONIUS MARIA SPLIET,kantoorhoudend te Deventer,
3. PIETER MIEDEMA,kantoorhoudend te Zwolle,
a. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EUROCOMMERCE HOLDING B.V.,
b. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROCOMMERCE PROJECTONTWIKKELING B.V.,
c. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROCOMMERCE BELEGGINGEN B.V.
1.De procedure
- het vonnis in incident van 28 augustus 2013
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte depot van producties in civiele procedure van 2 januari 2014
- de akte overlegging productie van Gevi International en Gevi Gorssel.
2.De feiten
EC Holding vormt tezamen met deze vennootschappen de Eurocommerce Groep.
EC Holding was bestuurder van Gevi Gorssel. [naam 2] (hierna: [naam 2]) is bestuurder van Gevi International en was tot 1 december 2011 mede bestuurder van Gevi Gorssel.
De paardenstal van Gevi Gorssel was structureel verlieslatend. EC Holding zuiverde de verliezen van Gevi Gorssel aan.
EC Projectontwikkeling. EC Projectontwikkeling participeerde voor 98% en
Gevi International voor 2% in de projecten. Uit artikel 1a van deze overeenkomsten (productie 17 van de curatoren) blijkt telkens dat het daarbij gaat om nieuwbouwprojecten, waarbij nadat deze onroerende zaken zijn verkocht, partijen de daarmee gerealiseerde winst dan wel het verlies zullen delen overeenkomstig ieders aandeel. Zolang het object niet wordt verkocht, delen partijen in dezelfde verhouding in de exploitatie van het project. Tevens is bepaald dat de deelneming van Gevi International uitsluitend bestaat uit het beschikbaar stellen van financiën.
In artikel 4 is telkens bepaald dat de overeenkomst wordt aangegaan voor de tijd die noodzakelijk is om het project te realiseren, daaronder mede begrepen de eventuele gemeenschappelijke exploitatie van het project (zolang dat niet verkocht is) alsmede dat
de overeenkomst zal zijn geëindigd op het tijdstip dat tussen partijen volledig is afgerekend.
In artikel 5 van de participatieovereenkomsten is telkens bepaald dat tussentijdse beëindiging van de overeenkomst slechts mogelijk is met wederzijds goedvinden.
EC Holding het 100% aandelenbelang in Gevi Gorssel (toen nog Eurocommerce Promotie B.V. geheten) verkocht en geleverd aan Gevi International voor een koopsom van
€ 7.000.000,--. De verplichting tot betaling van de koopsom is omgezet in een geldlening.
jegens Gevi International, Gevi Gorssel en EC Holding de vernietiging ingeroepen van de hiervoor onder 2.9. tot en met 2.12. vermelde ”agiotransactie", aandelenoverdracht, geldlening en sponsorovereenkomst, stellende dat er paulianeus is gehandeld.
de vestigingen van de hiervoor onder 2.15. en 2.16. vermelde hypotheekrechten vernietigd, op dezelfde grondslag als hiervoor onder 2.18. is weergegeven.
EC Projectontwikkeling vernietigd, stellende dat er sprake is van een paulianeuze rechtshandeling. Tevens hebben de curatoren Gevi International gesommeerd om binnen één week het bedrag van € 307.000,-- met rente aan de curatoren terug te betalen.
Gevi International heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
3.De vordering
a. voor recht zal verklaren dat de ten gunste van Gevi Gorssel gevestigde hypothecaire zekerheidsrechten op de bedrijfspanden c.a. aan de [adres 2 te plaats] en de[adres1 te plaats] bij buitengerechtelijke verklaring rechtsgeldig zijn vernietigd, althans teniet zijn gegaan,
b. voor recht zal verklaren dat de inschrijving van het hypothecaire zekerheidsrecht ten gunste van Gevi Gorssel op het bedrijfspand c.a. gelegen aan de[adres1 te plaats] waardeloos is,
EC Projectontwikkeling rechtsgeldig heeft vernietigd,
EC Projectontwikkeling (althans aan de curatoren in het faillissement van EC Holding) van een bedrag van € 321.727,57, te vermeerderen met rente,
EC Projectontwikkeling (althans aan de curatoren in het faillissement van EC Holding) van een bedrag van € 1.135,26 ter zake van de beslagkosten,
4.Het verweer
5.De beoordeling
Een rechtshandeling anders dan om niet kan wegens benadeling slechts worden vernietigd
indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn (artikel 42 lid 2 FW).
Voorts heeft Gevi International gesteld dat in een separate overeenkomst van dezelfde datum EC Projectontwikkeling en EC Holding (beide vertegenwoordigd door[naam 1]) zijn overeengekomen dat EC Holding namens EC Projectontwikkeling aan Gevi International bedoeld bedrag van € 307.000,-- zal betalen. Gevi International heeft beide overeenkomsten als productie 3 overgelegd.
Gevi International heeft aan deze overeenkomsten de conclusie verbonden dat de afkoop van de deelnemingen op 8 december 2011 niet als een onverplichte rechtshandeling kan worden aangemerkt, omdat uit de op 12 mei 2011 gesloten beëindigingsovereenkomst voor EC Projectontwikkeling de verplichting voortvloeit om aan Gevi International een bedrag van € 307.000,-- terug te betalen.
Volgens Gevi International kunnen de curatoren de afkoop van de deelneming dan ook niet met een beroep op artikel 42 Fw vernietigen.
5.7. Dit verweer wordt verworpen.
Uit de participatieovereenkomsten volgt dat na verkoop van het betreffende project tussen EC Projectontwikkeling en Gevi International wordt afgerekend. Zolang de verkoop niet heeft plaatsgevonden, delen partijen in de exploitatie van het project. Gevi International kan aan de participatieovereenkomsten niet eenzijdig het recht ontlenen om tussentijds “uit te stappen”, nu blijkens de tekst van deze overeenkomsten bij het sluiten daarvan niet is voorzien en van deze mogelijkheid ook niet anderszins is gebleken. Het uittreden is daarom - behoudens hier niet aan de orde zijnde gevallen - alleen mogelijk indien
EC Projectontwikkeling daarmee bij nadere overeenkomst instemt. Uit niets blijkt dat
EC Projectontwikkeling en Gevi International na het sluiten van de participatie-overeenkomsten nader met elkaar zijn overeengekomen dat Gevi International zonder meer bevoegd zou zijn om zonder toestemming van EC Projectontwikkeling haar deelneming te beëindigen.
Anders dan Gevi International en Gevi Gorssel hebben gesteld, kan uit de door hen als productie 2 overlegde brief van [naam 2] aan zijn moeder van 28 december 2010 en de door Gevi International en Gevi Gorssel eveneens als productie 2 overgelegde brief van [naam 2] aan zijn ouders van 5 januari 2011 niet worden afgeleid dat[naam 1] en [naam 2] het er eind 2010/begin 2011 met elkaar over eens waren dat [naam 2] de paardenstal zou overnemen en dat [naam 2] de deelnemingen tussentijds, onafhankelijk van de wil van
EC Projectontwikkeling, zou kunnen beëindigen. In de brief van 28 december 2010 maakt [naam 2] zijn moeder immers slechts deelgenoot van zijn wens om de stal te huren en de paarden (op de gepensioneerde paarden na) over te nemen, waarbij hij zijn moeder verzoekt hierover niet met[naam 1] te praten. In de brief van 5 januari 2011 doet [naam 2] aan zijn ouders in wezen hetzelfde voorstel, waaraan [naam 2] toevoegt:
“Als ik nu mijn deel van Gevi International in een paar projecten van Eurocommerce B.V. terugkrijg en afzie van rente en winstdelingen, kan ik dat goed gebruiken voor het handelen met paarden”. Wat[naam 1] toen van deze voorstellen vond, is begin 2011 kennelijk niet op schrift gezet.
Daarbij komt dat de curatoren bij conclusie van repliek als productie 28 hebben overgelegd een brief van[naam 1] aan [naam 2] van 3 oktober 2011 waaruit wordt afgeleid dat[naam 1] zijn zoon waarschuwt voor overname, in die zin dat de hengstenhouderij volgens hem niet of nauwelijks winstgevend te maken is.
Indien veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van het betoog van
Gevi International
,te weten dat de betaling voortvloeit uit de afspraken die in mei 2011 zouden zijn gemaakt en ervan moet worden uitgegaan dat die overeenkomst in mei 2011 is gesloten - hetgene door de curatoren is betwist - heeft het volgende te gelden. Bepalend voor het antwoord op de vraag of de in mei 2011 gemaakte afspraken maken dat de betaling van december een verplichte rechtshandeling was, is of de afspraken van mei 2011 opeisbaar waren op basis van de participatieovereenkomsten van 2007 en 2008. Niet gebleken is dat in die overeenkomsten regelingen zijn getroffen voor het geval één van de partijen de samenwerking wilde beëindigen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat in mei 2011 nadere afspraken zijn gemaakt. Die afspraken zijn dus niet gestoeld op enige eerdere contractuele verplichting zodat de conclusie moet zijn dat de (gestelde) overeenkomst van mei 2011 een onverplichte rechtshandeling is geweest. Aldus heeft ook de betaling van
8 december 2011 als onverplicht te gelden.
EC Projectontwikkeling zijn in staat van faillissement verklaard. De schuldeisers van
EC Holding zijn door de betaling door EC Holding van voormeld bedrag in hun verhaalsmogelijkheden benadeeld. Gesteld noch gebleken is dat na verkoop van de activa van EC Holding en EC Projectontwikkeling de schuldeisers volledig kunnen worden voldaan.
Dit betekent dat in deze niet van belang is of ten tijde van de afkoop van de deelneming (op 8 december 2011) ook aan de zijde van Gevi International wetenschap van benadeling heeft bestaan.
Waar verder vaststaat dat Gevi International haar inleg volledig heeft teruggekregen, en zij in zoverre dus gebaat is, doet zich hier het geval als bedoeld in artikel 42 lid 3 Fw niet voor. Daarmee is gegeven dat de vernietiging van de afkoop van de deelneming ten aanzien van Gevi International in beginsel werkt.
EC Holding en EC Projectontwikkeling en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid door EC Projectontwikkeling was te voorzien.
EC Projectontwikkeling zich reeds voor aanvang van deze termijn daartoe had verplicht.
Aangezien zij niet betrokken waren bij de ontwikkelingen binnen de Eurocommerce Groep hebben zij[naam 1] verzocht om een schriftelijke verklaring op de stellen. In een door[naam 1] op 2 april 2013 opgestelde verklaring (productie 6 van Gevi International en Gevi Gorssel) komen de volgende passages voor:
Voor de Eurocommerce Groep, die door[naam 1] als een eenmanszaak werd beschouwd, worden de gevolgen van de crisis vanaf begin 2008 serieus merkbaar. Vanaf september 2008 vielen de verkopen van de panden stil, waardoor circa 150 miljoen euro aan verkoopinkomsten wegvielen. De liquide middelen van de Eurocommerce Groep zijn in de periode van 2006 tot en met 2009 afgenomen van 292 miljoen euro naar 87 miljoen euro. ABN heeft op 1 oktober 2010 de gehele financiering van de Eurocommerce Groep opgezegd. De gehele financiering diende binnen één jaar te worden afgelost. In 2011 heeft de Eurocommerce Groep geen panden meer verkocht. Ook substantiële huurtransacties in grotere projecten kwamen weinig voor. Er waren zelfs projecten waarin niets of weinig werd verhuurd. In januari/februari 2011 heeft SEB ten laste van de Eurocommerce Groep beslag gelegd onder diverse banken en op diverse panden ter verzekering van verhaal van een vordering van 12 miljoen euro in verband met de aankoop van het pand “[bedrijfspand F]”. In juli 2011 wordt de vordering van SEB toegewezen en dient de Eurocommerce Groep de koopsom van 10 miljoen euro (vermeerderd met rente en kosten) aan SEB terug te betalen. Uit een op 8 september 2011 door de accountant van de Eurocommerce Groep gemaakte liquiditeitsprognose blijkt dat de stand op dat moment 25 miljoen is, dat eind april 2012 de liquiditeitstand negatief zou worden en dat voor eind juli 2012 een tekort van 9,3 miljoen euro werd verwacht. Medio/eind november 2011 ontdekten de Rabobank en FGH bovendien dat belangrijke, door de Eurocommerce Groep aangeleverde en voor de Rabobank essentiële, documenten met betrekking tot een drietal door Rabobank te financieren projecten vermoedelijk zijn vervalst. De Rabobank en FGH hebben zich vervolgens teruggetrokken als financiers van de Eurocommerce Groep voor de panden [bedrijfspand F] (dat op 14 november 2011 aan de Eurocommerce Groep zou worden overgedragen) en [bedrijfspand A en B]. Dit leidde tot een tekort aan liquide middelen. Het was daarmee voor[naam 1] zonneklaar dat de continuïteit van de Eurocommerce Groep in acuut gevaar verkeerde. Dit blijkt uit de brieven van[naam 1] van 6 december 2011 aan de heren [naam 4] en [naam 5] van FGH (productie 25 van de curatoren), waarin[naam 1] schrijft dat het einde van de mogelijkheden van de liquiditeit van de Eurocommerce Groep in zicht is, dat financiële hulp noodzakelijk is en dat het uitblijven van financiële hulp het einde van de Eurocommerce Groep betekent. Begin december 2011 kon[naam 1] het faillissement van de Eurocommerce Groep en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid dan ook voorzien. Aldus konden ook EC Holding en haar volle dochter
EC Projectontwikkeling ten tijde van de afkoop van de deelnemingen (op 8 december 2011) met een redelijke mate van zekerheid hun faillissement voorzien. Bovendien kan de kennis van haar (indirecte) directeur[naam 1] aan EC Holding en aan EC Projectontwikkeling worden toegerekend, omdat[naam 1] in deze vennootschappen een centrale en dominante positie vervulde.
12 mei 2011, maar van 8 december 2011 als datum waarop er wetenschap van benadeling aan de zijde van EC Projectontwikkeling aanwezig moet zijn (geweest) omdat toen de door de curatoren vernietigde rechtshandeling heeft plaatsgevonden.
Vast staat dat ABN op 1 oktober 2010 de gehele financiering van de Eurocommerce Groep heeft opgezegd alsmede dat de gehele financiering binnen één jaar diende te worden afgelost. Bij gebreke van daarop toegespitste stellingen in andersluidende zin van de zijde van[naam 1] (in diens verklaring) en/of Gevi International en Gevi Gorssel, moet worden geconstateerd dat de Eurocommerce Groep er op 1 oktober 2011 niet in is geslaagd om het krediet aan ABN integraal af te lossen dan wel bedoelde schuld bij een andere bank te herfinancieren. Gesteld noch gebleken is voorts dat de Eurocommerce Groep na 1 oktober 2011 nog aflossingen op de onmiddellijk opeisbare pro resto schuld aan ABN heeft verricht. Bij deze stand van zaken kunnen Gevi International en Gevi Gorssel niet gevolgd worden in hun bij conclusie van dupliek onder 64. ingenomen stelling (die niet verder is toegelicht) dat de aflossingsregeling met ABN niet noopte tot herfinanciering. Bij gebreke van nadere stellingen moet er in deze van uit worden gegaan dat[naam 1] op 8 december 2011 nog geen andere bank bereid had gevonden om de schuld aan ABN (die naar uit de eigen stellingen van Gevi International en Gevi Gorssel kan worden afgeleid, circa 150 miljoen euro bedroeg) te herfinancieren.
25 miljoen is, dat eind april 2012 de liquiditeitstand negatief zou worden en dat voor eind juli 2012 een tekort van 9,3 miljoen euro werd verwacht.
Niet betwist is dat het terugtrekken van de Rabobank en FGH bij de Eurocommerce Groep heeft geleid tot een tekort aan liquide middelen. Uit de in zoverre niet bestreden inhoud van de door de curatoren als productie 25 overgelegde brieven van[naam 1] aan de heren [naam 4] en [naam 5] van FGH van 6 december 2011 kan worden afgeleid dat de annulering door de Rabobank en FGH van de gedane financieringstoezeggingen ten aanzien van de panden “[bedrijfspand F]”, “[bedrijfspand E]” en “[bedrijfspand D]” reeds vóór 8 december 2011 een feit was. Of die brieven door FGH zijn geredigeerd, zoals Gevi International en Gevi Gorssel stellen, kan in het midden blijven, nu niet is gesteld dat de inhoud van die brieven in strijd met de waarheid was.
5.21. Uit de door Gevi International en Gevi Gorssel overgelegde verklaring van[naam 1] van 2 april 2013 volgt ten slotte dat hij zelf in december 2011 wist van de grote problemen waarin de Eurocommerce Groep verkeerde. Hij heeft immers verklaard dat vanaf begin oktober 2011 tot 1 december 2011 bij hem geen enkele twijfel bestond over het voortbestaan van “Eurocommerce”, zodat daaruit a contrario kan worden afgeleid dat die twijfel op 8 december 2011 wel bestond.
Bij deze stand van zaken moet worden geoordeeld dat[naam 1] op 8 december 2011 met een redelijke mate van waarschijnlijkheid kon voorzien dat cruciale vennootschappen in de Eurocommerce Groep zouden failleren.
EC Holding als binnen haar volle dochter EC Projectontwikkeling voor het zeggen had.
Zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder 5.10. is overwogen heeft de afkoop van de deelneming vermindering van de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers van
EC Holding en EC Projectontwikkeling tot gevolg gehad. Gelet op de positie van[naam 1] moet hij dat ook hebben geweten, welke wetenschap eveneens aan EC Holding en
EC Projectontwikkeling kan worden toegerekend.
Gevi International dient het ter zake van EC Holding ontvangen bedrag van € 307.000,-- aan de curatoren in het faillissement van EC Holding te betalen.
Bij deze stand van zaken is ten aanzien van de afkoop sprake van onverschuldigde betaling. Dit bekent dat Gevi International gehouden is over het ontvangen bedrag wettelijke rente te betalen, en wel vanaf 8 december 2011 nu Gevi International tegen deze door de curatoren gevorderde ingangsdatum geen verweer heeft gevoerd. Meer in het bijzonder heeft Gevi International geen specifiek verweer gevoerd tegen de stelling van de curatoren dat zij bij ontvangst van voormeld bedrag te kwader trouw was. Dit betekent dat Gevi International direct in verzuim verkeerde met betrekking tot haar teruggaveverbintenis (artikel 6:205 BW). Gevi International zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van
€ 307.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2011.
EC Holding een structureel verlieslijdend bedrijf werd overgenomen (de paardenstal), waarvan EC Holding voorheen de verliezen voor haar rekening nam.
Daarbij komt dat beide hypotheken niet door EC Holding zijn verstrekt, maar door
EC Holding niet over onroerend goed beschikte om als onderpand te gebruiken, maar
EC Beleggingen wel, maakt nog niet dat op EC Beleggingen een rechtens afdwingbare verplichting rustte om ten gunste van Gevi Gorssel zekerheid te stellen voor de nakoming door EC Holding van haar verplichtingen uit hoofde van de sponsorovereenkomst. Het enkele feit dat in beide hypotheekaktes (onder B) staat vermeld dat hypotheekhouder van hypotheekgever zekerheid heeft bedongen voor de terugbetaling van al hetgeen van al hetgeen hypotheekhouder van hypotheekgever en van EC Holding te vorderen heeft of mocht hebben (zonder dat daarbij verwezen wordt naar de sponsorovereenkomst), maakt nog niet dat ten aanzien van de hypotheekverstrekkingen sprake is van een juridisch afdwingbare verplichting. “Bedingen” kan immers niet gelijk gesteld worden met “overeengekomen”. Daarbij komt dat uit de hypotheekakten niet blijkt wanneer en hoe één en ander zou zijn “bedongen”, zodat Gevi International en Gevi Gorssel op dit punt niet aan hun stelplicht hebben voldaan. De hypotheekakten leveren dan ook geen dwingend bewijs op van de stelling dat bedoelde hypotheekverstrekkingen tussen hypotheekgever en hypotheeknemer overeengekomen zijn. De hypotheekverstrekkingen dienen dan ook te worden aangemerkt als onverplichte rechtshandelingen.
Ten aanzien van het bedrijfspand aan de [adres 2 te plaats] geldt weliswaar dat dat pand voordien reeds was belast met een eerste recht van hypotheek ten behoeve van een derde, maar daarmee is niet gezegd dat het tweede recht van hypotheek voor Gevi Gorssel waardeloos is. Nu dat laatste niet is gesteld, moet worden aangenomen dat de schuldeisers van EC Beleggingen als gevolg van de vestiging van de hypotheek op laatstgenoemd bedrijfspand ook in een nadeliger positie verkeren dan het geval zou zijn geweest indien de vestiging van dat hypotheekrecht achterwege zou zijn gebleven. Overigens hebben Gevi International en Gevi Gorssel niet, althans niet gemotiveerd, bestreden dat de schuldeisers van EC Beleggingen als gevolg van de gevestigde hypotheken zijn benadeeld.
8 december 2011 voor[naam 1] het faillissement van de Eurocommerce Groep, en daarmee van EC Holding en EC Projectontwikkeling en een tekort in het faillissement van
EC Holding en EC Projectontwikkeling met een redelijke mate van waarschijnlijkheid te voorzien. Daar waar EC Beleggingen (als volle dochter van EC Holding) eveneens deel
uitmaakt van de Eurocommerce Groep, moet er in deze van worden uitgegaan dat voor[naam 1] op 8 december 2011 ook het faillissement van EC Beleggingen en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid waren te voorzien. Wetenschap van benadeling bij EC Beleggingen (dat is voldoende nu het onweersproken gaat om een rechtshandeling om niet) is daarmee gegeven. Die wetenschap bestond derhalve ook op
26 januari 2012 toen beide hypotheekrechten werden gevestigd, nu gesteld noch gebleken is dat de financiële situatie van de Eurocommerce Groep in de tussenliggende periode is verbeterd.
processen-verbaal van derdenbeslagen overgelegd alsmede de processen-verbaal waarbij de processen-verbaal van beslaglegging aan Gevi International zijn betekend. Productie 24 bevat de factuur van de deurwaarder van 10 april 2013. Nu de conservatoire derdenbeslagen zijn gelegd vóór het instellen van de eis in de hoofdzaak, hadden ook de exploten van betekening van een afschrift van de dagvaarding aan de derdenbeslagenen moeten zijn overgelegd. Die betekening is op straffe van nietigheid van bedoelde beslagen vereist (artikel 721 Rv). Bij gebrek hieraan kan de rechtbank niet beoordelen of bedoelde derdenbeslagen rechtsgeldig zijn.
4.000,00(2,0 punten × tarief € 2.000,00)
19 maart 2010, LJN: BL1116, voor toewijzing vatbaar als na te melden. Ook hier geldt dat wettelijke rente over de nakosten door Gevi International en Gevi Gorssel niet eerder verschuldigd kan zijn dan met ingang van na te melden tijdstip.
De curatoren hebben niet toegelicht waarom het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zou moeten worden verklaard. Een belangenafweging moet in het voordeel van Gevi International en Gevi Gorssel uitvallen. Door alle beslagen die de curatoren en de Rabobank hebben gelegd, wordt het Gevi International en Gevi Gorssel nagenoeg onmogelijk gemaakt hun onderneming uit te oefenen. Zij dienen ieder dubbeltje om te draaien. Betaling van enig bedrag aan de curatoren zou al de nekslag kunnen zijn. Door de tijdelijkheid van de aanstelling van de curatoren is sprake van een restitutierisico. In dat verband zou dan aan een eventuele uitvoerbaar bij voorraadverklaring de voorwaarde dienen te worden verbonden dat de curatoren zekerheid dienen te stellen ex artikel 233 Rv.
De omstandigheid dat executie van een toewijzend vonnis de geëxecuteerde in financiële moeilijkheden zou kunnen brengen (en zelfs tot diens faillissement zou kunnen leiden), staat er slechts in uitzonderlijke omstandigheden aan in de weg om uitvoerbaarverklaring bij voorraad achterwege te laten. De door Gevi International en Gevi Gorssel gestelde omstandigheden zijn onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Het belang van de curatoren bij het realiseren van een zo hoog mogelijk actief ten behoeve van de schuldeisers van EC Holding,
EC Projectontwikkeling en EC Beleggingen (welk belang zonder dat de curatoren dat met zoveel woorden behoeven te stellen voortvloeit uit hun functie om de boedel te beheren en te vereffenen) weegt in deze zwaarder dan het belang van Gevi International en Gevi Gorssel om het bedrag van de afkoopsom van € 307.000,-- ter beschikking te kunnen houden voor hun bedrijfsvoering.
Nu de curatoren zich bereid hebben verklaard om betalingen die zij ingevolge het te wijzen vonnis ontvangen op een geblokkeerde rekening te storten en dit geldbedrag op die geblokkeerde rekening te laten staat totdat het vonnis onherroepelijk is geworden, is het gestelde restitutierisico voldoende afgedekt. Dit betekent dat - anders dan Gevi International en Gevi Gorssel nog hebben verzocht - geen deugdelijke grond aanwezig is om aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde te verbinden om voorafgaand voldoende zekerheid te stellen.
6.De beslissing
bedrijfspand met ondergrond, erf en toebehoren, kadastraal bekend [gemeente], [kadastraal nummer A], [grootte], plaatselijk bekend[adres1 te plaats]
EC Holding te betalen een bedrag van € 307.000,-- (driehonderdzevenduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voormeld bedrag met ingang van 8 december 2011 tot de dag van volledige betaling,