ECLI:NL:RBGEL:2014:2871

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 april 2014
Publicatiedatum
30 april 2014
Zaaknummer
C/05/244201 / HZ ZA 13-49
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van betaling en hypothecaire zekerheidsrechten in faillissement Eurocommerce Groep

In deze zaak heeft Gevi International € 307.000,-- geïnvesteerd in vastgoedprojecten van Eurocommerce Projectontwikkeling. Toen het faillissement van Eurocommerce in zicht kwam, ontving Gevi International dit bedrag terug via Eurocommerce Holding. De curatoren van de failliete vennootschappen hebben deze betaling echter buitengerechtelijk vernietigd, omdat deze benadeling van schuldeisers met zich meebracht. De rechtbank Gelderland heeft de curatoren in het gelijk gesteld en Gevi International veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag met rente. De rechtbank oordeelde dat de betaling een onverplichte rechtshandeling was, die de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers had benadeeld. Daarnaast zijn ook hypothecaire zekerheidsrechten die door EC Beleggingen ten gunste van Gevi Gorssel waren gevestigd, vernietigd. De rechtbank concludeerde dat de vestiging van deze hypotheken ook als paulianeuze rechtshandeling moest worden aangemerkt, omdat deze de schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden benadeelde. De curatoren hebben terecht de vernietiging van zowel de betaling als de hypotheken ingeroepen, en Gevi International is veroordeeld tot betaling van het ontvangen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn eveneens voor Gevi International en Gevi Gorssel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/244201 / HZ ZA 13-49
Vonnis van 30 april 2014
in de zaak van

1.ALPHONSUS ANTONIUS MARIA SPLIET,kantoorhoudend te Deventer,

2. PAUL FREDERIK SCHEPEL,kantoorhoudend te Deventer,
3. PIETER MIEDEMA,kantoorhoudend te Zwolle,
handelend in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van:
a. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EUROCOMMERCE HOLDING B.V.,
b. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROCOMMERCE PROJECTONTWIKKELING B.V.,
c. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROCOMMERCE BELEGGINGEN B.V.
eisers,
advocaat mr. D.M. de Knijff te ‘s-Gravenhage,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEVI INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudend te Gorssel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEVI GORSSEL B.V.,
gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudend te Gorssel,
gedaagden,
advocaat mr. K.A.M. van Os-ten Have te Zutphen.
Partijen zullen hierna de curatoren en Gevi International en Gevi Gorssel genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 28 augustus 2013
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • de akte depot van producties in civiele procedure van 2 januari 2014
  • de akte overlegging productie van Gevi International en Gevi Gorssel.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eurocommerce Holding B.V. (hierna: EC Holding) houdt via Eurocommerce Projectontwikkeling (hierna: EC Projectontwikkeling), Eurocommerce Beleggingen (hierna: EC Beleggingen) en Eurocommerce Recreatie B.V. aandelen in tientallen vennootschappen.
EC Holding vormt tezamen met deze vennootschappen de Eurocommerce Groep.
2.2.
De heer [naam 1] (hierna:[naam 1]) is grootaandeelhouder en was - tot kort voor het faillissement van EC Holding - indirect mede bestuurder van EC Holding.
EC Holding was bestuurder van Gevi Gorssel. [naam 2] (hierna: [naam 2]) is bestuurder van Gevi International en was tot 1 december 2011 mede bestuurder van Gevi Gorssel.
2.3.
Gevi Gorssel (voorheen nog Eurocommerce Promotie B.V. geheten) exploiteerde een gerenommeerde springstal onder de naam “Stal Eurocommerce” (hierna: de paardenstal). Paarden en ruiters van deze stal acteren op wereldniveau.
De paardenstal van Gevi Gorssel was structureel verlieslatend. EC Holding zuiverde de verliezen van Gevi Gorssel aan.
2.4.
De aandelen van EC Holding worden gehouden door Ferdinand Stinger Holding B.V. (hierna: FSH), de topholding van de Eurocommerce Groep.
[naam 3] (dochter van[naam 1]) en [naam 2] houden ieder (middellijk) 25% van de certificaten van de aandelen in de Stichting Administratiekantoor Ferdinand Stinger Holding (hierna: de STAK).[naam 1] houdt 50% van de certificaten van de aandelen in de STAK. De STAK oefent de stemrechten uit met betrekking tot de aandelen in FSH.[naam 1] en zijn dochter en zijn zoon zijn bestuurder van de STAK.
2.5.
De Eurocommerce Groep werd onder meer gefinancierd door de Rabobank, FGH Bank N.V. (FGH), NIBC Bank N.V. (NIBC) en ABN AMRO Bank N.V. (ABN).
2.6.
Gevi International heeft in 2007 en in 2008 een zevental participatie-overeenkomsten gesloten met EC Projectontwikkeling, waarbij Gevi International voor een bedrag van in totaal € 307.000,-- participeerde in diverse vastgoedprojecten van
EC Projectontwikkeling. EC Projectontwikkeling participeerde voor 98% en
Gevi International voor 2% in de projecten. Uit artikel 1a van deze overeenkomsten (productie 17 van de curatoren) blijkt telkens dat het daarbij gaat om nieuwbouwprojecten, waarbij nadat deze onroerende zaken zijn verkocht, partijen de daarmee gerealiseerde winst dan wel het verlies zullen delen overeenkomstig ieders aandeel. Zolang het object niet wordt verkocht, delen partijen in dezelfde verhouding in de exploitatie van het project. Tevens is bepaald dat de deelneming van Gevi International uitsluitend bestaat uit het beschikbaar stellen van financiën.
In artikel 4 is telkens bepaald dat de overeenkomst wordt aangegaan voor de tijd die noodzakelijk is om het project te realiseren, daaronder mede begrepen de eventuele gemeenschappelijke exploitatie van het project (zolang dat niet verkocht is) alsmede dat
de overeenkomst zal zijn geëindigd op het tijdstip dat tussen partijen volledig is afgerekend.
In artikel 5 van de participatieovereenkomsten is telkens bepaald dat tussentijdse beëindiging van de overeenkomst slechts mogelijk is met wederzijds goedvinden.
Alle projecten zijn gerealiseerd, maar niet verkocht.
2.7. ABN heeft in oktober 2010 de aan de Eurocommerce Groep verleende kredietfaciliteit opgezegd tegen 13 oktober 2010. Vervolgens heeft ABN de Eurocommerce Groep nog één jaar respijt gegund om de gehele financiering binnen één jaar af te lossen.
2.8. Eind november 2011 is de afdeling Bijzonder Beheer van “de Rabobank Groep” betrokken geraakt bij de Eurocommerce Groep.
2.9.
Op 1 december 2011 hebben EC Holding en Gevi Gorssel (toen nog Eurocommerce Promotie B.V. geheten), beide vertegenwoordigd door[naam 1] als “gevolmachtigd directeur” van hun respectieve bestuurders Ferdinand Stinger Holding B.V. en EC Holding”, een overeenkomst (productie 3 van de curatoren) ondertekend,
waarbij EC Holding haar vordering op Eurocommerce Promotie B.V. van € 38.250.000,-- heeft omgezet in een “agiostorting”. Hierdoor werd het negatief eigen vermogen van Eurocommerce Promotie B.V. positief.
2.10.
Bij notariële akte van 1 december 2011 (productie 5 van de curatoren) heeft
EC Holding het 100% aandelenbelang in Gevi Gorssel (toen nog Eurocommerce Promotie B.V. geheten) verkocht en geleverd aan Gevi International voor een koopsom van
€ 7.000.000,--. De verplichting tot betaling van de koopsom is omgezet in een geldlening.
2.11.
De voorwaarden voor de in de onder 2.11. aangehaalde notariële akte bedoelde geldlening zijn door EC Holding (vertegenwoordigd door[naam 1] als directeur van Ferdinand Stinger Holding B.V.) en Gevi International (vertegenwoordigd door [naam 2]) vastgelegd in een overeenkomst van geldlening d.d. 1 december 2011 (productie 7 van de curatoren). In deze overeenkomst is - voor zover van belang - vastgelegd dat aflossing geschiedt in zeven jaarlijkse termijnen van elk € 1.000.000,--, voor het eerst op 1 december 2012. Tevens is bepaald dat Gevi International over de openstaande hoofdsom een rente verschuldigd is van 3,5% per jaar.
2.12.
Voorts is op 1 december 2011 een overeenkomst gesloten tussen EC Holding en Gevi Gorssel (productie 8 van de curatoren), waarbij EC Holding, vertegenwoordigd door[naam 1] als directeur van Ferdinand Stinger Holding B.V., zich jegens Gevi Gorssel, vertegenwoordigd door [naam 2], verbindt om gedurende zeven jaren jaarlijks, voor het eerst op 1 december 2012, een bedrag van € 1.000.000,-- te betalen aan Gevi Gorssel voor door laatstgenoemde te leveren sponsoractiviteiten.
2.13.
Gevi International heeft op 1 december 2011 de naam van Eurocommerce Promotie B.V. veranderd in Gevi Gorssel. Na overname van de aandelen is [naam 2] op diezelfde dag enig bestuurder van Gevi Gorssel geworden.
2.14. Op 8 december 2011 heeft EC Holding voor EC Projectontwikkeling een bedrag van € 307.000,-- aan Gevi International betaald ter zake van afkoop van de deelnemingen zoals hiervoor onder 2.6. omschreven.
2.15.
EC Beleggingen heeft bij notariële akte van 26 januari 2012 (productie 10 van de curatoren) ten behoeve van Gevi Gorssel een recht van eerste hypotheek gevestigd op het haar in eigendom toebehorende bedrijfspand met ondergrond, erf en toebehoren, kadastraal bekend [gemeente], [kadastraal nummer A], [grootte], plaatselijk bekend[adres1 te plaats]. De hypotheek strekt tot zekerheid voor de terugbetaling van al hetgeen Gevi Gorssel van EC Beleggingen en van EC Holding te vorderen heeft of mocht hebben tot een bedrag van € 3.000.000,-- (vermeerderd met 40% rente en kosten).
2.16.
EC Beleggingen heeft bij notariële akte van 26 januari 2012 (productie 11 van de curatoren) ten behoeve van Gevi Gorssel een recht van tweede hypotheek gevestigd op het haar in eigendom toebehorende bedrijfspand met kantoorruimte en bijbehorende grond, kadastraal bekend [gemeente], [kadastraal nummer B], [grootte] plaatselijk bekend [adres 2 te plaats]. De hypotheek strekt tot zekerheid voor de terugbetaling van al hetgeen Gevi Gorssel van EC Beleggingen en van EC Holding te vorderen heeft of mocht hebben tot een bedrag van € 3.000.000,-- (vermeerderd met 40% rente en kosten).
2.17. Bij vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 juli 2012 zijn EC Holding, EC Projectontwikkeling en EC Beleggingen in staat van faillissement verklaard. In alle drie de faillissementen zijn mr. A.A.M. Spliet, mr. P.F. Schepel en P. Miedema benoemd tot curatoren.
2.18.
Bij brief van 27 augustus 2012 (productie 9 van de curatoren) hebben de curatoren
jegens Gevi International, Gevi Gorssel en EC Holding de vernietiging ingeroepen van de hiervoor onder 2.9. tot en met 2.12. vermelde ”agiotransactie", aandelenoverdracht, geldlening en sponsorovereenkomst, stellende dat er paulianeus is gehandeld.
2.19.
De curatoren hebben bij brief van 5 oktober 2012 (productie 12 van de curatoren)
de vestigingen van de hiervoor onder 2.15. en 2.16. vermelde hypotheekrechten vernietigd, op dezelfde grondslag als hiervoor onder 2.18. is weergegeven.
2.20.
In november 2012 is de onder 2.16. bedoelde bedrijfsruimte aan de [adres 2 te plaats] verkocht en geleverd aan een derde voor een koopprijs van € 414.750,--. De netto verkoopopbrengst is gestort op de derdengeldrekening van het advocatenkantoor waaraan de curatoren mr. Spliet en mr. Schepel verbonden zijn.
2.21.
De curatoren hebben bij brief van 25 maart 2013 (productie 18 van de curatoren) de onder 2.14. bedoelde afkoop van de deelneming van Gevi International in
EC Projectontwikkeling vernietigd, stellende dat er sprake is van een paulianeuze rechtshandeling. Tevens hebben de curatoren Gevi International gesommeerd om binnen één week het bedrag van € 307.000,-- met rente aan de curatoren terug te betalen.
Gevi International heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2.22.
Op 3 april 2013 hebben de curatoren ten laste van Gevi International conservatoir derdenbeslag gelegd onder twee in de beslagstukken aangeduide bankinstellingen.

3.De vordering

3.1.
De curatoren vorderen - samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. voor recht zal verklaren dat de ten gunste van Gevi Gorssel gevestigde hypothecaire zekerheidsrechten op de bedrijfspanden c.a. aan de [adres 2 te plaats] en de[adres1 te plaats] bij buitengerechtelijke verklaring rechtsgeldig zijn vernietigd, althans teniet zijn gegaan,
b. voor recht zal verklaren dat de inschrijving van het hypothecaire zekerheidsrecht ten gunste van Gevi Gorssel op het bedrijfspand c.a. gelegen aan de[adres1 te plaats] waardeloos is,
c. voor recht zal verklaren dat Gevi Gorssel niet als ware zij hypotheekhouder rechten kan doen gelden op de verkoopopbrengst van het bedrijfspand c.a. gelegen aan de [adres 2 te plaats],
d. voor recht zal verklaren dat de boedel van EC Projectontwikkeling (althans EC Holding) de rechtshandeling tot afkoop van de deelneming van Gevi International in
EC Projectontwikkeling rechtsgeldig heeft vernietigd,
e. Gevi International zal veroordelen tot betaling aan de curatoren in het faillissement van
EC Projectontwikkeling (althans aan de curatoren in het faillissement van EC Holding) van een bedrag van € 321.727,57, te vermeerderen met rente,
f. Gevi International zal veroordelen tot betaling aan de curatoren in het faillissement van
EC Projectontwikkeling (althans aan de curatoren in het faillissement van EC Holding) van een bedrag van € 1.135,26 ter zake van de beslagkosten,
g. Gevi International en Gevi Gorssel zal veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.
Op de aan deze vorderingen door de curatoren ten grondslag gelegde stellingen zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.

4.Het verweer

4.1.
Gevi International en Gevi Gorssel concluderen dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de vorderingen van de curatoren zal afwijzen, met hun veroordeling in de kosten van het geding, waaronder begrepen de nakosten.
4.2.
Op het verweer van Gevi International en Gevi Gorssel zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In de onderhavige procedure ligt ter beantwoording de vraag voor of de curatoren de betaling aan Gevi International ter zake van afkoop van de deelneming alsmede de vestiging van de hypotheekrechten door EC Beleggingen terecht hebben vernietigd.
5.2.
De curatoren hebben hun vorderingen gebaseerd op artikel 42 lid 1 Faillissementswet (Fw). Op grond van dit artikel kan een curator ten behoeve van de boedel elke rechtshandeling die de schuldenaar vóór de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij dit verrichten wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, door een buitengerechtelijke verklaring vernietigen.
Een rechtshandeling anders dan om niet kan wegens benadeling slechts worden vernietigd
indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn (artikel 42 lid 2 FW).
5.3.
Indien de rechtshandeling waardoor de schuldeisers zijn benadeeld, is verricht binnen een jaar voor de faillietverklaring en de schuldenaar zich niet reeds voor de aanvang van die termijn daartoe had verplicht, wordt de hiervoor in artikel 42 lid 1 Fw bedoelde wetenschap van benadeling, behoudens tegenbewijs, vermoed aan beide zijden te bestaan in een aantal in artikel 43 Fw omschreven gevallen.
5.4.
Er is sprake van benadeling indien één of meer schuldeisers werkelijk in hun verhaalsmogelijkheden blijken te zijn beperkt. Indien - zoals in casu - in rechte wordt gestreden over de vraag of de curatoren terecht een beroep doen op artikel 42 Fw, is het met betrekking tot de vereiste benadeling voldoende dat zij aanwezig is ten tijde dat op het beroep op die benadeling wordt beslist. Daartoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de hypothetische situatie waarin de schuldeisers zouden hebben verkeerd zonder de gewraakte rechtshandeling en de situatie waarin zij feitelijk verkeren als die rechtshandeling onaangetast blijft.
5.5.
De wetenschap van benadeling bestaat uit twee onderdelen: ten eerste de wetenschap dat de rechtshandeling benadelend is voor schuldeisers in geval van faillissement en ten tweede de wetenschap van een naderend faillissement van de schuldenaar. Van dit laatste is sprake indien ten tijde van het verrichten van de rechtshandeling het faillissement en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid waren te voorzien.
De afkoop van de deelnemingen
5.6.
Gevi International heeft gesteld dat EC Projectontwikkeling (vertegenwoordigd door[naam 1]) en Gevi International (vertegenwoordigd door [naam 2]) op 12 mei 2011 een overeenkomst hebben gesloten waarbij Gevi International de deelnemingen in de in die overeenkomst genoemde projecten met instemming van EC Projectontwikkeling per direct heeft beëindigd. Afgesproken is dat het totaalbedrag van de deelnemingen vóór 31 december 2011 zal worden terugbetaald.
Voorts heeft Gevi International gesteld dat in een separate overeenkomst van dezelfde datum EC Projectontwikkeling en EC Holding (beide vertegenwoordigd door[naam 1]) zijn overeengekomen dat EC Holding namens EC Projectontwikkeling aan Gevi International bedoeld bedrag van € 307.000,-- zal betalen. Gevi International heeft beide overeenkomsten als productie 3 overgelegd.
Gevi International heeft aan deze overeenkomsten de conclusie verbonden dat de afkoop van de deelnemingen op 8 december 2011 niet als een onverplichte rechtshandeling kan worden aangemerkt, omdat uit de op 12 mei 2011 gesloten beëindigingsovereenkomst voor EC Projectontwikkeling de verplichting voortvloeit om aan Gevi International een bedrag van € 307.000,-- terug te betalen.
Volgens Gevi International kunnen de curatoren de afkoop van de deelneming dan ook niet met een beroep op artikel 42 Fw vernietigen.
5.7. Dit verweer wordt verworpen.
Uit de participatieovereenkomsten volgt dat na verkoop van het betreffende project tussen EC Projectontwikkeling en Gevi International wordt afgerekend. Zolang de verkoop niet heeft plaatsgevonden, delen partijen in de exploitatie van het project. Gevi International kan aan de participatieovereenkomsten niet eenzijdig het recht ontlenen om tussentijds “uit te stappen”, nu blijkens de tekst van deze overeenkomsten bij het sluiten daarvan niet is voorzien en van deze mogelijkheid ook niet anderszins is gebleken. Het uittreden is daarom - behoudens hier niet aan de orde zijnde gevallen - alleen mogelijk indien
EC Projectontwikkeling daarmee bij nadere overeenkomst instemt. Uit niets blijkt dat
EC Projectontwikkeling en Gevi International na het sluiten van de participatie-overeenkomsten nader met elkaar zijn overeengekomen dat Gevi International zonder meer bevoegd zou zijn om zonder toestemming van EC Projectontwikkeling haar deelneming te beëindigen.
Anders dan Gevi International en Gevi Gorssel hebben gesteld, kan uit de door hen als productie 2 overlegde brief van [naam 2] aan zijn moeder van 28 december 2010 en de door Gevi International en Gevi Gorssel eveneens als productie 2 overgelegde brief van [naam 2] aan zijn ouders van 5 januari 2011 niet worden afgeleid dat[naam 1] en [naam 2] het er eind 2010/begin 2011 met elkaar over eens waren dat [naam 2] de paardenstal zou overnemen en dat [naam 2] de deelnemingen tussentijds, onafhankelijk van de wil van
EC Projectontwikkeling, zou kunnen beëindigen. In de brief van 28 december 2010 maakt [naam 2] zijn moeder immers slechts deelgenoot van zijn wens om de stal te huren en de paarden (op de gepensioneerde paarden na) over te nemen, waarbij hij zijn moeder verzoekt hierover niet met[naam 1] te praten. In de brief van 5 januari 2011 doet [naam 2] aan zijn ouders in wezen hetzelfde voorstel, waaraan [naam 2] toevoegt:
“Als ik nu mijn deel van Gevi International in een paar projecten van Eurocommerce B.V. terugkrijg en afzie van rente en winstdelingen, kan ik dat goed gebruiken voor het handelen met paarden”. Wat[naam 1] toen van deze voorstellen vond, is begin 2011 kennelijk niet op schrift gezet.
Daarbij komt dat de curatoren bij conclusie van repliek als productie 28 hebben overgelegd een brief van[naam 1] aan [naam 2] van 3 oktober 2011 waaruit wordt afgeleid dat[naam 1] zijn zoon waarschuwt voor overname, in die zin dat de hengstenhouderij volgens hem niet of nauwelijks winstgevend te maken is.
5.8.
Vervolgens is dan de vraag of een nadere overeenkomst is gesloten in mei 2011, zoals Gevi International stelt.
Indien veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van het betoog van
Gevi International
,te weten dat de betaling voortvloeit uit de afspraken die in mei 2011 zouden zijn gemaakt en ervan moet worden uitgegaan dat die overeenkomst in mei 2011 is gesloten - hetgene door de curatoren is betwist - heeft het volgende te gelden. Bepalend voor het antwoord op de vraag of de in mei 2011 gemaakte afspraken maken dat de betaling van december een verplichte rechtshandeling was, is of de afspraken van mei 2011 opeisbaar waren op basis van de participatieovereenkomsten van 2007 en 2008. Niet gebleken is dat in die overeenkomsten regelingen zijn getroffen voor het geval één van de partijen de samenwerking wilde beëindigen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat in mei 2011 nadere afspraken zijn gemaakt. Die afspraken zijn dus niet gestoeld op enige eerdere contractuele verplichting zodat de conclusie moet zijn dat de (gestelde) overeenkomst van mei 2011 een onverplichte rechtshandeling is geweest. Aldus heeft ook de betaling van
8 december 2011 als onverplicht te gelden.
benadeling van crediteuren
5.9.
Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, is het met betrekking tot de vereiste benadeling voldoende dat zij aanwezig is ten tijde dat op het beroep op die benadeling wordt beslist.
5.10. Vast staat dat EC Holding ten behoeve van EC Projectontwikkeling een niet-opeisbare vordering van Gevi International ad € 307.000,-- heeft voldaan. EC Holding heeft aldus een opeisbare vordering op EC Projectontwikkeling verkregen. De niet-opeisbare vordering van Gevi International op EC Projectontwikkeling is omgezet in een opeisbare vordering van EC Holding op EC Projectontwikkeling. EC Holding en
EC Projectontwikkeling zijn in staat van faillissement verklaard. De schuldeisers van
EC Holding zijn door de betaling door EC Holding van voormeld bedrag in hun verhaalsmogelijkheden benadeeld. Gesteld noch gebleken is dat na verkoop van de activa van EC Holding en EC Projectontwikkeling de schuldeisers volledig kunnen worden voldaan.
rechtshandeling (anders dan) om niet
5.11.
Gevi International en Gevi Gorssel hebben als verweer opgeworpen dat de afkoop van de deelneming moet worden beschouwd als een rechtshandeling anders dan om niet omdat Gevi International haar inleg - zonder enige rente of vergoeding voor het beschikbaar stellen van het kapitaal - heeft terugontvangen gelijk EC Projectontwikkeling de deelneming heeft teruggekregen.
5.12.
Dit verweer wordt verworpen. Gevi International heeft haar inleg van € 307.000,-- teruggekregen zonder dat daar enige verplichting harerzijds tegenover stond. Het “terugkrijgen van de deelneming” kan, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet worden gekwalificeerd als een bate die aan EC Projectontwikkeling toekwam. Gesteld noch gebleken is dat EC Projectontwikkeling bij de betaling van dit bedrag op enige (andere) wijze gebaat is. Anders gesteld, voor Gevi International stond tegenover de ontvangst van de inleg geen tegenprestatie die zij jegens EC Projectontwikkeling moest leveren. Dit brengt mee dat er sprake is van een rechtshandeling om niet.
Dit betekent dat in deze niet van belang is of ten tijde van de afkoop van de deelneming (op 8 december 2011) ook aan de zijde van Gevi International wetenschap van benadeling heeft bestaan.
Waar verder vaststaat dat Gevi International haar inleg volledig heeft teruggekregen, en zij in zoverre dus gebaat is, doet zich hier het geval als bedoeld in artikel 42 lid 3 Fw niet voor. Daarmee is gegeven dat de vernietiging van de afkoop van de deelneming ten aanzien van Gevi International in beginsel werkt.
wetenschap van benadeling aan de zijde van EC Projectontwikkeling ([naam 1])
5.13.
Wel is nog van belang of EC Projectontwikkeling wist of behoorde te weten dat door de gewraakte rechtshandeling schuldeisers benadeeld zouden worden. Daarvan is sprake als ten tijde van het verrichten van de rechtshandeling het faillissement van
EC Holding en EC Projectontwikkeling en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid door EC Projectontwikkeling was te voorzien.
5.14.
De curatoren hebben met recht een beroep gedaan op het bewijsvermoeden van artikel 43 lid 1 Fw. De omstreden afkoop van de deelnemingen heeft immers plaatsgevonden binnen één jaar voor de faillietverklaring van EC Projectontwikkeling en uit het hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat niet gezegd kan worden dat
EC Projectontwikkeling zich reeds voor aanvang van deze termijn daartoe had verplicht.
5.15.
Gevi International en Gevi Gorssel hebben tegenover dit bewijsvermoeden het volgende aangevoerd.
Aangezien zij niet betrokken waren bij de ontwikkelingen binnen de Eurocommerce Groep hebben zij[naam 1] verzocht om een schriftelijke verklaring op de stellen. In een door[naam 1] op 2 april 2013 opgestelde verklaring (productie 6 van Gevi International en Gevi Gorssel) komen de volgende passages voor:
“(…) 15. Op verzoek van ABN AMRO - die door de kredietcrisis de grootste problemen had - zijn in 2011 in goed overleg de faciliteiten afgelost tot circa € 750 miljoen. De andere banken waren hiervan op de hoogte en Eurocommerce was daartoe in staat vanwege haar sterke positie. Ook dit geeft weer hoe sterk de positie van Eurocommerce in 2011 was, ook in de ogen van haar financiers. Van begin oktober 2011 tot 1 december 2011 bestond bij mij geen enkele twijfel over het voortbestaan van Eurocommerce. Wel hadden de grote aflossingen die Eurocommerce had gedaan van circa € 150 miljoen in de 15/16 maanden voorafgaand aan deze periode, in combinatie met stilval met betrekking tot verwachtte verkopen van topverhuurde producten natuurlijk invloed op de liquiditeitspositie. Bij de aflossingen was erop gerekend dat normaal geplande verkopen ad € 250 miljoen zouden plaatsvinden waarbij er een vrijval van liquiditeit geweest zou zijn in 2011 van circa€ 100 miljoen.
16. Zowel de eerste als de tweede helft van 2011 - dat volgens Rabobank/Curatoren een dieptepunt van de markt zou moeten zijn geweest - werden door FGH/Rabo juist aan Eurocommerce financieringstoezeggingen gedaan (Rabobank inzake [bedrijfspand A en B] te[plaats] € 35 miljoen; [bedrijfspand C] [plaats] FGH € 9 miljoen).
Indien en voor zover Rabo al mocht suggereren dat ik toen al een faillissement redelijkerwijs zou hebben moeten verwachten wordt dit gelogenstraft door de toegezegde financiering. Ook nadat Rabo andere banken had geïnformeerd over gaande discussies in november en de aangifte in december, werden in december door NIBC nog financieringen voor € 15 miljoen verstrekt ([bedrijfspand D] te [plaats] en [bedrijfspand E] te [plaats]). Eurocommerce was tweede helft van 2011 nog steeds zeer wel in staat haar verplichtingen tijdig na te komen en hoefde toen ook niet te voorzien dat dat anders zou zijn. Dat beeld bestond ook bij de banken in december 2011, zie de NIBC financiering.
17. Dat wil niet zeggen dat Eurocommerce helemaal geen last heeft gehad van de in 2011 verslechterde markt. De markt dwong Eurocommerce tot een pas op de plaats. Het ontnam uiteindelijk aan Eurocommerce ook de veerkracht om de door Rabo met name in maart 2012 veroorzaakte problemen het hoofd te bieden (…).”Uit deze verklaring blijkt volgens Gevi International en Gevi Gorssel dat de stellingen over de wetenschap van EC Holding en EC Projectontwikkeling onjuist zijn. Bovendien hebben de curatoren geen bijzondere omstandigheden gesteld die maken dat de kennis van[naam 1] aan EC Holding en EC Projectontwikkeling zou kunnen worden toegerekend. EC Holding en EC Projectontwikkeling wisten niet dat de afkoop benadelend voor de schuldeisers zou zijn.
5.16.
De curatoren hebben tegenover dit betoog het volgende aangevoerd.
Voor de Eurocommerce Groep, die door[naam 1] als een eenmanszaak werd beschouwd, worden de gevolgen van de crisis vanaf begin 2008 serieus merkbaar. Vanaf september 2008 vielen de verkopen van de panden stil, waardoor circa 150 miljoen euro aan verkoopinkomsten wegvielen. De liquide middelen van de Eurocommerce Groep zijn in de periode van 2006 tot en met 2009 afgenomen van 292 miljoen euro naar 87 miljoen euro. ABN heeft op 1 oktober 2010 de gehele financiering van de Eurocommerce Groep opgezegd. De gehele financiering diende binnen één jaar te worden afgelost. In 2011 heeft de Eurocommerce Groep geen panden meer verkocht. Ook substantiële huurtransacties in grotere projecten kwamen weinig voor. Er waren zelfs projecten waarin niets of weinig werd verhuurd. In januari/februari 2011 heeft SEB ten laste van de Eurocommerce Groep beslag gelegd onder diverse banken en op diverse panden ter verzekering van verhaal van een vordering van 12 miljoen euro in verband met de aankoop van het pand “[bedrijfspand F]”. In juli 2011 wordt de vordering van SEB toegewezen en dient de Eurocommerce Groep de koopsom van 10 miljoen euro (vermeerderd met rente en kosten) aan SEB terug te betalen. Uit een op 8 september 2011 door de accountant van de Eurocommerce Groep gemaakte liquiditeitsprognose blijkt dat de stand op dat moment 25 miljoen is, dat eind april 2012 de liquiditeitstand negatief zou worden en dat voor eind juli 2012 een tekort van 9,3 miljoen euro werd verwacht. Medio/eind november 2011 ontdekten de Rabobank en FGH bovendien dat belangrijke, door de Eurocommerce Groep aangeleverde en voor de Rabobank essentiële, documenten met betrekking tot een drietal door Rabobank te financieren projecten vermoedelijk zijn vervalst. De Rabobank en FGH hebben zich vervolgens teruggetrokken als financiers van de Eurocommerce Groep voor de panden [bedrijfspand F] (dat op 14 november 2011 aan de Eurocommerce Groep zou worden overgedragen) en [bedrijfspand A en B]. Dit leidde tot een tekort aan liquide middelen. Het was daarmee voor[naam 1] zonneklaar dat de continuïteit van de Eurocommerce Groep in acuut gevaar verkeerde. Dit blijkt uit de brieven van[naam 1] van 6 december 2011 aan de heren [naam 4] en [naam 5] van FGH (productie 25 van de curatoren), waarin[naam 1] schrijft dat het einde van de mogelijkheden van de liquiditeit van de Eurocommerce Groep in zicht is, dat financiële hulp noodzakelijk is en dat het uitblijven van financiële hulp het einde van de Eurocommerce Groep betekent. Begin december 2011 kon[naam 1] het faillissement van de Eurocommerce Groep en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid dan ook voorzien. Aldus konden ook EC Holding en haar volle dochter
EC Projectontwikkeling ten tijde van de afkoop van de deelnemingen (op 8 december 2011) met een redelijke mate van zekerheid hun faillissement voorzien. Bovendien kan de kennis van haar (indirecte) directeur[naam 1] aan EC Holding en aan EC Projectontwikkeling worden toegerekend, omdat[naam 1] in deze vennootschappen een centrale en dominante positie vervulde.
5.17. De rechtbank oordeelt als volgt.
Anders dan Gevi International en Gevi Gorssel menen, moet niet worden uitgegaan van
12 mei 2011, maar van 8 december 2011 als datum waarop er wetenschap van benadeling aan de zijde van EC Projectontwikkeling aanwezig moet zijn (geweest) omdat toen de door de curatoren vernietigde rechtshandeling heeft plaatsgevonden.
Vast staat dat ABN op 1 oktober 2010 de gehele financiering van de Eurocommerce Groep heeft opgezegd alsmede dat de gehele financiering binnen één jaar diende te worden afgelost. Bij gebreke van daarop toegespitste stellingen in andersluidende zin van de zijde van[naam 1] (in diens verklaring) en/of Gevi International en Gevi Gorssel, moet worden geconstateerd dat de Eurocommerce Groep er op 1 oktober 2011 niet in is geslaagd om het krediet aan ABN integraal af te lossen dan wel bedoelde schuld bij een andere bank te herfinancieren. Gesteld noch gebleken is voorts dat de Eurocommerce Groep na 1 oktober 2011 nog aflossingen op de onmiddellijk opeisbare pro resto schuld aan ABN heeft verricht. Bij deze stand van zaken kunnen Gevi International en Gevi Gorssel niet gevolgd worden in hun bij conclusie van dupliek onder 64. ingenomen stelling (die niet verder is toegelicht) dat de aflossingsregeling met ABN niet noopte tot herfinanciering. Bij gebreke van nadere stellingen moet er in deze van uit worden gegaan dat[naam 1] op 8 december 2011 nog geen andere bank bereid had gevonden om de schuld aan ABN (die naar uit de eigen stellingen van Gevi International en Gevi Gorssel kan worden afgeleid, circa 150 miljoen euro bedroeg) te herfinancieren.
5.18.
Onbetwist is verder dat uit een op 8 september 2011 door de accountant van de Eurocommerce Groep gemaakte liquiditeitsprognose blijkt dat de stand op dat moment
25 miljoen is, dat eind april 2012 de liquiditeitstand negatief zou worden en dat voor eind juli 2012 een tekort van 9,3 miljoen euro werd verwacht.
5.19.
Evenmin is weersproken dat de Rabobank en FGH medio/eind november 2011 ontdekten dat belangrijke door Eurocommerce aangeleverde voor de Rabobank essentiële documenten met betrekking tot een drietal door Rabobank te financieren projecten vermoedelijk zijn vervalst. Gevoeglijk kan ervan worden uitgegaan dat het vertrouwen van de Rabobank en FGH in[naam 1] ernstig was geschonden, de langdurige relatie ten spijt. Dit heeft er ook toe geleid dat de Rabobank en FGH zich vervolgens hebben teruggetrokken als financiers van de Eurocommerce Groep voor de panden [bedrijfspand F] en [bedrijfspand A en B] als gevolg waarvan de koop van bedoelde panden vooralsnog geen doorgang vond. Daarmee verloor de Eurocommerce Groep de mogelijkheid om bedoelde panden met winst te verkopen, welke mogelijkheid bovendien niet waarschijnlijk was gelet op de ook in 2011 al aanzienlijke leegstand in kantoorpanden. Als onweersproken staat vast dat de Eurocommerce Groep in 2011 geen panden meer heeft verkocht alsmede dat substantiële huurtransacties in grotere projecten weinig voorkwamen en dat er zelfs projecten waren waarin niets of weinig werd verhuurd.
Niet betwist is dat het terugtrekken van de Rabobank en FGH bij de Eurocommerce Groep heeft geleid tot een tekort aan liquide middelen. Uit de in zoverre niet bestreden inhoud van de door de curatoren als productie 25 overgelegde brieven van[naam 1] aan de heren [naam 4] en [naam 5] van FGH van 6 december 2011 kan worden afgeleid dat de annulering door de Rabobank en FGH van de gedane financieringstoezeggingen ten aanzien van de panden “[bedrijfspand F]”, “[bedrijfspand E]” en “[bedrijfspand D]” reeds vóór 8 december 2011 een feit was. Of die brieven door FGH zijn geredigeerd, zoals Gevi International en Gevi Gorssel stellen, kan in het midden blijven, nu niet is gesteld dat de inhoud van die brieven in strijd met de waarheid was.
5.20.
Anders dan Gevi International en Gevi Gorssel bij conclusie van dupliek kennelijk hebben gesuggereerd, was er op 8 december 2011 voor[naam 1] nog geen reëel vooruitzicht dat de Eurocommerce Groep een samenwerkingsverband zou kunnen aangaan met Arab Investments Ltd, met welke rechtspersoon vanaf begin 2011 werd onderhandeld, nog afgezien van de vraag of deze samenwerking (direct) had geleid tot een vermogens-injectie bij de Eurocommerce Groep.
5.21. Uit de door Gevi International en Gevi Gorssel overgelegde verklaring van[naam 1] van 2 april 2013 volgt ten slotte dat hij zelf in december 2011 wist van de grote problemen waarin de Eurocommerce Groep verkeerde. Hij heeft immers verklaard dat vanaf begin oktober 2011 tot 1 december 2011 bij hem geen enkele twijfel bestond over het voortbestaan van “Eurocommerce”, zodat daaruit a contrario kan worden afgeleid dat die twijfel op 8 december 2011 wel bestond.
Bij deze stand van zaken moet worden geoordeeld dat[naam 1] op 8 december 2011 met een redelijke mate van waarschijnlijkheid kon voorzien dat cruciale vennootschappen in de Eurocommerce Groep zouden failleren.
5.22. Anders dan Gevi International en Gevi Gorssel hebben gesteld kan de wetenschap van[naam 1] aan EC Holding en EC Projectontwikkeling worden toegerekend.[naam 1] beschouwde de Eurocommerce Groep als een eenmanszaak, zoals hij ook zelf stelt.[naam 1] was niet slechts indirect bestuurder, maar feitelijk degene die het zowel binnen
EC Holding als binnen haar volle dochter EC Projectontwikkeling voor het zeggen had.
Zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder 5.10. is overwogen heeft de afkoop van de deelneming vermindering van de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers van
EC Holding en EC Projectontwikkeling tot gevolg gehad. Gelet op de positie van[naam 1] moet hij dat ook hebben geweten, welke wetenschap eveneens aan EC Holding en
EC Projectontwikkeling kan worden toegerekend.
slotsom ten aanzien van de afkoop van de deelnemingen
5.23.
De curatoren hebben met recht de afkoop van de deelnemingen buitengerechtelijk vernietigd. De daarop betrekking hebbende verklaring voor recht zal worden gegeven.
Gevi International dient het ter zake van EC Holding ontvangen bedrag van € 307.000,-- aan de curatoren in het faillissement van EC Holding te betalen.
Bij deze stand van zaken is ten aanzien van de afkoop sprake van onverschuldigde betaling. Dit bekent dat Gevi International gehouden is over het ontvangen bedrag wettelijke rente te betalen, en wel vanaf 8 december 2011 nu Gevi International tegen deze door de curatoren gevorderde ingangsdatum geen verweer heeft gevoerd. Meer in het bijzonder heeft Gevi International geen specifiek verweer gevoerd tegen de stelling van de curatoren dat zij bij ontvangst van voormeld bedrag te kwader trouw was. Dit betekent dat Gevi International direct in verzuim verkeerde met betrekking tot haar teruggaveverbintenis (artikel 6:205 BW). Gevi International zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van
€ 307.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2011.
De vestiging van hypotheekrechten
5.24.
Bij dit onderdeel van de vorderingen staat centraal de vraag of de vestiging van twee hypotheken (door EC Beleggingen ten gunste van Gevi Gorssel) op 26 januari 2012 als Paulianeuze rechtshandelingen in de zin van artikel 42 Fw dient te worden aangemerkt en in het verlengde daarvan of de curatoren deze terecht buitengerechtelijk hebben vernietigd.
5.25.
Gevi International en Gevi Gorssel hebben aangevoerd dat Gevi Gorssel bij het aangaan van de sponsorovereenkomst heeft bedongen dat de Eurocommerce Groep zekerheid zou stellen voor de nakoming van de verplichtingen uit de sponsorovereenkomst. Deze zekerheid was dus een onderdeel van de afspraken met betrekking tot de sponsorovereenkomst. Gevi Gorssel had belang bij de bedongen zekerheid omdat van
EC Holding een structureel verlieslijdend bedrijf werd overgenomen (de paardenstal), waarvan EC Holding voorheen de verliezen voor haar rekening nam.
5.26.
Uit de inhoud van de tussen EC Holding (vertegenwoordigd door[naam 1] als directeur van FSH) en Gevi Gorssel (vertegenwoordigd door [naam 2]) gesloten sponsorovereenkomst (productie 8 van de curatoren) blijkt niet van een dergelijke afspraak.
Daarbij komt dat beide hypotheken niet door EC Holding zijn verstrekt, maar door
EC Beleggingen, een entiteit van de Eurocommerce Groep die buiten de sponsorovereenkomst staat. De stelling van Gevi International en Gevi Gorssel dat
EC Holding niet over onroerend goed beschikte om als onderpand te gebruiken, maar
EC Beleggingen wel, maakt nog niet dat op EC Beleggingen een rechtens afdwingbare verplichting rustte om ten gunste van Gevi Gorssel zekerheid te stellen voor de nakoming door EC Holding van haar verplichtingen uit hoofde van de sponsorovereenkomst. Het enkele feit dat in beide hypotheekaktes (onder B) staat vermeld dat hypotheekhouder van hypotheekgever zekerheid heeft bedongen voor de terugbetaling van al hetgeen van al hetgeen hypotheekhouder van hypotheekgever en van EC Holding te vorderen heeft of mocht hebben (zonder dat daarbij verwezen wordt naar de sponsorovereenkomst), maakt nog niet dat ten aanzien van de hypotheekverstrekkingen sprake is van een juridisch afdwingbare verplichting. “Bedingen” kan immers niet gelijk gesteld worden met “overeengekomen”. Daarbij komt dat uit de hypotheekakten niet blijkt wanneer en hoe één en ander zou zijn “bedongen”, zodat Gevi International en Gevi Gorssel op dit punt niet aan hun stelplicht hebben voldaan. De hypotheekakten leveren dan ook geen dwingend bewijs op van de stelling dat bedoelde hypotheekverstrekkingen tussen hypotheekgever en hypotheeknemer overeengekomen zijn. De hypotheekverstrekkingen dienen dan ook te worden aangemerkt als onverplichte rechtshandelingen.
5.27.
De schuldeisers van EC Beleggingen verkeren als gevolg van de vestiging van de hypotheek op het bedrijfspand aan de[adres1 te plaats] in een nadeliger positie dan het geval zou zijn geweest indien de vestiging van dat hypotheekrecht achterwege zou zijn gebleven. Immers, in dat laatste geval hadden zij zich kunnen verhalen op het voorheen onbezwaarde bedrijfspand: nu moeten zij Gevi Gorssel laten voorgaan.
Ten aanzien van het bedrijfspand aan de [adres 2 te plaats] geldt weliswaar dat dat pand voordien reeds was belast met een eerste recht van hypotheek ten behoeve van een derde, maar daarmee is niet gezegd dat het tweede recht van hypotheek voor Gevi Gorssel waardeloos is. Nu dat laatste niet is gesteld, moet worden aangenomen dat de schuldeisers van EC Beleggingen als gevolg van de vestiging van de hypotheek op laatstgenoemd bedrijfspand ook in een nadeliger positie verkeren dan het geval zou zijn geweest indien de vestiging van dat hypotheekrecht achterwege zou zijn gebleven. Overigens hebben Gevi International en Gevi Gorssel niet, althans niet gemotiveerd, bestreden dat de schuldeisers van EC Beleggingen als gevolg van de gevestigde hypotheken zijn benadeeld.
5.28.
EC Beleggingen werd ten tijde van het verrichten van deze rechtshandelingen (middellijk) bestuurd door[naam 1] Gevi Gorssel werd ten tijde van het verrichten van deze rechtshandelingen bestuurd door [naam 2] Zoals hiervoor is overwogen was op
8 december 2011 voor[naam 1] het faillissement van de Eurocommerce Groep, en daarmee van EC Holding en EC Projectontwikkeling en een tekort in het faillissement van
EC Holding en EC Projectontwikkeling met een redelijke mate van waarschijnlijkheid te voorzien. Daar waar EC Beleggingen (als volle dochter van EC Holding) eveneens deel
uitmaakt van de Eurocommerce Groep, moet er in deze van worden uitgegaan dat voor[naam 1] op 8 december 2011 ook het faillissement van EC Beleggingen en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid waren te voorzien. Wetenschap van benadeling bij EC Beleggingen (dat is voldoende nu het onweersproken gaat om een rechtshandeling om niet) is daarmee gegeven. Die wetenschap bestond derhalve ook op
26 januari 2012 toen beide hypotheekrechten werden gevestigd, nu gesteld noch gebleken is dat de financiële situatie van de Eurocommerce Groep in de tussenliggende periode is verbeterd.
slotsom ten aanzien van de hypotheken5.29. De curatoren hebben de vestiging van beide hypotheken met recht buitengerechtelijk vernietigd.
De in dit verband gevorderde drie verklaringen voor recht zullen worden toegewezen.
beslagkosten
5.30.
De curatoren vorderen Gevi International en Gevi Gorssel te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen, omdat de curatoren hebben verzuimd de beslagstukken integraal in het geding te brengen. Als productie 19 zijn het beslagverlof ten gunste van de curatoren alsmede
processen-verbaal van derdenbeslagen overgelegd alsmede de processen-verbaal waarbij de processen-verbaal van beslaglegging aan Gevi International zijn betekend. Productie 24 bevat de factuur van de deurwaarder van 10 april 2013. Nu de conservatoire derdenbeslagen zijn gelegd vóór het instellen van de eis in de hoofdzaak, hadden ook de exploten van betekening van een afschrift van de dagvaarding aan de derdenbeslagenen moeten zijn overgelegd. Die betekening is op straffe van nietigheid van bedoelde beslagen vereist (artikel 721 Rv). Bij gebrek hieraan kan de rechtbank niet beoordelen of bedoelde derdenbeslagen rechtsgeldig zijn.
proceskosten
5.31.
Gevi International en Gevi Gorssel zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van curatoren op:
- dagvaarding € 76,71
- griffierecht € 274,00
- salaris advocaat €
4.000,00(2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 4.350,71
5.32. Nu de proceskostenveroordeling eerst bij dit vonnis wordt uitgesproken, kunnen Gevi International en Gevi Gorssel niet met ingang van heden in verzuim zijn met de betaling van deze kosten. Dit brengt met zich dat Gevi International en Gevi Gorssel eerst vanaf na te melden tijdstip wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd kunnen worden.
nakosten
5.33.
De gevorderde nakosten zijn, op de voet van het arrest van de Hoge Raad van
19 maart 2010, LJN: BL1116, voor toewijzing vatbaar als na te melden. Ook hier geldt dat wettelijke rente over de nakosten door Gevi International en Gevi Gorssel niet eerder verschuldigd kan zijn dan met ingang van na te melden tijdstip.
uitvoerbaarverklaring bij voorraad en zekerheidsstelling
5.34.
Gevi International en Gevi Gorssel hebben verzocht om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zij hebben daartoe het volgende aangevoerd.
De curatoren hebben niet toegelicht waarom het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zou moeten worden verklaard. Een belangenafweging moet in het voordeel van Gevi International en Gevi Gorssel uitvallen. Door alle beslagen die de curatoren en de Rabobank hebben gelegd, wordt het Gevi International en Gevi Gorssel nagenoeg onmogelijk gemaakt hun onderneming uit te oefenen. Zij dienen ieder dubbeltje om te draaien. Betaling van enig bedrag aan de curatoren zou al de nekslag kunnen zijn. Door de tijdelijkheid van de aanstelling van de curatoren is sprake van een restitutierisico. In dat verband zou dan aan een eventuele uitvoerbaar bij voorraadverklaring de voorwaarde dienen te worden verbonden dat de curatoren zekerheid dienen te stellen ex artikel 233 Rv.
5.35.
De curatoren hebben hiertegen verweer gevoerd, inhoudende dat met de stelling van Gevi International en Gevi Gorssel dat betaling van enig bedrag de nekslag voor hen zou kunnen zijn, het belang bij uitvoerbaar bij voorraadverklaring bij voorbaat is gegeven. Voorts hebben zij aangevoerd dat zij bereid zijn die betalingen te ontvangen op een geblokkeerde rekening en die daar te laten staat totdat het vonnis onherroepelijk is geworden.
5.36.
Het verzoek van Gevi International en Gevi Gorssel wordt niet gehonoreerd.
De omstandigheid dat executie van een toewijzend vonnis de geëxecuteerde in financiële moeilijkheden zou kunnen brengen (en zelfs tot diens faillissement zou kunnen leiden), staat er slechts in uitzonderlijke omstandigheden aan in de weg om uitvoerbaarverklaring bij voorraad achterwege te laten. De door Gevi International en Gevi Gorssel gestelde omstandigheden zijn onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Het belang van de curatoren bij het realiseren van een zo hoog mogelijk actief ten behoeve van de schuldeisers van EC Holding,
EC Projectontwikkeling en EC Beleggingen (welk belang zonder dat de curatoren dat met zoveel woorden behoeven te stellen voortvloeit uit hun functie om de boedel te beheren en te vereffenen) weegt in deze zwaarder dan het belang van Gevi International en Gevi Gorssel om het bedrag van de afkoopsom van € 307.000,-- ter beschikking te kunnen houden voor hun bedrijfsvoering.
Nu de curatoren zich bereid hebben verklaard om betalingen die zij ingevolge het te wijzen vonnis ontvangen op een geblokkeerde rekening te storten en dit geldbedrag op die geblokkeerde rekening te laten staat totdat het vonnis onherroepelijk is geworden, is het gestelde restitutierisico voldoende afgedekt. Dit betekent dat - anders dan Gevi International en Gevi Gorssel nog hebben verzocht - geen deugdelijke grond aanwezig is om aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde te verbinden om voorafgaand voldoende zekerheid te stellen.
5.37.
Ten aanzien van de uit te spreken verklaringen voor recht zal uitvoerbaar bij voorraadverklaring achterwege blijven, nu deze dicta geen voor ten uitvoerlegging vatbare titels opleveren.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat het door EC Beleggingen ten gunste van Gevi Gorssel gevestigde hypothecaire zekerheidsrecht op het bedrijfspand met kantoorruimte en bijbehorende grond, kadastraal bekend [gemeente], [kadastraal nummer B], [grootte], plaatselijk bekend als [adres 2 te plaats] alsmede het door EC Beleggingen ten gunste van Gevi Gorssel gevestigde hypothecaire zekerheidsrecht op het
bedrijfspand met ondergrond, erf en toebehoren, kadastraal bekend [gemeente], [kadastraal nummer A], [grootte], plaatselijk bekend[adres1 te plaats]
bij buitengerechtelijke verklaring van 5 oktober 2012 rechtsgeldig zijn vernietigd,
6.2.
verklaart voor recht dat de inschrijving van het hypothecaire zekerheidsrecht ten gunste van Gevi Gorssel op het hiervoor onder 6.1. nader omschreven bedrijfspand c.a. gelegen aan de[adres1 te plaats] waardeloos is,
6.3.
verklaart voor recht dat Gevi Gorssel niet als ware zij hypotheekhouder rechten kan doen gelden op de (gesepareerde) verkoopopbrengst van het hiervoor onder 6.1. nader omschreven bedrijfspand c.a. gelegen aan de [adres 2 te plaats],
6.4.
verklaart voor recht dat de curatoren van EC Holding de rechtshandeling tot afkoop van de deelneming van Gevi International in EC Projectontwikkeling bij brief van 25 maart 2013 rechtsgeldig hebben vernietigd,
6.5.
veroordeelt Gevi International om aan de curatoren in het faillissement van
EC Holding te betalen een bedrag van € 307.000,-- (driehonderdzevenduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voormeld bedrag met ingang van 8 december 2011 tot de dag van volledige betaling,
6.6.
veroordeelt Gevi International en Gevi Gorssel in de proceskosten, aan de zijde van curatoren tot op heden begroot op € 4.350,71, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling indien betaling binnen voormelde termijn uitblijft,
6.7.
veroordeelt Gevi International en Gevi Gorssel in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Gevi International en Gevi Gorssel niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening, indien betaling binnen voormelde termijn uitblijft,
6.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.5, 6.6. en 6.7. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk, mr. M.A.M. Vaessen en mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2014. [1]

Voetnoten

1.Th/EB/MVa/KH