ECLI:NL:RBGEL:2014:2836

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 april 2014
Publicatiedatum
29 april 2014
Zaaknummer
05/900926-10
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van rechtspersoon voor hennephandel en witwassen

Op 29 april 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een rechtspersoon, [bedrijf 1/verdachte], die werd beschuldigd van hennephandel en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan vier jaar bedrijfsmatig hennep heeft verkocht en ingekocht. Dit gebeurde in de periode van 25 januari 2005 tot en met 22 juni 2009, waarbij de verdachte opzettelijk grote hoeveelheden hennepplanten heeft verkocht en afgeleverd aan verschillende personen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen als betrouwbaar beoordeeld, die onafhankelijk van elkaar bevestigden dat zij hennepstekjes bij de verdachte hebben gekocht en dat de verdachte hennepplanten heeft geleverd.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 15 december 2001 tot en met 25 januari 2005 voorwerpen en geldbedragen heeft verworven, terwijl zij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de hennephandel en het witwassen gehandhaafd.

De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie gevolgd en de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, aangezien het vermogen van de verdachte al was afgenomen. Tevens zijn de inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/900926-10
Data zittingen : 27 februari 2013, 31 maart 2014, 7 april 2014, 15 april 2014
Datum uitspraak : 29 april 2014
VERSTEK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[bedrijf 1/verdachte]
gevestigd te : [adres 1].
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt – kort gezegd- de volgende feiten verweten:
1. Handel in hennep.
2. Witwassen van geld en goederen uit misdrijf verkregen.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 7 april 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is niemand verschenen. Ter terechtzitting van 15 april 2014 is het onderzoek gesloten.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten en gevorderd dat er een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel wordt uitgesproken.
3. De beslissing inzake het bewijs [2]
Feit 1:
De rechtbank vindt het bewijs van hennephandel door de rechtspersoon [bedrijf 1/verdachte] in de verklaringen van getuigen. De getuigen [getuige 1], [getuige 2],[getuige 3], [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6] verklaren op verschillende momenten en onafhankelijk van elkaar hennepstekjes te hebben gekocht bij [bedrijf 1/verdachte]. De getuigen [getuige 1] en [getuige 6] verklaren dat zij hun hennepoogst hebben verkocht aan [bedrijf 1/verdachte]. Ook getuige [getuige 7] verklaart over de verkoop van hennepstekken door [bedrijf 1/verdachte]. Dit gebeurde volgens hem meerdere keren per week. Aanvankelijk werden de hennepplantjes door hem opgehaald, later werden deze bij [bedrijf 1/verdachte] afgeleverd. Dit ging met dozen tegelijk. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan deze getuigenverklaringen en vindt deze betrouwbaar. De verklaringen ondersteunen elkaar, zijn gedetailleerd en coherent en komen op de rechtbank authentiek over. Dat verschillende getuigen in een later stadium terugkomen op hun eerder afgelegde verklaring(en) doet hier niet aan af. Op grond van genoemde getuigenverklaringen is er bewijs van hennephandel door [bedrijf 1/verdachte] tot 22 juni 2009. De rechtbank beperkt de ten laste gelegde periode tot die datum.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op tijdstippen in de periode 25 januari 2005 tot en met 22 juni 2009 te in de uitoefening van een bedrijf telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd aan een aantal personen in elk geval telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad, grote hoeveelheden hennepplanten en/of gedeeltes van hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 2:
Vrijspraak
[bedrijf 1/verdachte] is een detailhandel. Aannemelijk is dat het bij [bedrijf 1/verdachte] op 25 januari 2011 in beslaggenomen contante geld ( een bedrag van €2803,97) afkomstig is van recente legale winkelverkopen. Nu dit geld nog afzonderlijk herkenbaar is, onvermengd met de illegale inkomsten, moet verdachte van het witwassen daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft in feit 1 bewezen geacht dat [bedrijf 1/verdachte] zich van 25 januari 2005 tot 22 juni 2009 schuldig heeft gemaakt aan hennephandel.
De rechtbank stelt vast dat de investering uit 2001 en de inkomsten uit hennephandel in de periode van augustus 2009 tot januari 2011 van dit bedrijf zijn vermengd met de geldstromen die dit bedrijf ontving uit legale activiteiten zodat het gehele vermogen van dit bedrijf is te beschouwen als afkomstig van misdrijf. Alle door [bedrijf 1/verdachte] vanaf 13 november 2001 verworven goederen zijn derhalve betaald met van misdrijf afkomstige geld.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op tijdstippen in de periode van 15 december 2001 tot en met 25 januari 2005, te Wijchen en/of te Nijmegen en/of elders in Nederland, een aantal voorwerpen en/of geldbedragen, te weten
- een geldbedrag van 61.652.91 euro, zijnde een vordering op de bank en/of
- de goederen aangetroffen in/bij het adres [adres 1]:
zijnde de voorraden en/of goederen vermeld op de bij deze dagvaarding gevoegde restbeslaglijsten pagina 1371 t/m 1379 van het beslagdossier en/of een of meer andere goederen en/of geldbedragen,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Witwassen, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel omdat al het kapitaal van verdachte is afgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 18 februari 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende een periode van meer dan vier jaren bedrijfsmatig hennep verkocht en ingekocht. Gelet op de wijze waarop het geheel georganiseerd werd, kan gesproken worden van een professionele opzet. Naast de legale activiteiten van verdachte haalde verdachte daarmee grote bedragen op illegale wijze binnen.
Het zwarte geld dat in het bedrijf binnen kwam, werd door verdachte witgewassen. Verdachte heeft hiermee een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de besmette geldstromen.
De rechtbank overweegt dat het primaire doel van het openbaar ministerie is om het vermogen van verdachten bij dergelijke feiten af te pakken. Nu dat reeds is gebeurd, zal de rechtbank de eis van de officier van justitie volgen en een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel opleggen.
Ten aanzien van het beslag
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen (op de beslaglijst opgenomen onder bijlage III) verbeurd worden verklaard.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 24, 33, 33a, 51, 57, 91 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 3 en 11 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten alle goederen op de beslaglijst opgenomen onder bijlage III.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en mr. R.M. Maanicus, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk en mr. H.L. Miedema, griffiers
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 april 2014.
Bijlage I
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 25 januari 2005 tot en met 25 januari 2011 te Nijmegen en/of te Wijchen en/of te Uden en/of te Veghel en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan een aantal personen en/of heeft vervoerd en/of heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, grote hoeveelheden hennepplanten en/of gedeeltes van hennepplanten, in elk geval grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2001 tot en met 25 januari 2005, te Wijchen en/of te Nijmegen en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een aantal voorwerpen en/of geldbedragen, te weten
- een geldbedrag van 61.652.91 euro, zijnde een vordering op de bank en/of
- een cash geldbedrag van 2.803,97 euro en/of
- de goederen aangetroffen in/bij het adres [adres 1]:
zijnde de voorraden en/of goederen vermeld op de bij deze dagvaarding gevoegde restbeslaglijsten pagina 1371 t/m 1379 van het beslagdossier en/of een of meer andere goederen en/of geldbedragen,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer van de hierboven vermelde voorwerpen en/of geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf;
Bijlage II
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Gelderland-Zuid, Sectie Regionale Recherche, onderzoek 08RRE09002- 08ROME, proces-verbaalnummer 28185598, gesloten op 21 februari 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Feit 1
(pag. 5) “Het bedrijf [bedrijf 1/verdachte] werd op 13-02-1991 opgericht en ingeschreven in het handelsregister. [bedrijf 1/verdachte] B.V. is gevestigd aan de [adres 1] en heeft als bedrijfsomschrijving: Detailhandel in kas- en tuinbouwbenodigdheden.”
Verklaring van [getuige 1]:
(pag.1129): “Ik had toen ander halve kilo aan bruikbare wiet overgehouden van deze 130 hennepplantjes. Ik heb dit toen aan de growshop in Wijchen verkocht. Ik kreeg hiervoor 4500 euro cash betaald. (…..) U vraagt aan mij hoe ik wist dat hij de wiet wilde kopen. Nou, als je plantjes gaat kopen dan vragen zij dat of je de wiet aan hun wilt verkopen. Wij hadden afgesproken dat ik 3 euro per gram zou krijgen. (…) Ik heb de nieuwe hennepstekjes ook bij deze growshop gehaald in Wijchen. Ik weet nu weer hoe deze growshop heet. Het heet [bedrijf 1/verdachte].”
(pag. 1130) “Een hennepstekje kost 2,50 euro. Alle beide keren dus begin augustus en eind oktober 2007 had ik 130 stekjes gekocht. Ik heb in totaal 780 euro aan hennepstekjes uitgegeven. De hennepstekjes heb ik allemaal bij [bedrijf 1/verdachte] in Wijchen gehaald.”
(pag. 1196) “(…..). Ik heb toen ook gevraagd of ik bij hun de nieuwe stekken kon kopen en dat kon. Deze koop zou gelijk gaan met de verkoop van de weed. Ik ben toen die avond naar [bedrijf 1/verdachte] gegaan en wij zijn toen het magazijn ingegaan. Daar stond een elektronische weegschaal en mijn opbrengst is daar toen gewogen. Daar stonden ook mijn stekken klaar. Ik had er 125 besteld en die stonden klaar in een doos (…..). Volgens mij waren ze € 2,-- (…..). De opbrengst werd verrekend met de stekken.”
Verklaring van [getuige 2]:
(pag. 1200) “Ik ging naar [bedrijf 1/verdachte] toe en vroeg gewoon of ze stekken wilde leveren. (…) Ik deed gewoon een bestelling en dan kon je dat meestal een week later afhalen. Er werd dan een tijdstip afgesproken om de stekken af te halen. De stekken waren verpakt in een kartonnen doos. De doos werd ergens achter vandaan gehaald. Je moest wel altijd een bedrag aanbetalen. Ik heb in totaal twee keer honderd stekken bij [bedrijf 1/verdachte] besteld en ook afgehaald.”
Verklaring van [getuige 3]:
(pag. 1152) “De goederen heb ik gekocht bij [bedrijf 1/verdachte] in Wijchen. Dit is een growshop aldaar. Alle goederen heb ik daar gekocht. Ook de stekjes heb ik daar gekocht. De eerste keer had ik 300 stekjes gekocht en de tweede heb ik daar 200 stekjes gekocht. (…..). Na deze 300 hennepplanten heb ik 200 hennepstekjes ook weer bij [bedrijf 1/verdachte] in Wijchen gekocht (…..). (pag. 1153) Een stekje kostte 2,50 euro bij [bedrijf 1/verdachte].”
Verklaring van[getuige 4]:
(pag. 1158): “De woning aan de [adres 2] ben ik aangekomen door middel van een woningbemiddelaar genaamd “[woningbemiddelaar].” Ik ben hier ongeveer 2 maanden geleden komen wonen (…..) (pag. 1159) Hier staan ongeveer 150 planten. Deze planten komen af van een zogenaamde growshop in Wijchen. Deze growshop heet [bedrijf 1/verdachte] of iets dergelijks en is gevestigd op het industrieterrein te Wijchen. Ook de lampen, 10 stuks inclusief de transformator en de luchtfilter komen er vandaan. De totale kosten hiervan bedroegen ongeveer 2000 euro.”
(pag. 1210): “Nadat ik mij bij de eigenaar had gemeld, zag ik dat hij naar een kantoorruimte liep en hier 2 bruine dozen uit haalde (….). (….) U vraagt mij hoe deze hennepstekken waren verpakt. Deze zaten in een bruine kartonnen doos. Onder in de doos zaten witte korrels. Daarop stond een tableau met de hennepstekken. Ik schat dat er tussen de 70 en 80 hennepstekken in een doos zaten
Verklaring van [getuige 5]:
(pag. 1162): “Alle goederen, (…) en 160 hennepplanten had ik bij growshop [bedrijf 1/verdachte] te Malden gekocht. Ik kocht alles bij elkaar voor 3500 euro. Ik hoefde niet direct te betalen. Ik mocht betalen na mijn eerste oogst. Ik had wel 100 euro aanbetaald. Volgens mij heb ik deze goederen in februari 2005 gekocht en toen heb ik ook de hennepkwekerij opgezet. Na de tweede oogst heb ik van de opbrengst van de eerste oogst weer 160 hennepplanten gekocht bij growshop [bedrijf 1/verdachte] voor 296 euro.”
Verklaring van [getuige 8]:
(pag. 1176): “U vraagt mij wie de eigenaar van de kwekerij is. Ik was de eigenaar van de kwekerij. Ik heb deze kwekerij alleen opgezet (…..). U vraagt mij waar de plantjes zijn gekocht. growshop in Wijchen bij [bedrijf 1/verdachte]. (...) Ik had daar 620 kloontjes daar gekocht. (…) De plantjes waren ongeveer 2,50 euro per stuk (…) Het waren vrouwelijke hennepplantjes (…) 5 weken geleden is de kwekerij ontstaan.”
Verklaring van [getuige 6]:
(pag. 1183): “Ik heb al mijn spullen gehaald bij een growshop in Wijchen genaamd [bedrijf 1/verdachte]. Ik heb deze spullen 2 a 3 maanden geleden gehaald. (….). Ik betaalde 2,50 euro per stekje (…..) Mijn oogsten duurde ongeveer 8 weken. Ik heb nu dus 2 oogsten gehad (…..) Ik reed dan met mijn oogst, 3 huisvuilniszakken tot de helft gevuld naar Wijchen naar [bedrijf 1/verdachte]. Hier kon ik dan al mijn oogsten kwijt (…..). Ik kreeg per 1 kilo ongeveer 2800 euro. Mijn oogsten leverde om en nabij de 4 kilo hennep op. Dus ik heb nu 8 kilo hennep verhandeld.”
De op 25 maart 2011 afgelegde verklaring van [getuige 6]:
(pag. 1219) Ik kocht ongeveer 150 stekken en heb dit in totaal twee keer gedaan (…..) Toen ik de spullen bij [bedrijf 1/verdachte] kocht vroegen ze al of ik de henneptoppen bij hun in wilde leveren. Ze zeiden dat ik het altijd daar kon brengen. en dat heb ik ook twee keer gedaan.
Verklaring van [getuige 7]:
(pag. 7090): “U vraagt mij naar de in-/verkoop van hennepplanten door [bedrijf 2] of [bedrijf 1/verdachte]. In de tijd dat ik voor [bedrijf 1/verdachte] werkte en [bedrijf 2] nog niet bestond werden er bij [bedrijf 1/verdachte] hennepplantjes verkocht voor de hennepteelt. In die tijd, omstreeks 2005, werkten bij [bedrijf 1/verdachte] [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en ik. Vanuit de winkel werden aan klanten hennepplantjes verkocht. Deze plantjes kwamen bij [bedrijf 1/verdachte] door ze op te halen bij de kwekers. Ik ben ooit 1 keer naar een plaatsje vlak bij de stad Groningen gereden. Ik ben toen met een Mercedes busje daar naar toe gereden in opdracht van [betrokkene 1] of [betrokkene 2]. Een van deze twee had mij een briefje meegegeven met daarop het adres waar ik hennepplantjes moest ophalen. Ze hadden mij duidelijk opdracht gegeven om daar hennepplantjes op te halen. Ik weet (pag. 7091) het adres of de plaatsnaam niet meer, maar ik moest bij iemand zijn die in een twee-onder-een kap woning woonde. Ik moest naast de woning naar achteren rijden en heb uit de garage bij de woning circa 15 tot 20 kartonnen dozen geladen. De dozen waren circa 50x30 cm en 20 cm hoog. De dozen waren dichtgeplakt. Ik heb de dozen in de Mercedes geladen ben teruggereden naar Wijchen. Daar heeft [betrokkene 1]., [betrokkene 2] of [betrokkene 3] de dozen met hennepplantjes uitgeladen bij [bedrijf 1/verdachte] en ze in de winkel buiten het zicht van klanten neergezet. (…) rond diezelfde tijd, ben ik een keer met de Mercedes bus naar de Spaanse polder bij Schiedam gereden in opdracht van [betrokkene 2] of [betrokkene 1]. Ik had de opdracht om daar hennepplanten op te halen. Ik heb daar toen langs de kant van de weg contact gemaakt met een vrouw die met een auto stond te wachten. . Uit de Caddy van de vrouw werden tussen de 10 of 15 dozen met hennepplanten in mijn auto overgeladen. (…) Ik heb geen betaling aan de vrouw gedaan en ga er vanuit dat dit met [betrokkene 2] of [betrokkene 1] was afgeregeld. Deze dozen met hennepplanten heb ik afgeleverd bij [bedrijf 1/verdachte] en werden ze daar buiten het zicht van klanten neergezet. Weken later werden de hennepplanten niet meer opgehaald maar werden ze op bestelling geleverd door een leverancier. Deze leverancier kwam de hennepplanten met een wit busje bij [bedrijf 1/verdachte] afleveren. (…) Ik heb gezien dat klanten van [bedrijf 1/verdachte] met de dozen met hennepplanten weggingen bij [bedrijf 1/verdachte]. De hennepplanten werden op bestelling van klanten door [bedrijf 1/verdachte] verkocht. Nadat de hennepplanten waren besteld werden ze opgehaald of afgeleverd en werden de klanten in kennis gesteld, die daarna de hennepplanten kwamen ophalen. (…). Er werd met grote regelmaat hennepplanten aan de klanten afgeleverd. Dit gebeurde meerdere keren per week. De verkoop van hennepplanten door [bedrijf 1/verdachte] heeft in ieder geval plaats gevonden vanaf 2005 tot het moment waarop [bedrijf 2] verhuisde naar de [adres 3]. (…) [betrokkene 1]. wist dat er hennepplanten vanuit de winkel van [bedrijf 1/verdachte] werd verkocht. Als ik de hennepplanten niet in Groningen of Schiedam had opgehaald was ik zeker ontslagen wegens werkweigering.”
Feit 2
De voorraden en/of goederen zich bevindende op en/of bij het adres [adres 1]:
Een kennisgeving van inbeslagneming, onder meer – zakelijk weergegeven – inhoudende:
(pag. 838 e.v. beslagdossier): “Op 25 januari 2011 zijn bij [bedrijf 1/verdachte], [adres 1], diverse goederen inbeslaggenomen met als begincodering bij de IBN-code een “L”.”
De op de pagina’s 1371 tot en met 1379 omschreven en aangetroffen goederen komen overeen met de kennisgeving van inbeslagneming. De pagina’s 1371 tot en met 1379 zijn aan dit vonnis gehecht en gemerkt als bijlage III. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Een geldbedrag zijnde een vordering op de bank van 61.652,91 euro:
Een schriftelijk bescheid, te weten een verklaring derdenbeslag van de ING d.d. 24 februari 2011, onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende:
(pag. 2897 witwasdossier): “op 25 januari 2011 is ten laste van [bedrijf 1/verdachte] strafrechtelijk beslag gelegd. Totaal getroffen tegoed op het tijdstip van het beslag € 61.652,91.”

Voetnoten

1.De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.