Op 29 april 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een rechtspersoon, [bedrijf 1/verdachte], die werd beschuldigd van hennephandel en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan vier jaar bedrijfsmatig hennep heeft verkocht en ingekocht. Dit gebeurde in de periode van 25 januari 2005 tot en met 22 juni 2009, waarbij de verdachte opzettelijk grote hoeveelheden hennepplanten heeft verkocht en afgeleverd aan verschillende personen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen als betrouwbaar beoordeeld, die onafhankelijk van elkaar bevestigden dat zij hennepstekjes bij de verdachte hebben gekocht en dat de verdachte hennepplanten heeft geleverd.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 15 december 2001 tot en met 25 januari 2005 voorwerpen en geldbedragen heeft verworven, terwijl zij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de hennephandel en het witwassen gehandhaafd.
De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie gevolgd en de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, aangezien het vermogen van de verdachte al was afgenomen. Tevens zijn de inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.