Uitspraak
Vereniging tot het verstrekken van basisonderwijs op reformatorische grondslag te Kootwijkerbroek
1.De procedure
2.De feiten
“Ik heb besloten om [persoon G] op deze blijde dag als het gaat om de aanbesteding niet lastig te vallen met onze MT-perikelen. Op zijn vroegst zal ik dat maandag doen. Om alles in de school toch zijn voortgang te doen hebben, stuur ik jullie de agenda van de geplande MT-vergadering van D.V. dinsdag 19 november. Het lijkt me dat we allemaal professioneel genoeg zijn om alles even aan de kant te schuiven om de onderwerpen die op de agenda staan te bespreken en af te handelen. In een later stadium zullen we de onderlinge problemen aanpakken.”
“Er is een voorstel gekomen om een MT zelfevaluatie te doen. Je schatte de situatie in als: ‘heel wat mis met het managementteam’.
“Wil je, als je me citeert, wel citeren wat ik echt schreef? Ik schreef namelijk: “als ik het zo lees is er heel veel mis met het managementteam (…)”. Die uitspraak baseerde ik op de ongeveer 16 vragen en opmerkingen van [voornaam]. Dat is immers een flinke lijst. (…)
“Door het bestuur (…) is aan Restment verzocht onderzoek te doen naar het functioneren van het managementteam en, in het verlengde daarvan, naar geruchten omtrent eventuele relatie(s) van onder ander de heer[persoon E] in verband met zijn functioneren (…). In dit onderzoek zijn door ons, rapporteurs, gesprekken gevoerd met twaalf betrokkenen bij de Vereniging. (…) Een aantal collega’s heeft de directeur van de Rehobothschool, de heer [verwerende partij], aangesproken over het close contact tussen de heer [persoon A] en mevrouw (…) en heeft hun zorgen geuit over het in hun ogen onprofessionele karakter van deze relatie. Twee leden van het managementteam gaven ons te kennen dat zij de heer [persoon A] persoonlijk hebben benaderd door hun zorg tegen hem uit te spreken over zijn wijze van omgaan met mevrouw (…). Het gesprek door ons, (…) met de heer [persoon A] werd gehouden op het kantoor van Restment (…) De heer [persoon A] wekte op ons de indruk – maar gaf dit ook zelf te kennen – dat de relatie ongeoorloofde vormen had aangenomen. Hij gaf ook aan dat hij hier herhaaldelijk op was aangesproken. (…)”
“Vooraf vraagt [persoon H] aan [verwerende partij] of hij tot zover nog vragen of opmerkingen heeft aan het bestuur die hij aan de orde wil stellen naar aanleiding van wat er in de achterliggende weken is gebeurd. [verwerende partij] antwoord hierop dat dit op dit moment niet het geval is, dat hij er niet over heeft nagedacht. Wel vraagt hij om het rapport van [voornaam] ([persoon J] – ktr). De voorzitter antwoordt dat een procedurebeslissing daarover later zal vallen, in het bestuur”
met mevr. [persoon K] en [verwerende partij], samen gezeten waarbij de 2 bestuursleden de beide anderen documenten hebben laten lezen, te weten:
- Stoppen met [verwerende partij] voor de toekomst, proberen zonder reputatieschade uiteen te gaan. [verwerende partij] gaat ander werk zoeken, zet zolang zijn activiteiten voort voor de school met projecten die daartoe geschikt zijn (…)
- Interim zoeken.
terug in de bespreking. (…) [persoon H] legt [verwerende partij] uit dat het bestuur tot de conclusie is gekomen voor de toekomst te moeten stoppen met [verwerende partij] in de functie van directeur. Hij speekt de wens uit dat dit de relatie van elkaar niet hoeft te beschadigen. (…) [verwerende partij] geeft aan dat hij het absoluut niet ziet zitten om nog in de school te werken. Hij moet er niet aan denken zich nog met de nieuwbouw bezig te moeten houden als hij weet er niet te kunnen werken. Liefst ziet [verwerende partij] dat het bestuur hem nu direct ontslag geeft. (…) Het bestuur wil hem niet per heden ontslag geven. Dat zou voor het bestuur wel financieel aantrekkelijk zijn, maar niet verantwoord tegenover [verwerende partij] gezin. (…) [verwerende partij] pleit ervoor om vanaf maandag thuis te blijven, en in alle rust de puzzel af te maken zonder daar de stress van school bij te hebben. (…) De gemeenschap zal niet begrijpen wanneer [verwerende partij] ineens niet meer op school verschijnt en er zullen dan altijd vragen richting [verwerende partij] en ook richting school bestuur blijven. (..) Wij overwegen een route om met elkaar zo weinig mogelijk schade aanrichten. [verwerende partij] heeft echter het liefst ‘zo snel mogelijk alle klappen in één keer’ zodat hij zich weer op de toekomst kan richten. (…) de voorzitter stelt voor eerst de tijd te nemen voor we tot beslissingen komen. (…) [verwerende partij] zal erover nadenken of hij maandag op school komt (…) en laat dit later vandaag aan [persoon H] weten. (…)”
Kinderen op school: (…) Op basis van signaal (…) over onveilige situatie in de klas van [initialen] (…) heb ik in overleg met (…) vanmorgen gesprek gehad met (X-ktr). (..) Haar zoon (….) is een keer met zijn hoofd tegen het orgel geslagen. Zij heeft, toen haar zoon (…) bij [initialen] in de klas zat (3 jaar geleden) melding gedaan aan [voornaam verwerende partij], die toegezegd heeft dat hij de klas in de gaten zou houden en dat in alle eenvoudig dit opgelost zou worden. [voornaam verwerende partij] zei toen dat [initialen] het vroeger heel moeilijk gehad heeft en wellicht daarom zo overreageert. (…) Tijdens een pleinwacht heeft zij zelf geconstateerd dat [initialen] overmatig boos kan worden op kinderen, ze hard vastpakt en ogenblikkelijk daarna een ander gezicht trekt (…) Voor kinderen onvoorspelbaar.”
“(…)
“Ik denk niet dat het goed is dat [voornaam verwerende partij] terugkomt gezien alles van de afgelopen tijd. Veel dingen die [voornaam] [persoon B] gedaan heeft, waren bij [voornaam verwerende partij] min of meer bekend. Als je met dingen betreffende[voornaam] bij hem kwam, werd dat afgedaan met zo is [voornaam] nu eenmaal. In het verslag van (…)”
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
- dat [persoon A] - in elk geval vanaf september 2013 – binnen het MT een (zeer) dominante positie innam hetgeen tot fricties en wantrouwen in het MT (en ook binnen het leerkrachtencorps) heeft geleid;
- dat [verwerende partij] de dominante positie van [persoon A] heeft toegestaan en aldus verantwoordelijk is voor de gevolgen die dat had voor de samenwerking binnen het MT. Hierbij zij opgemerkt dat [verwerende partij] ter zitting heeft toelicht dat [persoon A] niet van de school (en dus uit het MT) had hoeven te vertrekken, zonder daarbij in te gaan op de door onderzoekers gesignaleerde problemen rond zijn functioneren.
- een of meer MT-leden voor medio november 2013 aan [verwerende partij] hebben gemeld dat [persoon A] een niet-professionele relatie tot een van de (getrouwde) leerkrachten onderhield en dat hij daarop geen actie heeft ondernomen (rapport Restment in samenhang met stellingen van de Vereniging);
- dat [verwerende partij] wist dat er klachten waren over de behandeling door [persoon B] van leerlingen op de school en dat [verwerende partij] daar geen (relevante) actie op heeft ondernomen (r.ov. 2.20 en 2.24). [verwerende partij] heeft betwist hierover – afgezien van een melding uit 2010 (warmee de in r.ov. 2.20 genoemde melding blijkbaar wordt bedoeld) – iets vernomen te hebben. De kantonrechter acht het overgelegde verslag (r.ov. 2.24) waaruit blijkt dat er vaker over [persoon B] is geklaagd, in samenhang met de melding dat zijn gedrag ook op het schoolplein zichtbaar was (r.ov. 2.20.) overtuigend. [verwerende partij] heeft ter zitting verklaard dat hij wel de klas [persoon B] bezocht, maar dat is gelet op de aard en ernst van de klachten, naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende;
- dat geen van de leden van het MT (afgezien van [persoon A]) zich (in elk geval vanaf november 2013) veilig voelde in datzelfde MT (rapport [persoon K]);
- dat [persoon B] in januari 2014 in het geheel niet meer met [verwerende partij] wilde spreken/samenwerken en dat [persoon C] zich onveilig voelde en als nieuwe leidinggevende niet of nauwelijks is begeleid (eerste rapport [persoon K]);
- dat het bestuur vanaf november 2013 aan [verwerende partij] heeft gevraagd wat hij van de ontstane situatie vond en dat [verwerende partij] daarover geen mening had c.q. te berde bracht en dat [verwerende partij] ook nadien niet zelf met een analyse van de ontstane situatie is gekomen.
- dat [verwerende partij] zijn werk per 27 januari 2013 zelf heeft neergelegd, waarna zijn vertrekt op 29 januari 2014 aan de ouders is aangekondigd. De kantonrechter merkt hierbij op dat zeer goed voorstelbaar is dat de mededeling op 25 januari 2014 aan het bestuur dat hij met het werk zou stoppen is ingegeven door emoties, maar anderzijds blijkt dat hij tot en met 29 januari 2014 bij dat besluit is gebleven.