2.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte en oplegging van straf en/of maatregel
Met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte en de oplegging van straf en/of maatregel overweegt de rechtbank het volgende.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- 18 maanden gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Voor het geval de rechtbank niet zal overgaan tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter toelichting op zijn eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat, hoewel de verdachte geweigerd heeft zijn medewerking te verlenen aan een multidisciplinair rapport, in het strafdossier voldoende aanwijzingen zijn voor de rechtbank om zelf vast te stellen dat er bij verdachte ten tijde van het begaan van de strafbare feiten een geestelijke stoornis bestond, zodat de maatregel van terbeschikkingstelling opgelegd kan worden.
De raadsman heeft, naast de bepleite vrijspraak danwel ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en referte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit, aangevoerd dat de eis van de officier van justitie veel te hoog is. Hij heeft daarbij verwezen naar uitspraken die naar zijn mening enigszins vergelijkbaar zijn.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat er niet door een medisch deskundige is vastgesteld dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling is niet mogelijk, aldus de raadsman.
De rechtbank heeft met betrekking tot de op te leggen straf en/of maatregel gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in eerste instantie schuldig gemaakt aan een bedreiging van een medewerkster van de afdeling sociale dienst, omdat zij hem wees op zijn verplichtingen voor behoud van zijn uitkering. Verdachte is vervolgens met zijn moeder huiswaarts gereden en heeft meerdere keren tegen haar gezegd dat zij langzaam en tergend dood moest. Zij heeft de auto tot stilstand gebracht, waarna verdachte de daad bij het woord voegde en ook daadwerkelijk heeft geprobeerd zijn moeder te wurgen. Door alert reageren van een medeweggebruiker heeft verdachte zijn moeder uiteindelijk losgelaten en is hij gevlucht. Het gebeurde is voor het slachtoffer een zeer angstige situatie geweest. De gevolgen ervan hadden voor haar evengoed fataal kunnen zijn.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de op te leggen straf en maatregel het volgende.
Verdachte heeft in alle toonaarden gedurende het onderzoek gezwegen en geweigerd zijn medewerking te verlenen aan onderzoek door gedragskundigen. Voor beantwoording van de vraag of er bij verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten al dan niet een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond, acht de rechtbank het volgende van belang
- Het trajectconsult:
Over verdachte is een rapport van trajectconsult, gedateerd 7 november 2013, opgemaakt door [psychiater 1], psychiater van de NIFP. Hieruit blijkt dat verdachte heeft geweigerd aan het psychiatrisch onderzoek mee te werken. Door die weigering kon door de psychiater geen duidelijke uitspraak worden gedaan over een eventuele actuele aanwezigheid van een psychiatrische stoornis. Na lezing van de ten behoeve van het trajectconsult verstrekte stukken kon door de psychiater echter niet worden uitgesloten dat er wellicht sprake is van een al langer bestaande paranoid gekleurde belevingswereld, van waaruit verdachte bijvoorbeeld ook niet zou kunnen/willen meewerken. Een opname en observatie zou het meest aangewezen zijn voor verheldering van diagnostiek en nadere advisering, aldus de psychiater.
- Observatie
De rechtbank heeft op 22 november 2013 bevolen dat verdachte ter observatie zou worden opgenomen in het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, Locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht.
Over de observatie van verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt, gedateerd 4 april 2014, door [psycholoog] psycholoog, en [psychiater 2], psychiater, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, Locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht.
Uit het rapport blijkt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat hij het grootste deel van de observatieperiode in zijn cel heeft doorgebracht. Er zijn slechts beperkte groepsobservaties gedaan.
De conclusie van het rapport is dat het niet mogelijk is op basis van de observaties betrouwbare uitspraken te doen over de aanwezigheid van psychische klachten of status van forensisch relevante psychische functies, zoals de impulscontrole, agressieregulatie, gewetensontwikkeling en het vermogen tot empathie. Of er bij verdachte sprake is van een weigering op pathologische gronden kan bevestigd noch uitgesloten worden.
Vanuit het milieuonderzoek dat heeft plaatsgevonden zijn aanwijzingen naar voren gekomen voor een psychotische stoornis, alsmede voor (antisociale, narcistische en borderline) persoonlijkheidsproblematiek en middelengebruik (cannabis en alcohol), dan wel afhankelijkheid. De moeder van verdachte heeft aan de rapporteurs verteld dat het in januari 2013 niet goed ging met verdachte. Hij kwam zelden buiten, blowde veel en dronk dagelijks veel alcohol. Zij had daarom contact gezocht met de crisisdienst, die verdachte bezocht.
Het was opvallend dat het uit het milieuonderzoek gebleken gedrag van terugtrekken, omdraaien van het dag- en nachtritme, slechte verzorging en waandenkbeelden ook op de afdeling door verdachte werd vertoond. Vanuit de groepsobservatie is gebleken dat verdachte veelal op zijn cel verbleef. De groepsleiding heeft verdachte regelmatig zien en horen lachen, ook als hij alleen in zijn cel was. Hij heeft niet willen vertellen waarom hij moest lachen. Ten overstaan van de groepsleiding heeft verdachte psychotisch aandoende uitspraken gedaan. Zo heeft hij verteld dat hij in zijn cel aan het “werk” was, waarbij hij niet gestoord wilde worden. Hij wilde daar desgevraagd geen uitleg over geven, maar beweerde ook te werken voor onder andere DaCia. Da was Russisch voor “ja” CIA is de Amerikaanse inlichtingendienst. In de cel is echter niets aangetroffen wat op werk zou kunnen duiden. Tijdens de korte contactmomenten stelde verdachte zich onvriendelijk en afwerend op tegen de onderzoeker en bij doorvragen vertoonde hij tekenen van snel en hevig oplopende spanning, waardoor het gesprek van de zijde van de onderzoeker werd afgebroken.
- Mutatierapport
Uit het over verdachte opgemaakte mutatierapport blijkt dat een medewerker van de crisisdienst van GGZ in januari 2013 contact met verdachte heeft gehad, dat verdachte psychisch niet in orde zou zijn en dat GGZ bezig was een diagnose bij verdachte te stellen om de juiste zorg in te kunnen schakelen.
Ook in het opgemaakte proces-verbaalzijn aanwijzingen te putten over de psychische gesteldheid van verdachte voorafgaand aan en tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 3 juli 2013 verklaarddat het toen al sinds een jaar slecht ging met verdachte en dat hij waanbeelden had en psychotisch was. Verdachte dacht dat hij deel was van de [naam 1]. Hij vertelde dat hij een dodenlijst had en dat hij mensen op die lijst zou moeten doden voor de [naam 1]. Hij had een missie om mensen te doden. Ook heeft hij haar sms-jes gestuurd waarin hij het vaker over “satalieten” had. Die zeiden tegen verdachte dat zij dood moest. Ook stuurde hij haar sms-jes met daarin onder meer: “Ik wil dat je dood gaat, dat ik langzaam zal leiden naar de dood”. Er is toen geprobeerd verdachte op te laten nemen via een rechterlijke machtiging. Toen zij op 3 juli 2013 na het bezoek aan de sociale dienst in de auto stapten zag zij verandering in verdachtes gedrag. Hij hapte naar adem en was aan het trillen. Hij was woede aan het opkweken. In de auto heeft hij tegen haar gezegd: “Kankerhoer, jij moet langzaam en tergend dood, de satalieten hebben dat voorspeld”. Hij bleef dat herhalen en bleef schreeuwen tegen haar. Verdachte maakte zich groot en had enorme pupillen.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft aan de politie foto’s overgelegd van sms-berichten die door verdachte aan haar zijn gestuurd. Deze berichten hebben onsamenhangende teksten, namelijk:
Tekst eerste smsbericht:
“Verrader je weet niets van respect af je gaat alles terug krijgen stemmen geluiden en je co relatie denken spreken etc daarom zijn we de hel voor jullie schuldige aan het maken zodat iedereen jullie kan aanraken je gaat t allemaal ervaren ze staan allemaal in me zelfmoord en moord systeem en [naam 2] heeft ze vader of weeshuis en aan hij
was ook niet zo aardig net als jij dus hier komen jullie nooit meer uit wij waren al klaar voor t begon ik ben de bovenwereld en onder wereld over de hele wereld god en de duivel t alziend oog van illuminatie mijn machine mijn sateliten tv internet regeringen maffia organisaties wij zoeken alleen verraders en dat is iedereen die erin staat ze worden allemaal opgenomen en
in de gaten gehouden wie teveel hoort en weet tja je weet hoe geheime diensten als da fsb mossad etc en hoe de r9 is en maffias zijn wij allang1”
Tekst tweede sms bericht:
“We maken iedereen af die uit is op macht en geld etc attaturken grijze wolfjes hebollah al caida etc maar ook snotjochies kut marrokaantjes uh buren etc iedereen die ik continu heb gehoord en nu nog een paar grote zuiveringen alle rotte appels eruit meeste is al gedaan
alleen hier nog en ga jezelf maar na wat je allemaal gelogen heb doorgeven heb uit proberen te spelen etc we weten alles ze hebben allemaal je waarschuwing gehad in t begin en de regels en toch spelletjes spelen dan gaan we spelen toch vrij wil jullie keuze t is een vredemachine voor degene die vrede willen maar die zijn er allang uit en spelen aleen ff mee als ze mij zien en een oorlogsmachine voor degene die oorlog zoeken niemand staat boven mij en [betrokkene] en de fam[familienaam verdachte] en we worden zwaar beveiligd”
De rechtbank vindt het opmerkelijk dat in deze sms-berichten onder andere de woorden “geheime diensten als da” en “sateliten” staan vermeld, woorden die de verdachte ook tijdens de observatie in het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, Locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht heeft gebruikt.
[slachtoffer 2] heeft verklaarddat zij verdachte vragen stelde om een beeld te krijgen van zijn huidige situatie. Op de vraag wat hij dagelijks deed gaf hij als antwoord:
“Dit is niet noemenswaardig en voor je eigen veiligheid beter dat jij dat niet weet”.Zij wist niet wat zij met dat antwoord aan moest.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft tegenover de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, verklaarddat verdachte op 3 juli 2013 door het lint ging omdat zijn uitkering dreigde stopgezet te worden. Zij weet nog dat verdachte totaal in paniek was, dat zijn pupillen groot waren en dat er iets met hem aan de hand was. Hij zat naast haar met druppels van het zweet op zijn voorhoofd en keek haar in totale paniek met grote ogen aan.
Verdachte zei in de auto dat zij langzaam dood moest gaan. Die woorden had hij vaker gebruikt, bijvoorbeeld in smsjes.
Indien een verdachte, zoals in dit geval, zijn (volledige) medewerking aan een onderzoek door gedragsdeskundigen heeft geweigerd, vervalt voor het opleggen van een terbeschikkingstelling de eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek als bedoeld in artikel 37 lid 2 Sr.
Maar nog steeds blijft vereist, dat wordt vastgesteld dat sprake is van een psychische stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte ten tijde van het plegen van het feit. Zonder die vaststelling is oplegging van TBS niet mogelijk.
Het is aan de rechter die over de feiten oordeelt, om die vaststelling te doen. De rechter zal zich daarbij in zeer sterke mate moeten laten leiden door de bevindingen en conclusies van gedragsdeskundigen, maar als de gedragsdeskundigen aan de grenzen komen van wat zij vanuit hun wetenschap nog kunnen verantwoorden, zal de rechter zijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen voor zover de wet hem daartoe de ruimte geeft.
De wet noch de jurisprudentie vereist dat de stoornis wordt geclassificeerd volgens het handboek DSM-IV en dat deze dient te worden vastgesteld door een gedragsdeskundige.
Dit betekent dat in het uiterste geval de rechter, uiteraard slechts met grote behoedzaamheid, tot de vaststelling van een stoornis kan komen, ook al kunnen de gedragsdeskundigen op basis van de voor hen geldende wetenschappelijke criteria en tuchtrechtelijke normen niet tot die conclusie komen.
Voor zijn beslissing dient de rechter dan wel voldoende steun te vinden in hetgeen gedragsdeskundigen zo mogelijk wél hebben kunnen vaststellen en hetgeen de rechter verder aan feiten en omstandigheden is gebleken met betrekking tot de persoon van verdachte.
De rechtbank constateert uit de hiervoor besproken stukken dat er bij verdachte in januari 2013 al sprake was van een reeds langer bestaand aanzienlijk verval van zijn levensloop en van een zorgelijke ontwikkeling met betrekking tot de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. Er is toen getracht om verdachte passende zorg te bieden, maar hij heeft daar op geen enkele wijze zijn medewerking aan willen verlenen.
Dit alles maakt het voor het rechtbank in voldoende mate aannemelijk dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde feiten een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, waardoor de verdachte ten minste in enige mate als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank is gelet op de aard en de ernst van de feiten en vanuit veiligheidsoogpunt van oordeel dat het onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu de bewezen verklaarde feiten misdrijven zijn die een gevaar opleveren voor of een krenking zijn van de lichamelijke integriteit van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Die verminderde toerekeningsvatbaarheid betekent, dat de strafbaarheid van verdachte niet (geheel) is uitgesloten. De rechtbank is van oordeel dat daarom naast de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege een gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat ook de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 37, 37a, 37b, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.