ECLI:NL:RBGEL:2014:2675

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
2690312
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in arbeidsgeschil tussen werknemer en werkgeefster

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft de kantonrechter zich gebogen over een bevoegdheidsincident. De gedaagde partij, [werkgeefster], heeft aangevoerd dat de kantonrechter absoluut onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen, omdat er volgens haar geen arbeidsovereenkomst bestaat tussen partijen. De eiser, [werknemer], heeft echter gesteld dat zijn vordering is gebaseerd op een arbeidsovereenkomst en dat de kantonrechter derhalve bevoegd is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de grondslag van de vordering bepalend is voor de bevoegdheid en dat het verweer van de gedaagde niet relevant is voor de vraag van de bevoegdheid. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de forumkeuze in de vaststellingsovereenkomst niet van toepassing is, omdat [werkgeefster] geen partij is bij deze overeenkomst. De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat hij op basis van artikel 93 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) absoluut bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De vordering in het incident is afgewezen en [werkgeefster] is veroordeeld in de proceskosten van het incident. De kantonrechter heeft tevens een comparitie van partijen bepaald om nadere inlichtingen te verkrijgen en te onderzoeken of partijen tot een schikking kunnen komen. De comparitie zal plaatsvinden op een nader vast te stellen datum en tijdstip.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 2690312 \ CV EXPL 14-968 \ 7380/PE
uitspraak van
vonnis in het bevoegdheidsincident
in de zaak van
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in de hoofdzaak
verwerende partij in het incident
gemachtigde mr. P.L.G. Buisman
toevoegingsnummer [nummer]
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[werkgeefster]
gevestigd te[vestigingsplaats]
gedaagde partij in de hoofdzaak
eisende partij in het incident
gemachtigde mr. H.C. Post
Partijen worden hierna [werknemer] en [werkgeefster] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 december 2013 met producties
- de conclusie van antwoord, tevens inhoudende de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, met producties
- de conclusie van antwoord in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak en het incident

2.1.
[werknemer] vordert – samengevat – de veroordeling van [werkgeefster] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot:
-betaling van het bruto bedrag van € 9.000,00 netto ter zake van te weinig uitbetaald salaris over de periode van week 10-2012 tot week 33-2012;
-betaling van het bruto bedrag van € 4.500,00 netto per 4 wekelijkse periode ter zake van achterstallig loon over de periode week 33-2012 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst op regelmatige wijze zal zijn beëindigd met bepaling dat op het gevorderde salaris in mindering wordt gebracht het bruto salaris dat [werknemer] gedurende de periode 3 juni 2013 tot 15 december 2013 elders heeft genoten;
-betaling van het achterstallige vakantiegeld van 8% vanaf 1 januari 2009 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst op regelmatige wijze zal zijn beëindigd met bepaling dat op het gevorderde vakantiegeld in mindering wordt gebracht het bruto salaris dat [werknemer] gedurende de periode 3 juni 2013 tot 15 december 2013 elders heeft genoten;
-betaling van de wettelijke verhoging ad 50% ex art. 7:625 BW over de hiervoor gevorderde bedragen;
-betaling van € 1.500,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
-betaling van de wettelijke rente over de hiervoor gevorderde bedragen vanaf de datum van opeisbaarheid daarvan, althans van de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
-betaling van de kosten van deze procedure;
-aanvulling van het lagere salaris dat [werknemer] sinds 3 juni 2013 tot 13 december 2013 elders heeft verdiend tot het tussen [werkgeefster] en [werknemer] overeengekomen salaris per 4-wekelijkse periode, althans één en ander voor het bedrag dat de rechtbank redelijk en billijk zal vinden;
-het verstrekken van de bijbehorende salarisspecificaties bij de hierboven weergegeven vorderingen, alsmede de jaaropgaven 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag en/of dagdeel dat [werkgeefster] in gebreke blijft;
-het verstrekken van een schriftelijke of elektronische afschrift als bedoeld in art. 7:655 BW op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag en/of dagdeel dat [werkgeefster] in gebreke blijft.
2.2.
[werknemer] stelt ter onderbouwing van zijn vordering het volgende. Op 6 mei 2012 is tussen de heer[persoon A], namens [rechtspersoon B] en [rechtspersoon C], en hem, namens [rechtspersoon van werknemer], een vaststellingsovereenkomst gesloten. In artikel 1 van deze overeenkomst is het volgende bepaald.
Artikel 1 Arbeid
[werknemer] blijft werkzaamheden uitvoeren voor/bij één van de vennootschappen van [persoon A]. Een eventuele beëindiging van de werkzaamheden dienen partijen nader schriftelijk overeen te komen.
2.3.
Op basis van deze vaststellingsovereenkomst heeft [werknemer] werkzaamheden verricht voor [werkgeefster], een 100% dochter van [rechtspersoon B] Oorspronkelijk was afgesproken dat [werknemer] vanuit de [rechtspersoon van werknemer] per periode van vier weken een factuur naar de [persoon A]-groep zou sturen van € 8.800,00 exclusief btw. Later is mondeling overeengekomen dat hij per 1 januari 2009 als werknemer bij [werkgeefster] in dienst zou treden tegen een vierwekelijks salaris van € 8.800,00 bruto. Sinds week 33 van 2012 is er sprake van achterstallig loon en vanaf 1 januari 2009 van achterstallig vakantiegeld.
2.4.
[werkgeefster] heeft in de hoofdzaak geconcludeerd voor antwoord. Hierop zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
2.5.
[werkgeefster] heeft als formeel verweer gevoerd dat de kantonrechter niet bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, omdat tussen partijen geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, zodat artikel 93 sub a en sub c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) niet van toepassing is. Voor zover de kantonrechter toch bevoegdheid aanneemt, is volgens haar de rechtbank te Assen bevoegd op grond van artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst van 6 mei 2012. In artikel 4 van deze overeenkomst is het volgende bepaald.
Artikel 4 Geschillen
Alle geschillen die naar aanleiding van onderhavige overeenkomst mochten ontstaan, van welke aard of omvang dan ook, daaronder mede begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd, zullen worden voorgelegd aan de Rechtbank te Assen, tenzij partijen ter zake van die geschillen een alternatieve wijze van geschillenbeslechting overeenkomen.
2.6.
[werknemer] voert verweer in het incident. [werkgeefster] kan volgens hem geen beroep doen op artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst, omdat zij geen partij is bij deze overeenkomst. Het betreft een vaststellingsovereenkomst tussen [werknemer], namens [rechtspersoon van werknemer], enerzijds en de heer [persoon A], namens [rechtspersoon B] en [rechtspersoon C] anderzijds. Dit betekent dat de Rechtbank Assen niet bevoegd is. Nu [werkgeefster] de rechtstitel, te weten de arbeidsovereenkomst, betwist en de vordering hoger is dan € 25.000,00 is volgens hem niet de kantonrechter, maar de rechtbank de bevoegde rechter. Hij voert aan dat op grond van artikel 99 Rv de Rechtbank Gelderland, sector civiel bevoegd is en dat de kantonrechter de zaak zo nodig naar de sector civiel kan verwijzen.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Ten aanzien van de absolute bevoegdheid overweegt de kantonrechter als volgt. [werknemer] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat tussen [werkgeefster] en hem een arbeidsovereenkomst bestaat. Door [werkgeefster] is betwist dat de overeenkomst tussen [werknemer] en hem moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst; om die reden is artikel 93 sub a en c Rv volgens haar niet van toepassing. Naar het oordeel van de kantonrechter is voor het antwoord op de vraag welke rechter bevoegd is kennis te nemen van een vordering met betrekking tot een bepaalde overeenkomst bepalend de grondslag van de vordering zoals die blijkens de dagvaarding is ingesteld. Daarbij is niet relevant wat het verweer van de gedaagde inhoudt. [werknemer] heeft zijn vordering in de dagvaarding gebaseerd op een arbeidsovereenkomst. De betwisting van de rechtstitel is niet relevant. Op grond van artikel 93 sub c Rv is de kantonrechter dus absoluut bevoegd.
3.2.
Ten aanzien van de relatieve competentie overweegt de kantonrechter het volgende. [werkgeefster] doet een beroep op de forumkeuze die is opgenomen in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst van 6 mei 2012. Naar het oordeel van de kantonrechter kan [werkgeefster] hier geen beroep op doen, omdat de forumkeuze is opgenomen in de vaststellingsovereenkomst waarbij zij geen contractspartij is. De vaststellingsovereenkomst is immers gesloten tussen enerzijds [werknemer], namens [rechtspersoon van werknemer] en anderzijds de heer[persoon A], namens [rechtspersoon B] en [rechtspersoon C] Daarbij komt dat een dergelijke forumkeuze, indien [werkgeefster] daarbij wel partij zou zijn, geen gevolg zou hebben. Artikel 108 lid 1 Rv biedt partijen de mogelijkheid om bij overeenkomst een relatief bevoegde rechter aan te wijzen. In kantonzaken is de mogelijkheid van een forumkeuzebeding echter beperkt. Op grond van artikel 108 lid 2 Rv heeft een dergelijke forumkeuze geen gevolg, wanneer de vordering een individuele arbeidsovereenkomst betreft, behoudens hier niet aan de orde zijnde uitzonderingsgevallen. De forumkeuze waar [werkgeefster] zich op beroept, is dus niet op van toepassing. De kantonrechter is overeenkomstig art. 99 Rv bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
3.3.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de vordering in het incident afwijzen.
3.4.
[werkgeefster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze kosten worden aan de zijde van [werknemer] begroot op € 700,00 aan salaris gemachtigde.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
Gelet op de stellingen van partijen zal de kantonrechter een comparitie na antwoord bepalen op een nader vast stellen datum en tijdstip. De kantonrechter wil op een zitting nadere inlichtingen bij partijen inwinnen en onderzoeken of zij het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Daarom zal een comparitie van partijen worden bepaald. Indien een partij op de comparitie niet aanwezig is, kan dat in het nadeel van die partij werken.
4.2.
Een partij die zich tijdens de zitting wil beroepen op stukken die nog niet zijn overgelegd, moet die stukken uiterlijk acht dagen voor de zitting aan de kantonrechter en aan de (gemachtigde van de) tegenpartij toesturen.
4.3.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [werkgeefster] in de proceskosten van het incident, tot aan deze uitspraak begroot op € 700,00 aan salaris gemachtigde.
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalteen comparitie van partijen op een nader vast te stellen datum en tijdstip in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2 -4, 6811 CD Arnhem;
5.4.
bepaaltdat beide partijen op de zitting aanwezig moeten zijn, waarbij een rechtspersoon vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en gemachtigd is om inlichtingen te geven en een schikking aan te gaan;
5.5.
bepaaltdat partijen uiterlijk op
16 april 2014per brief hun verhinderdagen en de verhinderdagen van hun eventuele gemachtigden in de periode van drie maanden te rekenen vanaf deze datum kunnen opgeven, waarna dag en tijdstip van de comparitie worden bepaald;
5.6.
bepaaltdat indien een partij niet dan wel niet tijdig de verhinderdata opgeeft de kantonrechter de datum en het tijdstip van de comparitie zelfstandig vaststelt;
5.7.
bepaaltdat na de vaststelling van de datum en het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet wordt gewijzigd;
5.8.
houdtverder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A.J. Weerkamp-Beens en in het openbaar uitgesproken op