Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
beschikking van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 18 maart 2014
[minderjarige],
[moeder] (ouder met gezag),
[vader ] (ouder zonder gezag),belanghebbende, hierna te noemen de vader,
Het verdere procesverloop
- het faxbericht van mr. Mulder van 15 mei 2013;
- het ‘verslag tevens houdende verzoek tot gezamenlijk gezag en verzoek wijziging hoofdverblijfplaats’ van mr. Mulder, ingekomen per fax op 23 mei 2013;
- de brief van de moeder, ingekomen op 6 juni 2013;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 juni 2013;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 oktober 2013.
De verdere beoordeling
- het verzoek van de stichting tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de niet-gezaghebbende vader tot 9 juli 2014 toegewezen;
- het verzoek van de stichting om op grond van artikel 1:263b lid 1 BW de door de rechtbank Zutphen bij beschikking van 8 maart 2005 vastgestelde omgangsregeling te wijzigen, niet-ontvankelijk verklaard;
- het verzoek van de stichting om op grond van artikel 1:264 BW vervangende toestemming te verlenen voor de noodzakelijke wijziging schoolkeuze van [minderjarige], niet-ontvankelijk verklaard.
Het standpunt van de bijzondere curator ter zitting
namensde minderjarige verzoeken in te dienen.
tijdstipvan indienen van het verzoek, in die zin dat dit niet wordt beperkt tot de echtscheidingsprocedure zelf, maar ook nog na afloop daarvan kan worden gedaan. Immers, de Hoge Raad overwoog dat artikel 1: 251a BW aldus moet worden uitgelegd dat het tevens aanleiding kan geven tot een na afloop van de scheidings-procedure te geven beschikking tot toekenning van eenhoofdig gezag. Dit arrest geeft derhalve slechts een verduidelijking van de periode gedurende welke de minderjarige gebruik kan maken van de eigen rechtsingang als bedoeld in artikel 1: 251a lid 4 BW; het arrest geeft geen verruiming naar andere procedures dan bedoeld in artikel 1:251a BW.