ECLI:NL:RBGEL:2014:256

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
20 januari 2014
Zaaknummer
ARN 13-4243
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van indicatie voor begeleiding individueel in het kader van de AWBZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. B. Arabaci, en de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) als verweerder. Eiser had eerder een indicatie gekregen voor begeleiding individueel, klasse 2, maar na bezwaar werd deze indicatie ingetrokken en vervangen door een indicatie voor klasse 3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat hij meer zorg nodig heeft dan is geïndiceerd en dat de medische beoordeling niet zorgvuldig is uitgevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser lijdt aan verschillende psychiatrische aandoeningen en fysieke klachten, en dat hij ondersteuning ontvangt van zijn echtgenote en ambulante begeleiding vanuit de GGZ. De rechtbank heeft de feiten die door partijen zijn gepresenteerd als vaststaand aangenomen en heeft de argumenten van eiser tegen het bestreden besluit beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat de verkorting van de geldigheidsduur van de indicatie in strijd is met het beginsel van reformatio in peius.

De rechtbank oordeelt dat er geen grond is voor de stelling dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De medisch adviseur heeft voldoende informatie verzameld om een goed beeld te krijgen van de situatie van eiser. De rechtbank concludeert dat de indicatie voor begeleiding individueel, klasse 3, gerechtvaardigd is en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser recht heeft op een hogere indicatie. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart het ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan door rechter H.G. Eskes, in aanwezigheid van griffier M.G. van Engelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND1000A SU/ongegrond/geen PKV

Zittingsplaats Arnhem
Team Bestuursrecht
Zaaknummer: 13/4342 AWBZ

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen:
[eiser], eiser,
(gemachtigde: mr. B. Arabaci),
en

de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ),

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een indicatie verleend voor de functie begeleiding individueel, klasse 2 (2 tot 3,9 uur per week), met einddatum 12 november 2027.
Bij besluit van 24 mei 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard, het besluit van 13 november 2012 ingetrokken en een indicatie verleend voor de functie begeleiding individueel, klasse 3 (4 tot 6,9 uur), met einddatum 12 november 2013.
Namens eiser heeft de gemachtigde beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2013, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O. Talhaloui.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser is bekend met psychiatrische problematiek (depressie en periodiek explosieve stoornis bij een borderline persoonlijkheidsstoornis en obsessief compulsieve persoonlijkheids-stoornis) alsmede met nek- en lage rugklachten bij hypertonie van de musculatuur. Eiser woont samen met zijn echtgenote en zoon en ontvangt een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Eiser krijgt ambulante begeleiding vanuit de GGZ en daarnaast wordt ondersteuning gegeven door zijn echtgenote. Bij besluit van 22 juli 2011 is eiser onder meer een indicatie verleend voor de functie begeleiding klasse 3, met een einddatum van 18 november 2012. Bij aanvraag van 30 oktober 2012 heeft eiser verzocht om een herindicatie van de functies persoonlijke verzorging en begeleiding. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser een indicatie verleend voor de functie begeleiding individueel, klasse 2. Bij het bestreden besluit is het primaire besluit ingetrokken en is aan eiser een indicatie verleend voor de functie begeleiding individueel, klasse 3 (4 tot 6,9 uur), met einddatum 12 november 2013,
2.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser beperkingen ondervindt op het gebied van sociale zelfredzaamheid en het psychisch functioneren. Voorts is sprake van gedragsproblematiek.
3.
Verweerder heeft in het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat eiser in aanmerking komt voor een indicatie voor de functie begeleiding individueel, klasse 3, met einddatum 12 november 2013. Aan dit standpunt heeft verweerder een advies van 26 februari 2013 van verweerders medisch adviseur, C. van Putte-Boon, ten grondslag gelegd.
4.
Namens eiser is aangevoerd dat een zorgvuldige medische beoordeling achterwege is gebleven en dat eiser een hogere indicatie dient te krijgen omdat hij meer zorg nodig heeft dan nu is geïndiceerd. Eiser heeft daartoe informatie van ProPersona van 19 november 2013 overgelegd. Voorts heeft eiser aangevoerd dat het verkorten van de geldigheidsduur van de indicatie, zoals thans bij het bestreden besluit is geschied, in strijd is met het beginsel van reformatio in peius.
5.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen. De medisch adviseur heeft dossierstudie verricht en heeft daarbij acht geslagen op de verkregen informatie van eisers behandelend sociaal psychiatrisch verpleegkundige, alsmede de door gemachtigde van eiser ingezonden informatie van de revalidatiearts, fysiotherapeut en apotheek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de medisch adviseur zich op basis van de informatie een voldoende compleet beeld kunnen vormen van de combinatie van en de samenhang tussen de verschillende medische problemen, alsmede de daaruit voortkomende beperkingen van eiser. De beroepsgrond van eiser faalt.
6.
Voorts is de rechtbank niet gebleken dat eiser is aangewezen op een hogere indicatie voor begeleiding individueel. De medisch adviseur heeft in haar rapport van 26 februari 2013 aangegeven dat eiser voor zijn psychiatrische problematiek wordt behandeld met medicatie en gesprekken gericht op het leren omgaan met zijn beperkingen. Daarnaast is recentelijk gestart met dialectische gedragstherapie, waarvan de resultaten nog niet bekend zijn. Hoewel dagbehandeling is overwogen, wordt dit gezien de prikkel-gevoeligheid van eiser op dit moment niet haalbaar geacht, evenals andere activering buiten de deur. Vanwege de gestarte gedragstherapie is er nog verbetering te verwachten in het psychisch functioneren en op het gebied van de sociale redzaamheid, aldus de medisch adviseur. Na ingewonnen telefonische informatie bij eisers behandelend sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij ProPersona, is de medisch adviseur tot de conclusie gekomen dat eiser is aangewezen op een indicatie begeleiding individueel klasse 3, welke indicatie door de verpleegkundige wordt ondersteund. Eiser heeft geen enkele zorginhoudelijke onderbouwing voor zijn stelling, dat hij meer zorg nodig heeft dan er nu is geïndiceerd, gegeven noch medische gegevens overgelegd die aanleiding geven verweerders standpunt voor onjuist te houden. In het evaluatierapport van ProPersona van 19 november 2013 is aangegeven dat een vervolgbehandeling geen kans van slagen heeft wanneer eiser niet in staat is om een vorm van dagbesteding te gaan doen. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige is tot de conclusie gekomen dat een verandering voor eiser nu niet haalbaar is gebleken en dat het niet zinvol is om de contacten met hulpverleners te benutten om te delen hoeveel last eiser van zijn klachten heeft, zonder dat er kans op verandering is. De rechtbank leidt hieruit niet af dat eiser ten tijde van de beoordeling aangewezen was op meer begeleiding ingevolge de AWBZ. Evenmin als de enkele omstandigheid dat eiser sedert januari 2010 toegenomen en volledig arbeidsongeschikt is geacht. De beroepsgrond faalt.
7.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder met het verkorten van de duur van de indicatie niet in strijd met het beginsel van reformatio in peius heeft gehandeld. In het kader van de in artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde volledige heroverweging van het primaire indicatiebesluit heeft verweerder de zorgbehoefte van eiser in kaart gebracht en vastgesteld dat eiser op dat moment dialectische gedragstherapie onderging. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de geldigheidsduur van de indicatie terecht kunnen bepalen op één jaar, teneinde de resultaten van die behandeling af te wachten. Dat de behandeling inmiddels is beëindigd, heeft geen invloed nu dit ziet op feiten en omstandigheden van na de datum hier in geding. Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat de heroverweging heeft geleid tot toekenning van een hogere klasse dan hem bij het primaire besluit was toegekend.
8.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.G. Eskes, rechter, in aanwezigheid van M.G. van Engelen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep