Uitspraak
[betrokkene](hierna te noemen: betrokkene)
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 10 april 2014 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een 60-jarige man, die betrokken was bij een kippenboerderij. Het Openbaar Ministerie had gevorderd dat de man een bedrag van € 155.666,- moest terugbetalen, dat als wederrechtelijk verkregen voordeel werd beschouwd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen.
De procedure begon op 5 april 2013, toen de officier van justitie de ontnemingsvordering indiende. De zaak werd vervolgens door de economische politierechter aangehouden en later doorverwezen naar de meervoudige economische kamer. Tijdens de zitting op 27 maart 2014 heeft de officier van justitie de vordering aangepast en het bedrag verhoogd naar € 155.666,63. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.J.P. van Barneveld, voerde aan dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene daadwerkelijk over het vermogen van de rechtspersoon had kunnen beschikken of dat hij voordeel had genoten van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene zeggenschap had over de rechtspersoon en dat hij daadwerkelijk voordeel had genoten. De rechtbank oordeelde dat inzicht in de financiële structuur van de B.V. noodzakelijk was om te kunnen vaststellen of de betrokkene daadwerkelijk voordeel had genoten. Aangezien dit inzicht ontbrak, heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.