ECLI:NL:RBGEL:2014:2442

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 april 2014
Publicatiedatum
10 april 2014
Zaaknummer
05/987072-12 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering tegen betrokkene in verband met wederrechtelijk verkregen voordeel uit B.V. kippenboerderij

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 10 april 2014 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een 60-jarige man, die betrokken was bij een kippenboerderij. Het Openbaar Ministerie had gevorderd dat de man een bedrag van € 155.666,- moest terugbetalen, dat als wederrechtelijk verkregen voordeel werd beschouwd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen.

De procedure begon op 5 april 2013, toen de officier van justitie de ontnemingsvordering indiende. De zaak werd vervolgens door de economische politierechter aangehouden en later doorverwezen naar de meervoudige economische kamer. Tijdens de zitting op 27 maart 2014 heeft de officier van justitie de vordering aangepast en het bedrag verhoogd naar € 155.666,63. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.J.P. van Barneveld, voerde aan dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene daadwerkelijk over het vermogen van de rechtspersoon had kunnen beschikken of dat hij voordeel had genoten van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene zeggenschap had over de rechtspersoon en dat hij daadwerkelijk voordeel had genoten. De rechtbank oordeelde dat inzicht in de financiële structuur van de B.V. noodzakelijk was om te kunnen vaststellen of de betrokkene daadwerkelijk voordeel had genoten. Aangezien dit inzicht ontbrak, heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/987072-12 (ontneming)
Datum zitting : 5 april 2013, 18 juni 2013, 30 april 2014 en 27 maart 2014
Datum uitspraak : 10 april 2014
TEGENSPRAAK
Uitspraak van de meervoudige economische kamer inzake de ontnemingsvordering
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[betrokkene](hierna te noemen: betrokkene)
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. D.J.P van Barneveld, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 155.666,-.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 5 april 2013 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.
Het onderzoek is vervolgens door de economische politierechter aangehouden in verband met een daartoe strekkend verzoek van raadsman mr. D.J.P. van Barneveld in de hoofdzaak. Op 18 juni 2013 is de zaak door de economische politierechter verwezen naar de meervoudige economische kamer, waarna het onderzoek op 30 januari 2014, wegens verhindering van raadsman mr. D.J.P. van Barneveld, voor bepaalde tijd is aangehouden.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De door de officier van justitie aanhangig gemaakte vordering is ter terechtzitting van 27 maart 2014 onderzocht. Daarbij is betrokkene verschenen. Betrokkene is bijgestaan door mr. D.J.P. van Barneveld, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. D. van Ieperen, heeft ter zitting de vordering aangepast en gevorderd dat de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van € 155.666,63 en dat aan veroordeelde ten aanzien van dit bedrag een betalingsverplichting wordt opgelegd.
Mr. D.J.P. van Barneveld heeft overeenkomstig een pleitnota het woord ter verdediging gevoerd.
4.a. De beoordeling van de vordering
Bij de beoordeling van de vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 10 april 2014 tegen veroordeelde gewezen vonnis.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit, Team DIE Tm TU Dier 5, met nummer 66271 en gesloten op 29 juni 2012, met bijlagen, waaronder het aanvullend proces-verbaal op het proces-verbaal met nummer 66271, documentcode APV-01.
4.b. De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De officier van justitie heeft verzocht dat de ontnemingsvordering door de rechtbank wordt toegewezen. De officier van justitie stelt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dat door de rechtspersoon [bedrijfsnaam]B.V. is genoten, kan worden toegerekend aan betrokkene. Zij heeft gesteld dat aan de criteria daarvoor is voldaan (zeggenschap, beschikkingsmacht en potentieel voordeel aan de zijde van betrokkene).
Voor de beantwoording van de vraag of een natuurlijk persoon wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit handelen van een rechtspersoon, dient te worden beoordeeld of de natuurlijke persoon volledige, dan wel in belangrijke mate, zeggenschap heeft (gehad) in de rechtspersoon, of de natuurlijke persoon over het vermogen van die rechtspersoon kon beschikken en of het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft kunnen strekken tot voordeel van de natuurlijke persoon. Als aan deze criteria is voldaan, kan het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de natuurlijke persoon worden toegerekend. [1]
De rechtbank is van oordeel dat, op basis van hetgeen door de officier van justitie is gesteld en onderbouwd, niet is vast te stellen dat betrokkene daadwerkelijk over het vermogen van de rechtspersoon [bedrijfsnaam]B.V. heeft kunnen beschikken, dan wel dat hij zelf voordeel heeft genoten of heeft kunnen genieten uit het wederrechtelijk verkregen voordeel. Niet duidelijk is geworden hoe de financiële verplichtingen van [bedrijfsnaam]B.V. precies lagen en welke schuldeisers c.q. bedrijfsfinanciers gerechtigd waren ten aanzien van inkomsten en/of activa van deze rechtspersoon. Inzicht in de financiële structuur en de geldstromen is naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk om tot het oordeel te kunnen komen dat betrokkene daadwerkelijke, dat wil zeggen meer dan theoretische of algemene, zeggenschap had over de rechtspersoon en de besteding van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dan kan ook inzichtelijk worden of betrokkene daadwerkelijk voordeel heeft genoten of heeft kunnen genieten. Alleen als dat het geval zou zijn, is er ruimte voor het oordeel dat het door de B.V. genoten wederrechtelijk voordeel ook aan betrokkene kan worden toegerekend.
De rechtbank zal de vordering afwijzen.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

Wijst afde vordering van de officier van justitie.
Aldus gewezen door:
mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. G.M.L. Tomassen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Kolkman, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2014.

Voetnoten

1.HR 6 februari 2007, JOW 2007, 12.