ECLI:NL:RBGEL:2014:2441

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 april 2014
Publicatiedatum
10 april 2014
Zaaknummer
05/987072-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een kippenboerderij eigenaar wegens overtreding van de Meststoffenwet

Op 10 april 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de voormalige eigenaar van een kippenboerderij in Lunteren. De rechtbank heeft de verdachte, die tevens bestuurder en enig aandeelhouder was van de vennootschap [bedrijfsnaam 1] B.V., veroordeeld tot een geldboete van 45.000 euro, waarvan 20.000 euro voorwaardelijk. De zaak betrof de overtreding van de Meststoffenwet, waarbij de verdachte opzettelijk een groter aantal kippen en kalkoenen hield dan toegestaan op basis van de pluimveerechten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vennootschap in 2009 en 2010 respectievelijk 5.922 en 81.345 pluimvee-eenheden te veel hield. De officier van justitie had gerekwireerd tot een geldboete, en de rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen, rekening houdend met de ernst van de overtredingen en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren. De rechtbank heeft de verdachte ook verantwoordelijk gehouden voor de feitelijke leiding van de overtredingen, wat hem strafrechtelijk aansprakelijk maakt. De uitspraak is gedaan na meerdere zittingen, waarbij de verdediging en de officier van justitie hun standpunten hebben toegelicht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/987072-12
Data zitting : 5 april 2013, 18 juni 2013, 30 januari 2014 en 27 maart 2014
Datum uitspraak : 10 april 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige economische kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats :[woonplaats]
raadsman : mr. D.J.P van Barneveld, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
de rechtspersoon [bedrijfsnaam 1] B.V. in de gemeente Ede, op een bedrijf met Brs nummer [nr] opzettelijk gemiddeld in het kalenderjaar 2009 een groter aantal kippen en/of kalkoenen heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende pluimveerecht; - de overschrijding bedroeg ongeveer 5.922 pluimvee eenheden; zulks terwijl verdachte tot dat feit opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging;
2.
de rechtspersoon [bedrijfsnaam 1] B.V. in de gemeente Ede, op een bedrijf met Brs nummer [nr] al dan niet opzettelijk gemiddeld in het kalenderjaar 2010 een groter aantal
kippen en/of kalkoenen heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende pluimveerecht; - de overschrijding bedroeg ongeveer 81.345 pluimvee eenheden; zulks terwijl verdachte tot dat feit opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 27 maart 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. D.J.P van Barneveld, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. D. van Ieperen, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Door de verdediging is als subsidiair verweer de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Gelet op hetgeen navolgend is overwogen, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking hiervan.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
De vennootschap [bedrijfsnaam 1] B.V. bezat over het jaar 2009, gecorrigeerd, pluimveerechten voor 156.292 pluimvee-eenheden. Over het jaar 2010 bezat het bedrijf, gecorrigeerd, pluimveerechten voor 75.292 pluimvee-eenheden. [2]
Verdachte was in die jaren bestuurder/enig aandeelhouder in [verdachte/aandeelhouder] B.V. Deze holdingvennootschap was weer bestuurder/enig aandeelhouder in de vennootschap [bedrijfsnaam 1] B.V. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie wijst in dit verband op de berekeningen die op basis van de financiële administratie van [bedrijfsnaam 1] B.V. zijn gemaakt door [verbalisant 1], verbalisant van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: NVWA). De officier van justitie is van mening dat (kleurloos) opzet op de gedragingen aanwezig is, nu de vennootschap opzettelijk kippen heeft gehouden. Verdachte was de feitelijk leidinggevende van de onderneming van de vennootschap.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Zijn cliënt betwist de door verbalisant [verbalisant 1] gemaakte berekeningen. Het opsporingsonderzoek is onvolledig geweest, nu bij de berekeningen van het aantal gehouden leghennen over de jaren 2009 en 2010 geen rekening is gehouden met de exportcijfers van [bedrijfsnaam 1] B.V. Voorts heeft de raadsman betoogd dat bij de berekeningen uit is gegaan van een te laag sterftepercentage onder de leghennen. Ook is betoogd dat de dieradministratie van [bedrijfsnaam 1] B.V. op zijn laptop stond, ondanks dat deze niet door de verbalisanten van de NVWA is aangetroffen. Subsidiair is door de raadsman bepleit dat opzet niet kan worden bewezen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van het NVWA hebben in het door hen opgestelde proces-verbaal gerelateerd dat op de laptop van verdachte geen dieradministratie is aangetroffen. [4] Anders dan door verdachte ter terechtzitting is verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk dat de dieradministratie, inhoudende de veesaldokaarten, wel op de laptop van verdachte stond. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben, op zoek naar de dieradministratie en met toestemming van curator mr. [curator], de volledige financiële administratie van [bedrijfsnaam 1] B.V. ingezien. De dieradministratie werd echter niet aangetroffen. [5]
Om het gemiddeld aantal gehouden leghennen over de jaren 2009 en 2010 niettemin inzichtelijk te krijgen, heeft verbalisant [verbalisant 1] ter controle van een mogelijke overschrijding van de productierechten (pluimveerechten) aan de hand van de financiële administratie van [bedrijfsnaam 1] B.V. – waarvan niet is betoogd dat deze incompleet zou zijn – zelf veesaldokaarten opgesteld. [6] Bij deze berekening is het beginaantal leghennen, het sterftepercentage van de leghennen, de aankoop van leghennen en het aantal afgevangen leghennen betrokken. [7] Met de door verbalisant [verbalisant 1] opgestelde veesaldokaart is over 2009 een gemiddeld aantal van 162.214 gehouden leghennen berekend. Nu uit bijlage II van de Meststoffenwet volgt dat één leghen, één pluimvee-eenheid betreft, bedraagt het totaal aantal gehouden pluimvee-eenheden in 2009 eveneens 162.214. [8] Verbalisant [verbalisant 1] heeft dit aantal pluimvee-eenheden van het aantal pluimvee-eenheden waarop [bedrijfsnaam 1] B.V. over 2009 recht had, afgetrokken. Uit deze berekening volgt dat [bedrijfsnaam 1] B.V. over het jaar 2009 een groter aantal, zijnde 5.922 pluimvee-eenheden, heeft gehouden dan op basis van de pluimveerechten was toegestaan. [9] Met de door [verbalisant 1] opgestelde veessaldokaart is over 2010 een gemiddeld aantal van 156.637 gehouden leghennen berekend. Het totaal aantal gehouden pluimvee-eenheden in 2010 bedraagt dan eveneens 156.637. [10] [verbalisant 1] heeft dit aantal pluimvee-eenheden van het aantal pluimvee-eenheden waarop [bedrijfsnaam 1] B.V. over 2010 recht had, afgetrokken. Uit deze berekening volgt dat [bedrijfsnaam 1] B.V. over het jaar 2010 een groter aantal, zijnde 81.345 pluimvee-eenheden, heeft gehouden dan op basis van de pluimveerechten was toegestaan. [11]
Door de verdediging is gesteld dat ten onrechte de exportcijfers niet zijn meegenomen in de berekeningen. De rechtbank is van oordeel dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien dat andere uitkomsten gevolgd zouden zijn, indien deze cijfers bij de berekening zouden zijn meegewogen. Verbalisant [verbalisant 1] heeft ter zitting een nadere toelichting gegeven op de wijze van berekenen. Zij heeft verklaard dat alle leghennen die worden aangevoerd, ook weer worden afgevangen en afgevoerd. Dat geldt – zo begrijpt de rechtbank haar verklaring – niet alleen voor leghennen die worden afgevoerd naar slachthuizen maar ook voor de voor de export bedoelde leghennen. [12] De hoeveelheid afgevangen leghennen geeft aldus een volledig beeld van de hoeveelheid gehouden leghennen. De bestemming van de afgevangen leghennen doet niet ter zake. Daaruit volgt dan naar het oordeel van de rechtbank dat de exportcijfers ook niet hadden behoeven te worden meegenomen in de berekeningen zoals verbalisant [verbalisant 1] die heeft gemaakt. Er zou anders sprake zijn van dubbeltellingen.
Voorts is door de verdediging gesteld dat bij de berekeningen uit is gegaan van een te laag sterftepercentage. De rechtbank acht dit verweer onvoldoende concreet gemotiveerd en onderbouwd, om uit te gaan van een hoger sterftepercentage, dan door de verbalisanten van het NVWA is gehanteerd. Niet valt in te zien dat en waarom het door de NVWA gehanteerde sterftecijfer niet representatief is en/of waarom de sterftepercentages die zijn genoemd in de door de verdediging overgelegde citaten uit rapporten in deze concrete zaak (meer) valide zouden zijn.
Door de verdediging is, subsidiair, betoogd dat opzet niet bewezen kan worden. De rechtbank is evenwel van oordeel dat [bedrijfsnaam 1] B.V. de bewezen aantallen kippen opzettelijk heeft gehouden nu hij de kippen bewust heeft aangekocht en bewust heeft gehouden. Daarmee is voldaan aan het vereiste van kleurloos opzet dat in het economisch strafrecht volstaat.
Uit het dossier volgt bovendien dat het bedrijf in 2010 ongeveer de helft van haar pluimveerechten heeft verkocht. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich hiertoe wegens geldgebrek genoodzaakt zag. [13] Het aantal gehouden leghennen is echter niet dienovereenkomstig verminderd.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de berekening van verbalisant [verbalisant 1], temeer daar ook de door verdachte zelf aan de Dienst Regelingen opgegeven gemiddelde aantallen gehouden hennen over 2009 en 2010 het aantal pluimveerechten over die jaren fors overstijgen. [14]
Verdachte was gedurende de ten laste gelegde perioden de feitelijk leidinggever van [bedrijfsnaam 1] B.V., hetgeen ook niet wordt betwist. Verdachte was als bestuurder/enig aandeelhouder in [bedrijfsnaam 1] B.V., welke vennootschap op haar beurt bestuurder/enig aandeelhouder was in [bedrijfsnaam 1] B.V., ook (eind)verantwoordelijke ten aanzien van laatstgenoemde vennootschap. Derhalve is verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde, als feitelijk leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
de rechtspersoon [bedrijfsnaam 1] B.V. in de gemeente Ede, op een bedrijf met Brs nummer [nr] opzettelijk gemiddeld in het kalenderjaar 2009 een groter aantal kippen heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende pluimveerecht; - de overschrijding bedroeg 5.922 pluimvee eenheden; zulks terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging;
2.
de rechtspersoon [bedrijfsnaam 1] B.V. in de gemeente Ede, op een bedrijf met Brs nummer [nr] opzettelijk gemiddeld in het kalenderjaar 2010 een groter aantal
kippen heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende pluimveerecht; - de overschrijding bedroeg 81.345 pluimvee eenheden; zulks terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Feitelijk leiding geven aan opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 20 van de Meststoffenwet, begaan door een rechtspersoon.
Ten aanzien van de feit 2:
Feitelijk leidinggeven aan opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 20 van de Meststoffenwet, begaan door een rechtspersoon.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van €45.000,--, subsidiair 237 dagen hechtenis, waarvan €20.000,--, subsidiair 135 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar strafeis rekening gehouden met de mate van overschrijding van de pluimveerechten en het feit dat er een ontnemingsvordering aanhangig is. De officier van justitie houdt voorts rekening met het feit dat het een wat oudere zaak betreft, alsmede met het feit dat het faillissement van verdachtes vennootschappen is uitgesproken.
Het standpunt van de verdediging
Door verdachte en zijn raadsman zijn ter zitting geen opmerkingen gemaakt over strafoplegging.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 15 maart 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
[bedrijfsnaam 1] B.V. heeft haar pluimveerechten in ernstige mate overschreden. Gedurende de bewezen verklaarde periode, die twee jaren beslaat, was er sprake van een structurele overschrijding. Het bedrijf heeft hiermee afbreuk gedaan aan het stelstel van de Meststoffenwet, dat onder meer het terugdringen van het mestoverschot en de bescherming van de bodem tot doel heeft. Verdachte heeft feitelijk leiding gegeven aan deze strafbare gedragingen. Voor een dergelijk feit wordt veelal een forse onvoorwaardelijke geldboete opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, alles in aanmerking genomen, de eis van de officier van justitie als straf passend en geboden is.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 51 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2, en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 20 van de Meststoffenwet.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaartbewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
betaling van een geldboete van € 45.000,-- (vijfenveertigduizend euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 260 dagen hechtenis.
Bepaaltdat van deze geldboete € 20.000,-- (twintigduizend euro), subsidiair 135 dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. G.M.L. Tomassen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Kolkman, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit van het Ministerie van Economische Zaken Landbouw en Innovatie, opgemaakte proces-verbaal, nummer: 66271, gesloten op 29 juni 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het schriftelijk bescheid inhoudende een afschrift van het productierechten gedeelte van het ‘Bedrijfsoverzicht totaal’ van Dienst Regelingen van relatienummer [nr], bijlage 1 bij het proces-verbaal met nummer 66271.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 27 maart 2014 en het proces-verbaal van bevindingen nr. 70925 d.d. 27 november 2012, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], behorende bij het proces-verbaal met nummer 66271.
4.Het proces-verbaal met nummer 66271, blad 5, tweede alinea.
5.Het proces-verbaal met nummer 66271, blad 5, tweede alinea en de verklaring van getuige [verbalisant 1] ter terechtzitting d.d. 27 maart 2014.
6.Het proces-verbaal met nummer 66271, blad 5, tweede en derde alinea en de verklaring van getuige [verbalisant 1] ter terechtzitting d.d. 27 maart 2014.
7.Het proces-verbaal met nummer 66271, blad 5, vierde alinea en de verklaring van getuige [verbalisant 1] ter terechtzitting d.d. 27 maart 2014 en de schriftelijke bescheiden, inhoudende aankoopfacturen van hennen bij kuikenboerderij en pluimveebedrijf ‘[bedrijfsnaam 2]’ B.V., bijlage 2, op blad 3 t/m 10, bij het proces-verbaal met nummer 66271.
8.Het proces-verbaal met nummer 66271, blad 6, bovenste helft van de pagina en het schriftelijke bescheid inhoudende een afschrift van de door [verbalisant 1] gemaakte veesaldokaart 2009, bijlage 3 bij het proces-verbaal met nummer 66271.
9.Het proces-verbaal met nummer 66271, blad 6, bovenste helft van de pagina.
10.Het proces-verbaal met nummer 66271, blad 6, bovenste helft van de pagina en het schriftelijke bescheid inhoudende een afschrift van de door [verbalisant 1] gemaakte veesaldokaart 2010, bijlage 4 bij het proces-verbaal met nummer 66271.
11.Het proces-verbaal met nummer 66271, blad 6, bovenste helft van de pagina.
12.De verklaring van getuige [verbalisant 1] ter terechtzitting d.d. 27 maart 2014.
13.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 27 maart 2014.
14.Het schriftelijke bescheid, inhoudende Aanvullende gegevens Landbouwbedrijven: Meststoffen en dieren 2009, bijlage 5 bij het proces-verbaal met nummer 66271 en het schriftelijke bescheid, inhoudende Aanvullende gegevens Landbouwbedrijven: Meststoffen en dieren 2010, bijlage 6 bij het proces-verbaal met nummer 66271 en de verklaring van getuige [verbalisant 1] ter terechtzitting d.d. 27 maart 2014.