ECLI:NL:RBGEL:2014:2399

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
05/820555-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontucht met gehandicapte vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werkzaam was in de gezondheidszorg. De verdachte werd beschuldigd van ontucht met een gehandicapte vrouw, die zich als patiënt aan zijn zorg had toevertrouwd. De tenlastelegging betrof seksuele handelingen die plaatsvonden tussen 1 juli 2012 en 6 december 2012, waarbij de verdachte zijn ontblote penis aan de vrouw toonde en haar in de mond liet nemen. Tijdens de zitting op 26 maart 2014 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.F.W. van 't Hullenaar, en de benadeelde partij, de vrouw, werd vertegenwoordigd door een aangever.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en de vrouw, wat de seksuele handelingen in strijd met de sociaal-ethische normen maakt. De verdediging voerde aan dat de vrouw vrijwillig handelde, maar de rechtbank oordeelde dat de geestelijke en emotionele beperkingen van de vrouw een rol speelden in de situatie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich had moeten onthouden van seksuele handelingen met de vrouw, gezien zijn professionele verantwoordelijkheid.

De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 90 dagen op, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 180 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële en immateriële schade. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het verlies van zijn baan en huwelijk, en besloot tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/820555-13
Datum zitting : 26 maart 2014
Datum uitspraak : 9 april 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2012
tot en met 06 december 2012 te Bennekom, gemeente Ede, terwijl hij toen
werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, (telkens)
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als patiënt en/of cliënt aan
verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte,
één of meermalen zijn ontblote penis aan die [slachtoffer] getoond en/of
(vervolgens) één of meermalen zijn ontblote penis in de mond van die [slachtoffer]
geduwd en/of gebracht, althans die [slachtoffer] zijn, verdachtes, ontblote penis
in de mond laten nemen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] één of meermalen zijn,
verdachtes, ontblote penis laten vastpakken en/of vasthouden en/of (daarbij)
zijn, verdachtes, ontblote penis laten aftrekken;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 26 maart 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer]. Zij is tevens ter zitting verschenen en heeft zich laten bijstaan door [aangever].
De officier van justitie, mr. C.Y. Huang, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft, tijdens zijn werkzaamheden als assistent-begeleider in een zorginstelling te Bennekom, gemeente Ede, meerdere malen zijn ontblote penis aan [slachtoffer], patiënte in deze zorginstelling [2] , getoond en daarnaast het slachtoffer zijn ontblote penis in de mond laten nemen en het slachtoffer zijn ontblote penis laten vastpakken, vasthouden en laten aftrekken [3] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. Hiertoe is betoogd dat geen sprake is geweest van ontucht, nu er volgens verdachte geen sprake was van dwang maar van vrijwilligheid, het initiatief tot de seksuele handelingen steeds bij [slachtoffer] lag en de afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en [slachtoffer] in de gebeurtenissen geen enkele rol heeft gespeeld. In dit verband heeft de raadsman betoogd dat de rechtbank, gelet op de verstandelijke beperking van [slachtoffer] en de sturende wijze waarop zij is gehoord, op deze punten dient uit te gaan van de verklaringen van verdachte. Ook uit een oogpunt van betrouwbaarheid kan geen onderscheidende betekenis aan de verklaringen van [slachtoffer] worden toegedicht, aangezien (onafhankelijk) steunbewijs voor haar lezing van de gebeurtenissen ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de bij de vaststaande feiten genoemde seksuele handelingen die tussen verdachte en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden, zijn aan te merken als ontuchtige handelingen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 februari 1997, NJ 1997, 485 een passage uit de parlementaire geschiedenis met betrekking tot art. 249, tweede lid onder 3 van het Wetboek van Strafrecht aangehaald, die luidt:
‘Men moet deze bepaling zo lezen, dat het verbod betrekking heeft op ontucht in de relatie hulpverlener-patiënt/cliënt. Het heeft natuurlijk geen betrekking op handelingen tussen een hulpverlener bijvoorbeeld een arts, die zijn vrouw of vriendin als patiënt in behandeling heeft. Er is dan ook geen sprake van 'ontucht' (Memorie van Antwoord, Kamerstukken II 1988–1989, 20 930, nr. 5, p. 18)’.
Vervolgens heeft de Hoge Raad overwogen dat slechts dan geen sprake is van ontucht, wanneer de hulpverlener-patiëntrelatie bij die seksuele handelingen geen rol speelt in die zin dat bij de patiënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid niet van invloed is geweest.
Reeds uit het feit dat [slachtoffer] als hulp en zorg behoevende patiënte opgenomen was op de afdeling waar verdachte als assistent-begeleider werkzaam was, volgt dat tussen hen sprake was van een afhankelijkheidsrelatie. Van enige andere relatie tussen hen op grond waarvan de in de parlementaire geschiedenis bedoelde uitzonderingssituatie zich kan hebben voorgedaan was geen sprake. Het seksueel getinte contact tussen verdachte en [slachtoffer] is binnen deze afhankelijkheidsrelatie tot stand gekomen. De rechtbank merkt de seksuele handelingen die zijn voorgevallen tussen verdachte en [slachtoffer] dan ook aan als ontuchtige handelingen. Zij zijn immers in strijd met de geldende sociaal-ethische norm. Het standpunt van de verdediging dat [slachtoffer] vrijwillig heeft gehandeld en steeds op haar initiatief de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden kan – ook indien daarvan zou worden uitgegaan – niet tot een ander oordeel leiden. Verdachte zelf heeft verklaard dat [slachtoffer] geestelijk functioneert op – naar schatting – het niveau van een zeven- tot achtjarig kind. [4] Rapportages van [kliniek] gaan uit van emotioneel functioneringsniveau van een drie- tot zesjarige en van cognitieve beperkingen. [5] Aangever [aangever] heeft in zijn aangifte namens [slachtoffer] over haar verklaard: “[slachtoffer]
(rechtbank: [slachtoffer])is een vrouw van begin zestig (…) Zij kan in het algemeen niet haar keuzes overzien. Zij is spastisch. Ze woont op het [kliniek]. [slachtoffer] heeft veel ondersteuning nodig. (…) [6] .” Ongeacht het antwoord op de vraag op wiens initiatief een en ander heeft plaatsgevonden geldt dat verdachte, gelet op de geestelijke, emotionele en lichamelijke beperkingen van [slachtoffer], vanuit zijn professionele verantwoordelijkheid hoe dan ook afstand tot [slachtoffer] had moeten houden in seksueel opzicht.
Verdachte heeft aan de politie desgevraagd verklaard en in zijn verklaring ter terechtzitting nogmaals bevestigd dat op de volgende data en tijdstippen seksuele handelingen tussen hem en [slachtoffer] zijn voorgevallen [7] :
“Woensdag 11 juli 2012, 19:15 uur;
Woensdag 18 juli 2012, 22:30 uur;
Vrijdag 20 juli 2012, 22:30 uur;
Vrijdag 27 juli 2012, 22:30 uur;
25 augustus 2012, 22:30 uur”.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op vorenstaande data, de periode genoemd in de tenlastelegging, van 1 juli 2012 tot en met 6 december 2012, te ruim is. Weliswaar heeft [slachtoffer] verklaard dat in november 2012 voor het laatste seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar steunbewijs daarvoor ontbreekt. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de periode van 1 juli 2012 tot en met 25 augustus 2012 waarin de ontuchtige handelingen zijn gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2012 tot en met 25 augustus 2012 te Bennekom, gemeente Ede,, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als patiënt aan verdachte's hulp en zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen zijn ontblote penis aan die [slachtoffer] getoond en die [slachtoffer] zijn, verdachtes, ontblote penis in de mond laten nemen en die [slachtoffer] meermalen zijn, verdachtes, ontblote penis laten vastpakken en vasthouden en (daarbij) zijn, verdachtes, ontblote penis laten aftrekken;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen een meldplicht, behandelverplichting en het volgen van een CoVa-training, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het gegeven dat de zaak langere tijd is blijven liggen en verdachte in de tussentijd is geconfronteerd met de gevolgen van zijn handelen. Hij is zijn echtgenote kwijt, zijn baan kwijt en het normale dagelijkse contact met zijn zoon van vijf jaar oud is er niet meer. Als er een veroordeling volgt, is er alle reden een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, gecombineerd met een werkstraf en/of een voorwaardelijke straf zodat het reclasseringsadvies kan worden uitgevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 4 februari 2014; en
 een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland, gedateerd 27 februari 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft in zijn hoedanigheid van hulpverlener van [slachtoffer] meerdere malen zijn ontblote penis aan haar getoond en zijn ontblote penis door haar in haar mond laten nemen, laten vastpakken en laten aftrekken, terwijl deze [slachtoffer] als cliënt/patiënt aan hem was toevertrouwd. Verdachte wist dat [slachtoffer] emotioneel functioneerde op een niveau van een jong kind. Verdachte had zich als persoon, maar zeker in zijn functie van zeer ervaren assistent-begeleider bewust dienen te zijn van de ongelijkheid in hun verhouding en de volstrekte ongepastheid van de seksuele handelingen.
Ten voordele van verdachte zal de rechtbank rekening houden met het gegeven dat verdachte vanaf begin af aan de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden tussen hem en het [slachtoffer] heeft erkend. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte nooit eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad inmiddels geruime tijd is verstreken. Voorts heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte hierdoor zijn baan bij [kliniek] is kwijtgeraakt en zijn huwelijk is gestrand. Gelet op deze omstandigheden komt de rechtbank tot een lagere straf dan de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 180 uren in combinatie met een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden is. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de in het hierna volgende genoemde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank is van oordeel dat met een proeftijd van twee jaren kan worden volstaan. De rechtbank is verder van oordeel dat, zolang verdachte geen adequate behandeling heeft ondergaan, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en zal op die grond bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.572,75, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vraag wat de relatie is tussen de gestelde klachten enerzijds en het beweerdelijk psychische leed anderzijds niet door enig deskundige is beantwoord. Voorts zijn de taxikosten en de kosten van de genuttigde maaltijd te hoog en staan deze in een te ver verwijderd verband tot de het strafbare feit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de civiele vordering van [slachtoffer] tot een bedrag van € 527,20 aan materiële schade (bestaande uit taxikosten) toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot. De rechtbank acht het redelijk dat [slachtoffer], gelet op haar lichamelijke en geestelijke situatie, voor de door haar genoemde ritten gebruik heeft gemaakt van individueel taxivervoer.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade (bestaande uit de kosten voor de maaltijd) omdat in redelijkheid niet kan worden gezegd dat deze schade voldoende rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit.
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit ook rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De in het dossier gevoegde rapporten van [kliniek], in het bijzonder de aanleiding voor het opstellen van die rapporten, bieden voldoende ondersteuning voor het gestelde psychische nadeel dat de benadeelde partij van het bewezenverklaarde feit heeft ondervonden. Overigens is met de aard van het bewezenverklaarde - in het bijzonder het feit dat verdachte de benadeelde partij drie maal zijn penis in haar mond heeft laten nemen - een forse inbreuk op persoonlijke integriteit van de benadeelde partij (en daarmee de aantasting in haar persoon) gegeven. Gelet op de aard, ernst, frequentie en gevolgen van de ontuchtige handelingen en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd zal de rechtbank, rekening houdend met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen, het smartengeld naar billijkheid begroten op € 1.000,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou het inwinnen van één of meer deskundigenberichten vergen en zou derhalve een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen.
De gevorderde wettelijke rente over de materiële schade is als volgt toewijsbaar: vanaf 21 januari 2013 over een bedrag van € 250,00, vanaf 14 maart 2014 over € 7,20, vanaf 20 maart 2014 over een bedrag van 135,00 en vanaf 26 maart 2014 over een bedrag van € 135,00.
De gevorderde wettelijke rente over het smartengeld is toewijsbaar vanaf 11 juli 2012.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente is daar niet bij inbegrepen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 249 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A.
een gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 88 (achtentachtig) dagen niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. dat veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 jaar meewerkt aan nadere diagnostiek en zich onder behandeling zal stellen van een (forensische) psychiatrie Kairos of een soortgelijke ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische gesteldheid;
2. dat veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 jaren zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een GI-RN Cognitieve Vaardigheden, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
3. dat veroordeelde zich binnen vijf werkdagen na het uitspreken van het vonnis meldt bij de Reclassering Nederland, Stieltjesstraat 1, te Nijmegen;
4. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 2 jaar bij Reclassering Nederland te Nijmegen zal melden, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland te Nijmegen tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
het verrichten van een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 90 (negentig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 1.527,20 (vijftienhonderd zevenentwintig euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2013 over een bedrag van € 250,00, vanaf 14 maart 2014 over € 7,20, vanaf 20 maart 2014 over een bedrag van 135,00, vanaf 26 maart 2014 over een bedrag van € 135,00 en vanaf 11 juli 2012 over een bedrag van € 1.000,00, steeds tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer € 1.527,20 (vijftienhonderd zevenentwintig euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2013 over een bedrag van € 250,00, vanaf 14 maart 2014 over € 7,20, vanaf 20 maart 2014 over een bedrag van 135,00, vanaf 26 maart 2014 over een bedrag van € 135,00 en vanaf 11 juli 2012 over een bedrag van € 1.000,00, steeds tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. C.M.E. Lagarde (voorzitter), mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. Y. van Wezel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant J.A.F. Visje van de regiopolitie Gelderland-Midden, divisie recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL07AH 2012137003, gesloten op 20 maart 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Schriftelijke bescheiden, houdende een Screeningsonderzoek m.b.t. [slachtoffer], p. 26-29 en een Individueel ondersteuningsplan m.b.t. [slachtoffer], p. 32-47, beide opgesteld door [kliniek].
3.Proces-Verbaal aangifte door [aangever] namens het slachtoffer [slachtoffer] van 17 december 2012, p. 62-66; schriftelijk bescheid op ambtsbelofte opgemaakt ‘ambtelijk verslag van verhoor van getuige [slachtoffer]’ van 5 maart 2013, p. 67-87; de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2014.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 108.
5.Schriftelijke bescheiden, houdende een Screeningsonderzoek m.b.t. [slachtoffer], kopje ‘Achtergrondinformatie’, p. 26 en een Individueel ondersteuningsplan m.b.t. [slachtoffer], kopje ‘Cognitief’, p. 38.
6.Proces-Verbaal aangifte door [aangever] namens het slachtoffer [slachtoffer] van 17 december 2012, p. 63-64.
7.Proces-Verbaal verhoor verdachte van 13 februari 2013 om 10:36 uur, p. 107.