ECLI:NL:RBGEL:2014:2235

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
05/740059-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van twee politieagenten door een 33-jarige man uit Nijmegen

Op 3 april 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van twee politieagenten. De verdachte heeft op 20 april 2013 in Nijmegen met stokken op de agenten geslagen terwijl zij hun wettelijke taken uitvoerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet en met kracht meerdere malen op het hoofd en lichaam van de agenten heeft geslagen, waardoor zij letsel hebben opgelopen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk poging tot zware mishandeling, en dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte ter beschikking gesteld met voorwaarden, waaronder langdurige behandeling in een forensische psychiatrische kliniek. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de noodzaak van behandeling voor zijn psychische problemen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, de agenten, toegewezen, waarbij ieder een schadevergoeding van € 500,- is toegewezen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de verdachte onder invloed van medicatie, alcohol en drugs handelde, wat de ernst van zijn daden vergroot. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen als belangrijke factoren in haar beslissing meegenomen. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de terbeschikkingstelling vastgesteld, die gericht zijn op het voorkomen van herhaling van dergelijk geweld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740059-13
Datum zitting : 1 augustus 2013, 17 oktober 2013, 9 januari 2014 en 20 maart 2014
Datum uitspraak : 3 april 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum 2] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsman : mr. B. Pernot, advocaat te Wijchen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 april 2013 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een tweetal ambtenaren van politie, te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], terwijl deze werkzaam waren gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van hun bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met (een) stok(ken), met kracht veelvuldig, althans meermalen op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [verbalisant 1] en/of van die [verbalisant 2] heeft (in)geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 april 2013 te Nijmegen, opzettelijk mishandelend een tweetal ambtenaren van politie Gelderland-zuid, te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, met (een) stok(ken), met kracht veelvuldig, althans meermalen op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft (in)geslagen, waardoor voornoemde ambtenaren letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 20 maart 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B. Pernot, advocaat te Wijchen.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd en zijn ter terechtzitting verschenen:
 [verbalisant 1]
 [verbalisant 2].
Zij zijn bijgestaan door mr. J. Ross.
De officier van justitie, mr. A.M. Fellinger, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 20 april 2013 te Nijmegen twee ambtenaren van de politie, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], terwijl deze als zodanig werkzaam waren, met stokken geslagen [2] . Hierbij hebben [verbalisant 1] en [verbalisant 2] letsel opgelopen. Het letsel van [verbalisant 1] bestond uit een diepe wond op het achterhoofd, een bloeduitstortingen op de rechter bovenarm, rechter schouder, linker bovenarm en op de rechter bil [3] . Het letsel van [verbalisant 2] bestond uit een wond op het voorhoofd die moest worden gehecht, een lichte zwelling op het achterhoofd, roodverkleuringen en bloeduitstortingen op de rechter schouder en pijnklachten in het linker sleutelbeen [4] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft hiertoe gesteld dat verdachte, door met een houten stok meermalen met kracht op het hoofd en elders op de lichamen van de slachtoffers te slaan willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard en op de koop toegenomen dat hij hen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd -kort samengevat- dat niet vast staat dat het letsel van [verbalisant 1] volledig is veroorzaakt doordat verdachte haar met een stok heeft geraakt, noch dat de hoofdwond van [verbalisant 2] is veroorzaakt door een klap met een stok. Voorts heeft verdachte geen (voorwaardelijk) opzet gehad om verbalisant [verbalisant 1] met een stok te raken. Gelet op deze omstandigheden is er geen sprake van het aanvaarden door verdachte van de aanmerkelijke kans dat hij [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen en dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte een houten stok vasthield en daarmee zwaaiende en slaande bewegingen maakte terwijl hij op hem en zijn collega [verbalisant 1] afkwam [5] . Over wat er vervolgens gebeurde, heeft hij als volgt verklaard:
“Ik zag dat hij nog steeds slaande bewegingen maakte op dat moment duidelijk richting mij. Op dat moment is [verdachte] zo dicht genaderd, dat ik geen tijd meer had om tegen [verdachte] te roepen, dan wel te waarschuwen of gebruik te maken van mijn geweldsmiddelen. Omdat [verdachte] mij zo dicht genaderd was, zag ik kans [verdachte] met beide armen om zijn middel te grijpen. Op dat moment voelde ik een harde klap op mijn hoofd en een korte hevige pijnscheut. (…) [6]
Over het door [verdachte] met stokken slaan van [verbalisant 2] heeft getuige [getuige 1] verklaard:
“Ik zag dat hij (de rechtbank leest: [verdachte]) de mannelijke agent op zijn hoofd sloeg. (…) Toen ik terug keek in de gang zag ik dat [verdachte] bleef inslaan met name op het hoofd van die mannelijke agent. (…) [7]
Getuige [getuige 2] heeft hierover tegenover de politie verklaard:
“Ik zie dat [verdachte] met de stokken zwaaiende beweging maakt. Ik zie dat uw mannelijke collega ineengedoken [verdachte] benadert. Ik zie dat [verdachte] vervolgens meerdere malen met stokken op uw collega begint in te slaan. Ik zie dat uw collega meerdere malen wordt geraakt door [verdachte] op zijn hoofd- en bovenlichaam. Ik zie dat uw collega op zijn benen blijft staan en [verdachte] naar achteren weet te krijgen. (…) [8]
Getuige [getuige 3] heeft tegenover de politie verklaard:
Al rennend zag ik dat [verdachte] op de politiemensen begon in te slaan met die stokken. Ik heb gezien dat [verdachte] met die stokken de politiemensen heel hard sloeg. Ik liep achter de agenten. Ik zag dat de mannelijke agent bloedde op zijn hoofd. Het bloed droop over het voorhoofd van die agent. De agent ging omlaag en kroop als het ware in elkaar om zijn hoofd kennelijk te beschermen. Ik zag dat [verdachte] op de agent bleef inslaan en op zijn rug sloeg. Dit alles gebeurde met brute kracht. (…) [9]
Voorts heeft getuige [getuige 4] verklaard:
Ik zie dat [verdachte] slaande bewegingen maakt met in iedere hand een stok. Dan raakt hij meerdere keren met die stokken de mannelijke agent op zijn hoofd.(…)Ik zie dat de mannelijke agent zich kleinmaakt, en met beide armen [verdachte] vast pakt om zijn middel en borst. Ik zie dat [verdachte] valt op zijn rug, met zijn hoofd tegen de muur (…) De agent sloeg met zijn voorhoofd tegen diezelfde muur.(…)Ik zie dat [verdachte] niet opgeeft en het slaan naar de agent blijft gebeuren. (…) [10]
Op grond van de vorenstaande verklaringen oordeelt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met kracht meerdere malen met een stok op het hoofd en lichaam van verbalisant [verbalisant 2] heeft (in)geslagen en dat het voornoemde letsel – dus ook de wond op het voorhoofd – hierdoor is ontstaan. Dat [verbalisant 2] vervolgens ook nog met zijn voorhoofd tegen een muur is aangekomen doet aan het vorenstaande niet af. Ook al omdat, gelet op de verklaringen van de getuigen [getuige 4] en [getuige 3], [verbalisant 2] met zijn hoofd tegen een muur is aangekomen nadat hij door verdachte reeds enkele malen met een stok tegen/op het hoofd was geslagen en hij reeds bloedde op zijn hoofd.
De andere verbalisant, [verbalisant 1], heeft verklaard dat zij zag dat [verdachte] in zijn linkerhand een stok vasthield ter grootte van circa 50 centimeter en dat hij hiermee collega [verbalisant 2] naderde en slaande bewegingen maakte [11] . Over wat er vervolgens gebeurde heeft zij als volgt verklaard:
“Vervolgens zag ik dat mijn collega, [verdachte] met beide armen om zijn middel greep en een voorwaartse beweging richting de achtergelegen muur maakte. Ik zag dat [verdachte] nog steeds slaande bewegingen maakte met de stok en dat hij daarmee het lichaam van collega [verbalisant 2] raakte. Vervolgens ben ik naar mijn collega en [verdachte] gerend, waarbij ik de linkerarm [verdachte] met beide handen heb vastgepakt waarmee hij de stok vasthield. Ik probeerde de linkerarm te fixeren. Op dat moment zag ik een andere stok voor mijn ogen en voelde ik een hevige pijnscheut in mijn bovenlip. Hierna voelde ik meteen een hevige pijnscheut op mijn achterhoofd en werd het enkele seconden zwart voor mijn ogen. (…) [12] ”.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij verdachte ook met de stokken zag uithalen naar verbalisant [verbalisant 1] [13] .
Voorts heeft getuige [getuige 3] hierover tegenover de politie verklaard:
“De vrouwelijke agent probeerde [verdachte] vast te grijpen om hem tegen te houden. Echter ook zij werd geslagen door [verdachte]. Ik zag dat zij een harde klap kreeg op haar linker sleutelbeen dan wel schouder. (…) [14] ”.
Voorts heeft getuige [getuige 4] verklaard:
“Ik zie dat [verdachte] slaande bewegingen maakt met in iedere hand een stok. (…) In die sta positie zie ik [verdachte] uithalen en op dat moment de vrouwelijke collega raakt op de achterkant van haar hoofd. (…) [15] ”.
Op grond van vorenstaande verklaringen oordeelt de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisant [verbalisant 1] meerdere malen met kracht met een stok heeft geslagen tegen haar hoofd en lichaam en dat zij als gevolg hiervan voornoemd letsel heeft opgelopen.
Door iemand met kracht meerdere malen met een houten stok tegen het hoofd en bovenlichaam te slaan, bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat die persoon zwaar lichamelijk letsel oploopt. Door onder invloed van medicatie, alcohol en drugs met forse kracht met houten stokken op zowel [verbalisant 2] als [verbalisant 1] in te slaan en te blijven slaan, waarbij hun hoofd en lichaam (herhaaldelijk) zijn geraakt, heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat hij deze personen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen bewust aanvaard.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 20 april 2013 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een tweetal ambtenaren van politie, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], terwijl deze werkzaam waren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met stokken, met kracht meermalen op/tegen het hoofd en op/tegen het lichaam van die [verbalisant 1] en van die [verbalisant 2] heeft (in)geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire feit:
‘Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd’
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Voorts vordert de officier van justitie dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met daar aan gekoppeld de voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport.
Het standpunt van de verdediging
Hoewel door de verdediging voor het primair ten laste gelegde feit vrijspraak is bepleit, onderschrijft de raadsman dat behandeling van verdachte noodzakelijk is. De raadsman heeft aangevoerd dat het van belang is dat het thans voor verdachte uitgestippelde traject bij de [kliniek] doorgang zal vinden, temeer nu verdachte die hulp wil hebben. De raadsman verzet zich tegen TBS met dwangverpleging.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 19 februari 2014 en
 een reclasseringsadvies van Tactus d.d. 19 juli 2013, betreffende verdachte;
 een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog 1], GZ-psycholoog, gedateerd 24 juli 2013 en van dr. [psychiater 1], psychiater, gedateerd 4 juli 2013;
  • een reclasseringsadvies van Iriszorg d.d. 4 oktober 2013, betreffende verdachte;
  • een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog 2], GZ-psycholoog, gedateerd 12 maart 2014 en van dr. [psychiater 2], psychiater, gedateerd 13 maart 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van twee agenten, die hierdoor letsel – waaronder hoofdletsel – hebben opgelopen. Onder invloed van medicatie, drugs en alcohol heeft verdachte met houten stokken met forse kracht op de agenten ingeslagen. Dit is een ernstig feit; het gaat om intensieve geweldhandelingen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de fysieke integriteit van de agenten. Naar de ervaring leert en zoals ook uit de vorderingen benadeelde partij blijkt, is de (emotionele) impact van geweld als bewezenverklaard groot. Vaak ondervinden slachtoffers – ook agenten die zijn getraind om te gaan met geweld – nog lang negatieve psychische gevolgen van dergelijk handelen. Verdachte heeft documentatie op het gebied van geweldsdelicten.
De rechtbank is van oordeel dat voor een poging tot zware mishandeling, zoals door verdachte begaan, in beginsel geen andere straf dan een gevangenisstraf op zijn plaats is.
Uit de voornoemde multidisciplinaire rapportages komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis en dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. De rechtbank neemt deze conclusie over en stelt aldus vast dat bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde sprake was gebrekkige ontwikkeling dan wel ziekelijke stoornis van de geestesvermogens.
De reclassering heeft bij voornoemd advies van 4 oktober 2013 terbeschikkingstelling met voorwaarden geadviseerd. Zowel psychiater [psychiater 1] als psycholoog [psycholoog 1] hebben desgevraagd, laatstgenoemde als deskundige ter terechtzitting van 17 oktober 2013, een behandeling van verdachte in een forensische psychiatrische kliniek in het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging geadviseerd.
De rechtbank heeft een verzoek van de verdediging tot het doen van een contra-expertise toegewezen.
In voormeld in het kader van een contra-expertise opgemaakt rapport heeft psychiater [psychiater 2] onder “interventieadvies en -condities” het volgende overwogen:
“Betrokkenes impulsiviteit (voortvloeiende uit zijn ADHD) maakt, dat ambulante begeleiding op vrijwillige basis onvoldoende is om het recidiverisico te doen verkleinen. (…) betrokkene heeft, zoals reeds gezegd, een langdurige forensische behandeling nodig. Daarom dient betrokkene te worden behandeld in een forensische instelling en niet in een GGZ instelling. (…) Om het recidiverisico te verlagen is zowel een klinische behandeling nodig ( zodat de nodige forensische modules op een intensieve manier kunnen worden gegeven), als een langdurige begeleiding ( die ambulant dient plaats te vinden) nodig. Vanwege het chronische karakter van zijn stoornissen is hij aangewezen op langdurige professionele begeleiding. Vanwege deze factoren wordt geadviseerd , dat de nodige behandeling plaatsvindt in het kader van TBS met voorwaarden. Dit kader biedt de mogelijkheid om betrokkene langdurig te monitoren en hem gedurende lange tijd te dwingen om zich aan de voorwaarden te houden. Verder is er sprake van controle op meerdere niveaus: door de instelling, door reclassering en door de rechtbank. Het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel biedt naar oordeel van ondergetekende te weinig zekerheid voor het langdurig uitvoeren van behandeling en begeleiding (…). Als betrokkene om welke reden dan ook zou kiezen om zich aan deze voorwaarden niet te houden, is het risico dat zou ontstaan door het zich niet houden aan de aanwijzingen van de behandelaars te hoog. Het strafrechtelijk kader voor behandeling dient meer zekerheid te bieden voor het langdurig uit kunnen voeren van behandeling; naar oordeel van ondergetekende is dat het kader van TBS met voorwaarden.
Het kader van TBS met dwangverpleging wordt niet geadviseerd, daar de inschatting is dat het kader van TBS met voorwaarden voldoende houvast biedt om het recidiverisico op lange termijn laag te houden. (…) Betrokkene heeft aangegeven bereid te zijn om zich aan de behandeling te committeren. Dit komt als oprecht over. (…) De inschatting is dat hij zijn best zou doen om zich aan de voorwaarden bij een TBS met voorwaarden te houden, gelet op het feit dat hij beseft dat het risico is dat hij loopt als hij zich aan de voorwaarden niet houdt. Betrokkene heeft een lange tijd (door detentie) geen middelen gebruikt en hij is ingesteld op medicatie, wat een goede startpositie geeft voor behandeling in het kader van TBS met voorwaarden.
Als voorwaarden wordt in ieder geval geadviseerd: in eerste instantie klinische behandeling ( betrokkene staat reeds op de wachtlijst van [kliniek]), na klinische fase uitstromen naar een RIBW (indien dat door de kliniek wordt geïndiceerd), ambulante psychiatrische vervolgbehandeling/begeleiding, het gebruik van medicatie (…) en regelmatige controles op alcohol en drugs. (…)”
Het, eveneens in het kader van een contra-expertise opgemaakt rapport, van GZ-psycholoog [psycholoog 2], komt in de kern overeen met de het rapport van psychiater [psychiater 2]. Ook zij adviseert gezien verdachtes problematiek een terbeschikkingstelling met voorwaarden teneinde de kans op herhaling in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De rechtbank is voorts van oordeel dat – gelet op de aard van het bewezen verklaarde feit – in casu sprake was van een misdrijf dat gericht was tegen en gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, zoals vermeld in artikel 38e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt verder vast dat het bewezen verklaarde feit een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling mogelijk is.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich graag onder behandeling wil laten stellen binnen een forensische psychiatrische kliniek. Nu voorts voldaan is aan alle wettelijke voorwaarden daartoe, zal de rechtbank, gezien de adviezen van [psycholoog 2] en [psychiater 2], welke adviezen het meest actueel zijn, een terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen. Omdat het belangrijk is dat verdachte zo snel mogelijk met zijn behandeling kan beginnen, zal een gevangenisstraf worden opgelegd, die vrijwel gelijk is aan de voorlopige hechtenis. De aan de terbeschikkingstelling te stellen voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte zullen luiden overeenkomstig de voorwaarden zoals door reclassering Iriszorg geadviseerd in haar advies van 4 oktober 2013. Ter terechtzitting van 20 maart 2014 heeft verdachte zich bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en zal op die grond bevelen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Ieder van hen heeft een bedrag gevorderd van € 500,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van ieder € 500 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partijen is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14d, 27, 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde
ter beschikking wordt gesteld enstelt daarbij de volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit of zich in situaties begeeft die voor hem risicovol zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengen;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich direct aansluitend aan de detentie, laat opnemen en -
nadat hij door middel van justitieel vervoer daar naartoe is gebracht -verblijft in [kliniek] of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, ten behoeve van een klinische behandeling. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de aanwijzingen, voorwaarden, behandelafspraken en huisregels zoals gesteld door [kliniek] of die andere intramurale instelling, ook voor wat betreft middelengebruik en medicatiebeleid;
- veroordeelde zich meldt bij de reclassering Iriszorg, [locatie 1], zolang, zo vaak en op de wijze als de reclassering dit noodzakelijk acht. Zolang betrokkene in een klinische voorziening zit, wordt hij door de reclassering op deze locatie bezocht;
- veroordeelde zich dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de reclassering worden gegeven;
- veroordeelde zich constructief en open opstelt in het contact met de (medewerkers van de) reclassering en inzicht geeft in zijn psychosociaal functioneren, zijn sociaal netwerk en zijn financiën;
- veroordeelde, indien de reclassering dit noodzakelijk acht in het kader van de begeleiding en/of een rapportage, heeft contact met een aan de reclassering verbonden psychiater;
- veroordeelde toestemming geeft aan de reclassering – door desgewenst een verklaring van geen bezwaar te ondertekenen – om contact op te nemen met relevante personen en/of instellingen, indien dergelijk contact noodzakelijk wordt geacht door de reclassering in het kader van het toezicht.
- veroordeelde de reclassering en de behandel- en begeleidingsinstellingen toestemming geeft om onderling informatie uit te wisselen, met als doel om stagnatie in begeleiding te voorkomen en risicovolle situaties tijdig te signaleren;
- veroordeelde geen drugs- en/of alcohol gebruikt en meewerkt aan middelencontrole, waaronder urinecontroles en bloedcontroles;
- veroordeelde zich niet begeeft op het adres Domushuis Leger des Heils, [locatie 2], zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde na uitstroom van de klinische behandeling verblijft op een door de reclassering goed gekeurd woonadres en meewerkt aan (een vorm van) beschermd wonen. Veranderingen van woonsituatie – zoals een verhuizing – kunnen slechts na overleg en met goedkeuring van de reclassering plaatsvinden;
- veroordeelde aan de reclassering elke zes maanden een pasfoto verstrekt die niet ouder is dan 6 maanden. Deze pasfoto kan gebruikt worden voor opsporingsdoeleinden in het geval veroordeelde zich onttrekt aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering;
- veroordeelde altijd telefonisch bereikbaar is voor de reclassering;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
beveelt dat de op grond van artikel 38 gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [verbalisant 2], te betalen
€ 500,- (vijfhonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 2], te betalen € 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [verbalisant 1], te betalen
€ 500,- (vijfhonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 1], te betalen € 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. W.A. Holland (voorzitter), mr. G.M.L. Tomassen en mr. D.R. Sonneveldt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 april 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Zuid, eenheid Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081R 2013036801, gesloten op 17 juni 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen p. 69-70, proces-verbaal van bevindingen 101-102, verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2014.
3.Schriftelijk bescheid inhoudende een rapportage letselonderzoek d.d. 22 april 2013 p. 72.
4.Schriftelijk bescheid inhoudende een rapportage letselonderzoek d.d. 22 april 2013 p. 85.
5.Proces-verbaal van bevindingen p. 69.
6.Proces-verbaal van bevindingen p. 69-70
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] p. 119.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] p. 117.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] p. 116.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] p.121.
11.Proces-verbaal van bevindingen p. 70.
12.Proces-verbaal van bevindingen p. 70.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] p. 119.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] p. 116.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] p. 121.