Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het schriftelijke verweer van mr. [rechter sub 1] d.d. 26 februari 2014
- de pleitaantekeningen van mr. J. Zandberg, overgelegd ter zitting van 13 maart 2014.
2.Het wrakingsverzoek
mr. [rechter sub 1] in een tussenvonnis al een onbegrijpelijk oordeel heeft gegeven over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, hetgeen op zichzelf geen grond voor wraking vormt, maar wel het beeld van vooringenomenheid versterkt.
3.De beoordeling
mr. [rechter sub 1] genomen - beslissing van mr. [rechter sub 2] om de zaak van verzoeker en zijn wederpartij voor vonnis te bepalen. Bij de beoordeling van deze grond voor wraking stelt de rechtbank voorop dat uit een dergelijke beslissing over de voortgang van het proces weliswaar een oordeel van de rechter blijkt, maar dat een dergelijke procesbeslissing, ook als verzoeker die als negatief voor hem opvat, in de regel geen grond voor wraking kan vormen. De rechtbank ziet in onderhavig geval geen grond voor een ander oordeel. Daarbij neemt de rechtbank mede in overweging dat de beslissing voor herstel vatbaar was en ook hersteld is en dat niet is gebleken dat de beslissing is genomen met als doel om verzoeker te schaden in zijn procespositie.