ECLI:NL:RBGEL:2014:2122

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
28 maart 2014
Zaaknummer
05/720367-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Gerbranda
  • A. van Lookeren Campagne
  • M. Beljaars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van brandstichting en diefstal met valse sleutel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader meerdere brandstichtingen heeft gepleegd en betrokken was bij een diefstal. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk in brand steken van een schutting en een woning, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor aanwezige personen te duchten was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 juni 2013, samen met haar medeverdachte, een woning in Hierden heeft besproeid met benzine en geprobeerd heeft deze in brand te steken, terwijl er mensen in de woning aanwezig waren. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de brandstichtingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de medeverdachte en andere bewijsmiddelen haar betrokkenheid voldoende ondersteunen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 21 juni 2013 brand heeft gesticht aan een brievenbus en de gevel van een kantoorpand, en op 4 juni 2013 een televisie en laptop heeft gestolen uit de woning van een benadeelde, waarbij zij zich toegang heeft verschaft met een valse sleutel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij de ernst van de feiten en het risico voor de slachtoffers zwaar hebben meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een van de tenlastegelegde feiten, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard en gekwalificeerd als medeplegen van brandstichting en diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/720367-13
Uitspraak d.d.: 26 maart 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [geboortedatum],
thans gedetineerd in [adres 1],
raadsman: mr. N. Vierhout, advocaat te Nijkerk
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 30 juni 2013, in de gemeente Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een schutting, behorend bij een woning, gelegen aan de [adres 2], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk op/over die schutting een brandbare vloeistof en/of een brandversnellend middel (benzine en/of (pure) alcohol en/of nagellak-remover) gesprenkeld en/of aangebracht en/of (vervolgens) die
brandbare vloeistof en/of dat brandversnellende middel (met lucifers) aangestoken,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die brandbare vloeistof en/of dat brandversnellende middel, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die schutting geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schutting en/of voor een of meer belendend(e) perce(e)l(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of voor dat/die belendende perce(e)l(en) te duchten was;
2.
zij op of omstreeks 24 juni 2013, te Hierden, gemeente Harderwijk, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten aan het (rieten) dak en/of een venster van een woning, althans aan een woning, gelegen aan de [adres 3], terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of voor de in die woning aanwezige personen en/of een of meer belendend(e) perce(e)l(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, te weten voor die woning en/of voor de (op dat moment) in die woning aanwezige personen en/of voor een of meer belendend(e)
perce(e)l(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een
ander te duchten was, met dat opzet met een of meer van haar mededader(s), althans alleen zich naar die woning heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) toen aldaar opzettelijk op/over (een deel van) dat (rieten) dak en/of dat venster en/of op/over een aldaar gelegen (voet)pad (de oprit) een brandbare vloeistof en/of een brandversnellend middel (benzine) heeft/hebben gesprenkeld/gesproeid en/of aangebracht en/of (vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat
brandversnellend middel (benzine) (met lucifers) heeft/hebben aangestoken, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft/hebben gebracht met die brandbare vloeistof en/of dat brandversnellende middel (benzine), althans met een brandbare stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij op of omstreeks 21 juni 2013, in de gemeente Ermelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een brievenbus en/of een/de kozijn(en), althans aan de (voor)gevel van een (kantoor)pand (in gebruik bij woningstichting [woningstichting]), gelegen aan de [adres 4], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk op/over (een poststuk, welke hing uit) die brievenbus en/of op/over een/de kozijn(en), althans op/over de (voor)gevel een brandbare vloeistof en/of een brandversnellend middel (benzine/terpentine) gesprenkeld en/of aangebracht en/of (vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat brandversnellend middel (benzine/terpentine) (met lucifers) aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die brandbare vloeistof en/of dat/die brandversnellende middel (benzine/terpentine), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan (een deel van) de (voor)gevel van dat pand en/of een brievenbus/alarmkast geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en/of in dat pand aanwezige goederen en/of voor een of meer belendend(e)
perce(e)l(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of voor dat/die belendende
perce(e)l(en) te duchten was;
4.
zij op of omstreeks 4 juni 2013, in de gemeente Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2], heeft weggenomen een televisie en/of een laptop en/of een of meer (Disney) dvd('s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van gebruik van de/een - nog bij verdachte(n) in bezit zijnde/door verdachte(n) bijgemaakte/gedupliceerde - (huis)sleutel.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning. Een buurvrouw had gezien dat zijn ex-vriendin op de ochtend van de diefstal bij zijn woning was geweest. Een paar weken later heeft [benadeelde] aangifte gedaan van brandstichting. Er was een schutting aan de achterzijde van zijn woning in brand gestoken. [benadeelde] had het vermoeden dat medeverdachte [medeverdachte] - zijn ex‑vriendin - daar achter zat. Tevens is de naam van verdachte door [benadeelde] genoemd.
Er is vervolgens een onderzoek opgestart en verdachte is aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Gelet op de ontkenning van het ad informandum gevoegde feit, kan dit feit niet worden meegenomen. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten ontkend. Voor zover verdachte al bij de door medeverdachte [medeverdachte] gepleegde feiten aanwezig was, heeft zij de medeverdachte proberen tegen te houden. Zij heeft zelf geen uitvoeringshandelingen verricht. Medeverdachte [medeverdachte] heeft uit wraak belastende verklaringen over haar afgelegd. Aan deze verklaringen mag dan ook geen waarde worden gehecht. Derhalve resteert onvoldoende overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht, in tegenstelling tot de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting volhard in haar ontkenning van betrokkenheid bij het onder 1 tenlastegelegde.
Tot direct bewijs van betrokkenheid van verdachte bij dit feit is slechts aanwezig de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]. Nu deze verklaring niet dan wel in onvoldoende mate, wat betreft de betrokkenheid van verdachte, wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, kan het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Derhalve dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat zij en verdachte het plan hadden opgevat om een woning aan de [adres 3] in brand te steken. Het ging om de woning van de ouders van de ex-vriend van verdachte. Het was [medeverdachte] duidelijk dat er die nacht mensen in de woning aanwezig waren. Verdachte had [medeverdachte] verteld dat haar ex-vriend geen rijbewijs had en dat hij ook wel thuis zou zijn. Als de woning in brand was gegaan en alle bewoners hierbij zouden zijn omgekomen dan was verdachte van een hoop gezeur af, aldus [medeverdachte]. Voor dit feit hebben [medeverdachte] en verdachte benzine getankt in een 5 liter jerrycan. Verdachte en [medeverdachte] zijn het laatste stuk lopend naar het huis gegaan, waarbij [medeverdachte] een jerrycan met benzine droeg en verdachte twee AA-flesjes met benzine. [medeverdachte] heeft het venster van het huis besprenkeld met benzine en heeft vervolgens een spoor van benzine getrokken vanaf de voorzijde van de woning naar de weg. [medeverdachte] zag dat verdachte op dat moment met die met benzine gevulde AA‑flesjes op het rieten dak benzine aan het spuiten was. Uiteindelijk zag [medeverdachte] dat verdachte met een lucifer het benzinespoor aanstak. Hierna bleek dat het spoor van benzine kennelijk niet aansloot op de door verdachte besprenkelde delen van de woning, omdat de woning geen vlam vatte, aldus medeverdachte [medeverdachte]. [2]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij en medeverdachte [medeverdachte], met AA-flesjes gevuld met benzine, naar het huis in Hierden zijn gegaan. Daar heeft verdachte alles ‘onder gespoten wat ze tegen kwam’, zoals het raam, de muren en de kozijnen. Het huis had een rieten dak. Medeverdachte [medeverdachte] heeft een spoor van benzine gemaakt, welk spoor uiteindelijk door [medeverdachte] is aangestoken. Verdachte ging er vanuit dat er mensen thuis waren. [3]
Aangever heeft verklaard dat hij, zijn vrouw en zoon in die nacht van 24 juni 2013 in zijn woning aan de [adres 3] te Hierden aanwezig waren. In die nacht rook aangever een hevige, chemische lucht. Aangever dacht aan een chemische brand op het industrieterrein. Hij is daarna weer naar bed gegaan. De volgende ochtend ontdekten zij allemaal zwarte vlekken op het grindpad, die als een spoor vanaf het huis naar de straat liepen. Daarbij herkende aangever de geur van benzine. [4]
Ook de ter plaatse gekomen verbalisanten hebben een spoor van zwartgeblakerd grind waargenomen. [5]
Naar het oordeel van de rechtbank sluiten de verklaringen van verdachte, afgelegd bij de politie, goed aan bij de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en de overige voorhanden bewijsmiddelen. Mede daarom acht de rechtbank de verklaringen van verdachte ter terechtzitting (inhoudende dat zij er slechts bij stond en niets deed) niet geloofwaardig. Niet valt in te zien dat de verklaringen van verdachte, zoals weergegeven in de processen-verbaal van verhoor, niet in vrijheid zouden zijn afgelegd, zoals de raadsman heeft aangevoerd. Van belang is ook dat verdachte ter terechtzitting inconsistent is geweest en enerzijds heeft aangegeven de gewraakte antwoorden niet te hebben gegeven en anderzijds dat zij die (volgens haar onjuiste) antwoorden wel heeft gegeven maar alleen maar om van de verhoren af te zijn. Verdachte heeft bij de politie op een veelheid aan wezenlijke onderdelen gelijk verklaard als haar medeverdachte: zo verklaren beiden ook dat zij, vóór het besprenkelen van het pad, in de greppel zijn gaan liggen omdat er een auto langskwam. Naar het oordeel van de rechtbank is al met al niet aannemelijk geworden dat verdachte een valse bekentenis heeft afgelegd (om er maar vanaf te zijn).
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
zij op 24 juni 2013, te Hierden, gemeente Harderwijk, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand te stichten aan het (rieten) dak en een venster van een woning, gelegen aan de [adres 3], terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en een of meer belendende percelen, en levensgevaar voor de (op dat moment) in die woning aanwezige personen te duchten was, met dat opzet met haar mededader, zich naar die woning hebben begeven en (vervolgens) toen aldaar opzettelijk op/over dat venster en op/over een aldaar gelegen (voet)pad (de oprit) een brandbare vloeistof (benzine) hebben gesprenkeld/gesproeid en/of aangebracht en (vervolgens) die brandbare vloeistof (benzine) (met lucifers) hebben aangestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van feit 3
Aangever heeft verklaard dat hij op 21 juni 2013 bij het pand aan de [adres 4], welk pand in gebruik is bij woningstichting [woningstichting], een brandhaard naast de hoofdingang ontdekte.
Verbalisanten hebben sporen van een brand waargenomen en zagen, op de invalide-oprit, zwart beroete plekken alsof er met een vloeistof gesprenkeld was en die vloeistof in brand was gestoken. Tevens werd in de brievenbus aan de voorzijde van het pand een papieren folder en een plastic zakje gevonden waarbij een lucht vrijkwam die leek op de lucht van terpentine. [6]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat zij en verdachte samen het plan hebben gemaakt om bij het pand van [woningstichting] brand te stichten. Omdat er mogelijk camera’s hingen hebben zij een tweetal zwarte onderbroeken op zodanige wijze, met ooggaten erin, geprepareerd dat zij deze voor hun gezichten konden dragen om onherkenbaar te zijn. Vervolgens hebben zij een jerrycan en een limonadeflesje met benzine gevuld. Bij [woningstichting] hebben zij de voorgevel, de kozijnen en de brievenbus besprenkeld met benzine. Daarbij zag [medeverdachte] dat verdachte in de brievenbus nog wat extra (benzine) gooide, schijnbaar omdat er ook nog een poststuk uit de brievenbus hing. Vervolgens heeft medeverdachte [medeverdachte] de benzine aangestoken en zijn [medeverdachte] en verdachte samen weggerend. De gebruikte flesjes en (verhullende) kleding zijn weggegooid in de ondergrondse container op de [adres 5]
(waarmee de medeverdachte kennelijk de [adres 5] bedoelt). [7]
Verdachte heeft bij de politie bekend brand te hebben gesticht bij [woningstichting] tezamen met medeverdachte [medeverdachte]. Daartoe hebben zij onderbroeken met twee gaatjes erin voor hun gezicht gedaan. Verdachte heeft verklaard dat zij de ramen en de gevel heeft bespoten met benzine, die zij in flesjes hadden meegenomen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft in de brievenbus gespoten en een spoor in de vorm van een lont getrokken, zodat het op afstand kon worden aangestoken. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de benzine aangestoken. De flesjes en de kleding hebben zij weggegooid in een container aan de [adres 5]. [8]
Naar het oordeel van de rechtbank passen de verklaringen van verdachte afgelegd bij de politie bij de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en overige de bewijsmiddelen in het dossier. Mede daarom acht de rechtbank de verklaring van verdachte ter terechtzitting (dat zij niet bij het feit betrokken was) niet geloofwaardig. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte tegenover de politie een valse bekentenis heeft afgelegd om er maar vanaf te zijn.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
3.
zij op 21 juni 2013, in de gemeente Ermelo, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht aan een brievenbus en de (voor)gevel van een (kantoor)pand (in gebruik bij woningstichting [woningstichting]), gelegen aan de [adres 4], immers hebben verdachte en haar mededader toen aldaar opzettelijk op/over (een poststuk, welke hing uit) die brievenbus en op/over de gevel een brandbare vloeistof (benzine) gesprenkeld en aangebracht en (vervolgens) die brandbare vloeistof (benzine) (met lucifers) aangestoken, ten gevolge waarvan (een deel van) de gevel van dat pand en een brievenbus/alarmkast geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en in dat pand aanwezige goederen en voor een of meer belendend(e)
perce(e)l(en), te duchten was.
Ten aanzien van feit 4
Aangever [benadeelde] heeft verklaard dat op 4 juni 2013 een televisie uit zijn woning aan de [adres 2]is weggenomen. [9] Getuige Jansen heeft verklaard dat zij op die dag een blanke en een donker getinte vrouw ongeveer drie minuten voor de deur van de buurman op [adres 2]heeft zien staan. [10]
Medeverdachte [medeverdachte] (ex-vriendin van aangever [benadeelde]) heeft verklaard dat zij, zonder toestemming, een sleutel had laten namaken van de woning van [benadeelde]. Samen met verdachte is zij naar die woning gegaan om goederen mee te nemen. Vanuit de woning hebben verdachte en [medeverdachte] een flatscreen, een laptop en (Disney) dvd’s meegenomen. [11]
Bij de politie heeft verdachte gelijkluidend verklaard en aangegeven dat zij uit de opmerking van [medeverdachte] had opgemaakt dat een en ander niet rechtmatig gebeurde. Zij had hier geen moeite mee, omdat zij die[benadeelde] ([benadeelde]) tot niet mocht en een hekel aan hem had. [12]
Naar het oordeel van de rechtbank passen de verklaringen van verdachte afgelegd bij de politie bij de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en de bewijsmiddelen in het dossier. Mede daarom acht de rechtbank de verklaring van verdachte ter terechtzitting (dat zij niet wist dat de goederen wederrechtelijk werden toegeëigend) niet geloofwaardig. Ook op dit punt is niet aannemelijk geworden dat verdachte tegenover de politie een valse bekentenis heeft afgelegd om er maar vanaf te zijn.
Bewezenverklaring
4.
zij op 4 juni 2013, in de gemeente Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2], heeft weggenomen een televisie en een laptop toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel, te weten door middel van gebruik van een - door medeverdachte bijgemaakte/gedupliceerde - huissleutel.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
2.
medeplegen van een poging tot opzettelijk brandstichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
3.
medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
4.
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf onvoorwaardelijk met aftrek van de periode van voorarrest.
De verdediging heeft voor vrijspraak van de tenlastegelegde feiten gepleit en dat dus geen straf of maatregel zou worden opgelegd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze voor een vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte diverse keren brand heeft gesticht. Daarbij is ook geprobeerd tijdens de nachtelijke uren een woning waar mensen lagen te slapen in brand te steken. De verdachte en haar mededader hebben die woningbrand uitgevoerd op een moment dat zij er vanuit gingen dat leden van de familie [slachtoffers] in de woning met rieten dakbedekking zouden slapen, wat ook daadwerkelijk het geval bleek. De familie [slachtoffers] had bij de brand niet alleen (al) haar bezittingen kunnen verliezen, waarbij persoonlijke zaken vaak niet vervangbaar zijn, maar ook het leven kunnen laten. Verdachte en haar mededader hebben hen willens en wetens aan dit risico blootgesteld.
Ook ten aanzien van de brand bij [woningstichting] heeft verdachte doelbewust een gevaarlijke situatie doen ontstaan, waarbij van geluk mag worden gesproken dat de schade in zekere zin beperkt is gebleven. Mede door het gebruik van grote hoeveelheden brandbare vloeistof had de situatie gemakkelijk uit de hand kunnen lopen. Verdachte heeft het risico op schade aan andermans eigendom en levensgevaar voor aanwezige personen ondergeschikt gemaakt aan haar eigen wraakgevoelens.
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte en haar mededader beiden een significante bijdrage aan de bewezenverklaarde feiten hebben geleverd, waarbij niet gezegd kan worden dat de één een grotere bijdrage heeft gehad dan de ander.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat sprake is van onverantwoord en bijzonder risicovol gedrag van verdachte en zij rekent dit verdachte aan. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de door verdachte gepleegde feiten een aanzienlijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
Hoewel de rechtbank in afwijking van het standpunt van de officier van justitie tot een vrijspraak komt voor het onder 1 tenlastegelegde, legt zij een straf op die gelijk is aan de eis van de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat door het te duchten levensgevaar voor een ander, zoals is bewezen verklaard onder 2, het opleggen van deze relatief zwaardere straf is geboden.
Ad informandum gevoegde zaken
Nu verdachte het ad informandum gevoegde feit heeft ontkend, zal de rechtbank dit feit niet in aanmerking nemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 47, 57, 157, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 2
medeplegen van: poging tot opzettelijk brandstichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
feit 3
medeplegen van opzettelijk brandstichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 4
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
  • verklaart verdachte strafbaar;
  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
 beveelt dat de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Gerbranda, voorzitter, Van Lookeren Campagne en Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Aalders, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0612 2013152313, regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, district Noordwest-Veluwe, gesloten en ondertekend op 9 november 2013.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], p. 181 t/m 183.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 208 t/m 210.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 231 en 232
5.Proces-verbaal van bevindingen, 235 en 239.
6.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 221 en 222.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], p. 178.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 201 en 202.
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 45.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 49.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], p. 187 en 188.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 136.