4.zij op of omstreeks 4 juni 2013, in de gemeente Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2], heeft weggenomen een televisie en/of een laptop en/of een of meer (Disney) dvd('s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van gebruik van de/een - nog bij verdachte(n) in bezit zijnde/door verdachte(n) bijgemaakte/gedupliceerde - (huis)sleutel.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning. Een buurvrouw had gezien dat zijn ex-vriendin op de ochtend van de diefstal bij zijn woning was geweest. Een paar weken later heeft [benadeelde] aangifte gedaan van brandstichting. Er was een schutting aan de achterzijde van zijn woning in brand gestoken. [benadeelde] had het vermoeden dat medeverdachte [medeverdachte] - zijn ex‑vriendin - daar achter zat. Tevens is de naam van verdachte door [benadeelde] genoemd.
Er is vervolgens een onderzoek opgestart en verdachte is aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Gelet op de ontkenning van het ad informandum gevoegde feit, kan dit feit niet worden meegenomen. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten ontkend. Voor zover verdachte al bij de door medeverdachte [medeverdachte] gepleegde feiten aanwezig was, heeft zij de medeverdachte proberen tegen te houden. Zij heeft zelf geen uitvoeringshandelingen verricht. Medeverdachte [medeverdachte] heeft uit wraak belastende verklaringen over haar afgelegd. Aan deze verklaringen mag dan ook geen waarde worden gehecht. Derhalve resteert onvoldoende overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht, in tegenstelling tot de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting volhard in haar ontkenning van betrokkenheid bij het onder 1 tenlastegelegde.
Tot direct bewijs van betrokkenheid van verdachte bij dit feit is slechts aanwezig de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]. Nu deze verklaring niet dan wel in onvoldoende mate, wat betreft de betrokkenheid van verdachte, wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, kan het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Derhalve dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat zij en verdachte het plan hadden opgevat om een woning aan de [adres 3] in brand te steken. Het ging om de woning van de ouders van de ex-vriend van verdachte. Het was [medeverdachte] duidelijk dat er die nacht mensen in de woning aanwezig waren. Verdachte had [medeverdachte] verteld dat haar ex-vriend geen rijbewijs had en dat hij ook wel thuis zou zijn. Als de woning in brand was gegaan en alle bewoners hierbij zouden zijn omgekomen dan was verdachte van een hoop gezeur af, aldus [medeverdachte]. Voor dit feit hebben [medeverdachte] en verdachte benzine getankt in een 5 liter jerrycan. Verdachte en [medeverdachte] zijn het laatste stuk lopend naar het huis gegaan, waarbij [medeverdachte] een jerrycan met benzine droeg en verdachte twee AA-flesjes met benzine. [medeverdachte] heeft het venster van het huis besprenkeld met benzine en heeft vervolgens een spoor van benzine getrokken vanaf de voorzijde van de woning naar de weg. [medeverdachte] zag dat verdachte op dat moment met die met benzine gevulde AA‑flesjes op het rieten dak benzine aan het spuiten was. Uiteindelijk zag [medeverdachte] dat verdachte met een lucifer het benzinespoor aanstak. Hierna bleek dat het spoor van benzine kennelijk niet aansloot op de door verdachte besprenkelde delen van de woning, omdat de woning geen vlam vatte, aldus medeverdachte [medeverdachte].
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij en medeverdachte [medeverdachte], met AA-flesjes gevuld met benzine, naar het huis in Hierden zijn gegaan. Daar heeft verdachte alles ‘onder gespoten wat ze tegen kwam’, zoals het raam, de muren en de kozijnen. Het huis had een rieten dak. Medeverdachte [medeverdachte] heeft een spoor van benzine gemaakt, welk spoor uiteindelijk door [medeverdachte] is aangestoken. Verdachte ging er vanuit dat er mensen thuis waren.
Aangever heeft verklaard dat hij, zijn vrouw en zoon in die nacht van 24 juni 2013 in zijn woning aan de [adres 3] te Hierden aanwezig waren. In die nacht rook aangever een hevige, chemische lucht. Aangever dacht aan een chemische brand op het industrieterrein. Hij is daarna weer naar bed gegaan. De volgende ochtend ontdekten zij allemaal zwarte vlekken op het grindpad, die als een spoor vanaf het huis naar de straat liepen. Daarbij herkende aangever de geur van benzine.
Ook de ter plaatse gekomen verbalisanten hebben een spoor van zwartgeblakerd grind waargenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank sluiten de verklaringen van verdachte, afgelegd bij de politie, goed aan bij de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en de overige voorhanden bewijsmiddelen. Mede daarom acht de rechtbank de verklaringen van verdachte ter terechtzitting (inhoudende dat zij er slechts bij stond en niets deed) niet geloofwaardig. Niet valt in te zien dat de verklaringen van verdachte, zoals weergegeven in de processen-verbaal van verhoor, niet in vrijheid zouden zijn afgelegd, zoals de raadsman heeft aangevoerd. Van belang is ook dat verdachte ter terechtzitting inconsistent is geweest en enerzijds heeft aangegeven de gewraakte antwoorden niet te hebben gegeven en anderzijds dat zij die (volgens haar onjuiste) antwoorden wel heeft gegeven maar alleen maar om van de verhoren af te zijn. Verdachte heeft bij de politie op een veelheid aan wezenlijke onderdelen gelijk verklaard als haar medeverdachte: zo verklaren beiden ook dat zij, vóór het besprenkelen van het pad, in de greppel zijn gaan liggen omdat er een auto langskwam. Naar het oordeel van de rechtbank is al met al niet aannemelijk geworden dat verdachte een valse bekentenis heeft afgelegd (om er maar vanaf te zijn).
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: