ECLI:NL:RBGEL:2014:2067

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
05/720459-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een 21-jarige vrouw in een zaak van poging tot afpersing en gijzeling

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 27 maart 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige vrouw, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot afpersing en het medeplegen van gijzeling. De tenlastelegging betrof een incident dat zich voordeed tussen 18 en 22 november 2013, waarbij de verdachte en een medeverdachte een slachtoffer onder bedreiging van een vuurwapen zouden hebben gedwongen om geld te pinnen. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, onder andere door camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.

Tijdens de zitting op 13 maart 2014 werd de zaak behandeld, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. P.H.W.M. Roelofs. De rechtbank beoordeelde of er voldoende wettig bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de verdachte niet duidden op een bewuste samenwerking met de medeverdachte, en dat er geen bewijs was dat de verdachte financieel gewin nastreefde. Gezien deze overwegingen sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijs en de noodzaak van een nauwe samenwerking tussen verdachten om te kunnen spreken van medeplegen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de handelingen van de medeverdachte, en dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van afpersing en gijzeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720459-13
Datum zitting : 13 maart 2014
Datum uitspraak : 27 maart 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres :[adres 1]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. P.H.W.M. Roelofs, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 18 november 2013 tot en met 22 november
2013, in elk geval op of omstreeks 22 november 2013, te Nijmegen en/of te
's-Gravenhage en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), immers verdachte en/of haar/zijn mededader heeft/hebben met voormeld oogmerk:
- via het internet [site naam]contact gezocht/gelegd met die
[slachtoffer] en/of zich aan die [slachtoffer] voorgedaan als zijnde [pseudoniem], een meisje
van 15 jaar oud en/of
- vervolgens (via Skype) het contact met die [slachtoffer] voortgezet en/of (met)
die [slachtoffer] (via SMS) uitgenodigd (afgesproken)om naar Nijmegen te komen (op
het adres [adres 2]) en/of vervolgens gevraagd naar een ander adres te
komen (parkeerplaats van zwembad West) en/of
- die [slachtoffer] aldaar opgewacht en/of die [slachtoffer] aangesproken en/of
- die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, laten
zien/getoond en/of
-(daarbij) tegen die [slachtoffer] gezegd: "Ik zou je eigenlijk je kop van je romp
moeten afschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
en/of
- die [slachtoffer] gedwongen/bevolen in diens eigen auto plaats te nemen
(bestuurderszijde) en/of tegen die [slachtoffer] gezegd: "Je kunt het afkopen, je
moet gaan pinnen.", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- ( daarbij) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die
[slachtoffer] gericht en/of voorgehouden/getoond en/of
- die [slachtoffer] onder bedreiging van dat vuurwapen, althans een daarop
gelijkend voorwerp bevolen om naar (een) pinautoma(a)t(en) (aan de Molenweg)
te rijden en/of uit diens auto te stappen en/of bij die pinautoma(a)t(en) geld
op te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
zij op of omstreeks 22 november 2013 te Nijmegen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader met dat opzet
- die [slachtoffer] (onder valse voorwendselen) naar de parkeerplaats bij het
zwembad West in Nijmegen laten komen en/of
- die [slachtoffer] onder dreiging van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend
voorwerp, in diens auto doen plaatsnemen en/of
- die [slachtoffer] (onder dreiging van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend
voorwerp)naar een geldautomaat laten rijden en/of
- die [slachtoffer](aldus) (gedurende enige tijd) belemmerd zijn auto te verlaten
en/of zich vrijelijk met zijn auto in een richting te bewegen die hij zelf
wenst.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 13 maart 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.H.W.M. Roelofs, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. S.H. Keijzer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing en het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Zij wijst daarbij op de aangifte van [slachtoffer], die ondersteund wordt door de volgende omstandigheden. Op camerabeelden van de parkeerplaats is te zien dat aangever met een man - die later de medeverdachte [medeverdachte] blijkt te zijn - wegrijdt en even later dat deze man weer terugkomt. In de woning van [medeverdachte] is het wapen aangetroffen dat door aangever wordt herkend als het wapen waar hij mee bedreigd is. Een getuige heeft ten slotte twee mannen gezien bij de pinautomaat. De officier van justitie is van mening dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachten[medeverdachte] en [verdachte] blijkt dat zij van tevoren afspraken hebben gemaakt en dat de verklaringen die zij hebben afgelegd niet geloofwaardig zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte[medeverdachte].
De
beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er voldoende wettig bewijs voor handen is waaruit de rechtbank de overtuiging krijgt dat verdachte de aan haar ten laste gelegde feiten heeft begaan. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat hij in de week van 22 november 2013 met zijn profielnaam [pseudoniem] op de chat zat van de [site naam] Op het 18+ gedeelte van de chatsite raakte hij aan de praat met ‘[pseudoniem]’, die zei dat ze 15 jaar was. Via Skype heeft hij het meisje, dat zich ‘[pseudoniem]’ noemde, in beeld gezien en met haar gepraat.
Uit de verklaringen van verdachte en haar medeverdachte blijkt dat [medeverdachte] degene was die achter het toetsenbord zat en de tekst van de chats schreef en dat zij zelf achter de webcam zat. Verdachte heeft verklaard dat zij en [medeverdachte] het slachtoffer schrik wilden aanjagen, omdat hij zat te chatten met een minderjarige meisje en omdat hij met een minderjarig meisje wilde afspreken. Het slachtoffer zou overduidelijk uit zijn geweest op seks met een minderjarig meisje.
Vervolgens blijkt uit de aangifte dat aangever en ‘[pseudoniem]’ elkaar zouden ontmoeten op de avond van 22 november 2013 in Nijmegen bij Zwembad West. Bij de parkeerplaats van Zwembad West hebben aangever en ‘[pseudoniem]’ elkaar ontmoet en zijn zij vervolgens een stuk richting haar oppasadres gaan lopen. Een man, die zich voorstelde als de vader van ‘[pseudoniem]’, sprak aangever echter aan en stuurde het meisje weg. Aangever wordt vervolgens onder bedreiging van een revolver in zijn auto meegenomen naar een pinautomaat en wordt gedwongen een geldbedrag te pinnen.
De rechtbank dient te beoordelen of er sprake is van het medeplegen van de tenlastegelegde feiten. Volgens vaste jurisprudentie is er sprake van het medeplegen van een strafbaar feit, indien er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de daders.
Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de volgende gebeurtenissen:
  • dat [medeverdachte] een wapen mee had genomen;
  • dat [medeverdachte] hiermee aangever zou gaan bedreigen;
  • dat [medeverdachte] aangever zijn vrijheid in zijn eigen auto zou benemen en
  • dat [medeverdachte] aangever zou dwingen om geld te gaan pinnen.
De door de officier van justitie genoemde uiterlijke verschijningsvormen van de gedragingen van verdachte en [medeverdachte] duiden naar het oordeel van de rechtbank niet op een bewuste en nauwe samenwerking ten aanzien van deze onderdelen van het gebeurde, hetgeen wel nodig is om te kunnen spreken van het medeplegen van de tenlastegelegde feiten. Uit het dossier volgt dan ook niet dat het opzet van verdacht [verdachte] mede was gericht op de hierboven opgesomde handelingen die medeverdachte[medeverdachte] heeft verricht. Uit het dossier blijkt evenmin dat verdachte uit was op financieel gewin. De rechtbank zal verdachte gelet op het voorgaande dan ook vrijspreken van de tenlastegelegde feiten.

4.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Klep (voorzitter), mr. C.M.E. Lagarde en mr. F.M.A. 't Hart, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 maart 2014.