ECLI:NL:RBGEL:2014:2066

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
05/863013-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Nijmegen wegens poging tot afpersing, gijzeling en verboden wapenbezit

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 27 maart 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 44-jarige man uit Nijmegen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De man werd beschuldigd van poging tot afpersing, gijzeling en verboden wapenbezit. De feiten vonden plaats tussen 18 en 22 november 2013, toen de verdachte via internet contact zocht met het slachtoffer, zich voordeed als een minderjarig meisje en het slachtoffer naar een parkeerplaats in Nijmegen lokte. Daar bedreigde hij het slachtoffer met een vuurwapen en dwong hem om geld te pinnen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en dat er sprake was van een poging tot afpersing. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig, ondersteund door diverse bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat zijn handelen ernstig was en dat hij volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek, maar vond dat dit niet afdeed aan de ernst van de feiten. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/863013-13
Datum zitting : 13 maart 2014
Datum uitspraak : 27 maart 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres :[adres 1]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI [adres 1]
raadsman : mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 november 2013 tot en met 22 november
2013, in elk geval op of omstreeks 22 november 2013, te Nijmegen en/of te
's-Gravenhage en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), immers verdachte en/of haar/zijn mededader heeft/hebben met voormeld oogmerk:
- via het internet[site naam]contact gezocht/gelegd met die
[slachtoffer] en/of zich aan die [slachtoffer] voorgedaan als zijnde [pseudoniem], een meisje
van 15 jaar oud en/of
- vervolgens (via Skype) het contact met die [slachtoffer] voortgezet en/of (met)
die [slachtoffer] (via SMS) uitgenodigd (afgesproken)om naar Nijmegen te komen (op
het adres [adres 2]) en/of vervolgens gevraagd naar een ander adres te
komen (parkeerplaats van zwembad West) en/of
- die [slachtoffer] aldaar opgewacht en/of die [slachtoffer] aangesproken en/of
- die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, laten
zien/getoond en/of
-(daarbij) tegen die [slachtoffer] gezegd: "Ik zou je eigenlijk je kop van je romp
moeten afschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
en/of
- die [slachtoffer] gedwongen/bevolen in diens eigen auto plaats te nemen
(bestuurderszijde) en/of tegen die [slachtoffer] gezegd: "Je kunt het afkopen, je
moet gaan pinnen.", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- ( daarbij) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die
[slachtoffer] gericht en/of voorgehouden/getoond en/of
- die [slachtoffer] onder bedreiging van dat vuurwapen, althans een daarop
gelijkend voorwerp bevolen om naar (een) pinautoma(a)t(en) (aan de Molenweg)
te rijden en/of uit diens auto te stappen en/of bij die pinautoma(a)t(en) geld
op te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 22 november 2013 te Nijmegen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader met dat opzet
- die [slachtoffer] (onder valse voorwendselen) naar de parkeerplaats bij het
zwembad West in Nijmegen laten komen en/of
- die [slachtoffer] onder dreiging van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend
voorwerp, in diens auto doen plaatsnemen en/of
- die [slachtoffer] (onder dreiging van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend
voorwerp)naar een geldautomaat laten rijden en/of
- die [slachtoffer](aldus) (gedurende enige tijd) belemmerd zijn auto te verlaten
en/of zich vrijelijk met zijn auto in een richting te bewegen die hij zelf
wenst.
3.
hij in of omstreeks de periode van 18 november 2013 tot en met 3 december
2013 te Nijmegen een wapen van categorie III, te weten een revolver,
voorhanden heeft gehad.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 13 maart 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. S.H. Keijzer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de week van 22 november 2013 zat aangever [slachtoffer] met zijn profielnaam Willem44 op de chat van de site
[site naam]Op het 18+ gedeelte van deze chatsite raakte hij aan de praat met ‘[pseudoniem]’, die zei dat ze 15 jaar was. Via Skype heeft hij het meisje, dat zich ‘[pseudoniem]’ noemde, in beeld gezien en met haar gepraat. [2] Verdachte was degene die achter het toetsenbord zat en de tekst van de chats schreef [3] , terwijl medeverdachte [medeverdachte] het meisje was dat aangever via de webcam zag. [4]
Aangever en ‘[pseudoniem]’ zouden elkaar ontmoeten op de avond van 22 november 2013 in Nijmegen bij Zwembad West. Bij de parkeerplaats van Zwembad West hebben aangever en ‘[pseudoniem]’ elkaar ontmoet en zijn zij vervolgens een stuk richting een adres gaan lopen, waarvan ‘[pseudoniem]’ had gezegd dat zij daar moest oppassen. Een man, die zich voorstelde als de vader van ‘[pseudoniem]’, sprak aangever echter aan en stuurde het meisje weg. [5] [slachtoffer] is vervolgens door deze man in zijn ([slachtoffer]) eigen auto meegenomen naar de [adres 3] in Nijmegen. Onderweg had de man aanwijzingen gegeven waar hij heen moest rijden [6] . Aldaar heeft aangever tevergeefs geld geprobeerd te pinnen. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing en het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Zij wijst daarbij op de aangifte van [slachtoffer], die ondersteund wordt door de volgende omstandigheden. Op camerabeelden van de parkeerplaats is te zien dat aangever met een man - die later verdachte blijkt te zijn - wegrijdt en even later dat deze man weer terugkomt. In de woning van verdachte is het wapen aangetroffen dat door aangever wordt herkend als het wapen waar hij mee bedreigd is. Een getuige heeft ten slotte twee mannen gezien bij de pinautomaat. De officier van justitie is van mening dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] blijkt dat zij van tevoren afspraken hebben gemaakt en dat de verklaringen die zij hebben afgelegd niet geloofwaardig zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [slachtoffer] ter discussie gesteld. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat aangever zelf een ernstig zedendelict pleegde en dat hij door zijn verklaringen nu slachtoffer is geworden, in plaats van een potentiële dader. Zijn verklaring kan ook kloppen zonder de bedreiging met de revolver. Aangever heeft weliswaar de revolver, die bij verdachte is aangetroffen, herkend, maar de gevolgde procedure omtrent de herkenning van het wapen is onbetrouwbaar. Verdachte ontkent dat hij geprobeerd heeft om aangever een geldbedrag te laten pinnen en dat hij aangever bedreigd heeft. Verder steunbewijs voor de aangifte ontbreekt in het dossier, zodat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De beoordeling door de rechtbank
De raadsman betwist als kern van zijn verweer de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever [slachtoffer]. De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan als volgt.
[slachtoffer] verklaart in zijn aangifte (en de aanvulling daarop) over het verloop van de avond van 22 november 2013 onder meer het volgende:
- Hij heeft afgesproken met ‘[pseudoniem]’ in Nijmegen. [8] Later blijkt dit verdachte [medeverdachte] te zijn; [9]
- Via de sms kreeg aangever te horen dat hij naar Zwembad West moest komen; [10]
- In de buurt van een oud type Mercedes staat verdachte [medeverdachte]. Aangever en ‘[pseudoniem]’ lopen naar haar beweerde oppasadres; [11]
- Aangever wordt aangesproken door een man, die zich voorstelde als de vader van ‘[pseudoniem]’ [12] - later blijkt dit verdachte te zijn; [13]
- Onder bedreiging van een revolver moest aangever van verdachte naar zijn auto toelopen; [14]
- Verdachte gaf aangever aanwijzingen waar hij heen moest rijden en hield daarbij de zwarte revolver op aangever gericht; [15]
- Bij een pinautomaat moest aangever van verdachte geld pinnen; [16]
  • Aangever heeft bij het pinnen bewust een verkeerde pincode ingetoetst, zodat het pasje weer terug kwam;
  • Aangever moest toen van verdachte bij een andere pinautomaat gaan pinnen;
  • Een vrouw wilde daar ook gaan pinnen en aangever moest deze vrouw voor laten gaan van verdachte. Aangever kon toen wegrennen;
- Aangever belt daarna naar 112 en geeft aan dat hij door iemand achterna gezeten wordt met een vuurwapen. [18]
In het dossier bevinden zich diverse processen-verbaal en verklaringen die de verklaring van aangever op meerdere punten ondersteunen. De rechtbank wijst op:
- Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 maart 2014, door verbalisant [verbalisant 1]. Hij ziet op 22 november 2013 omstreeks 22.25 uur op het pleintje in de buurt van de Albert Heijn op de Molenweg in Nijmegen twee mannen staan die hectische bewegingen maken, een van die mannen (man nummer 2) staat voor het middelste geldautomaat van de ING bank driftig te zwaaien naar de andere man (nummer 1). Het waren korte heftige bewegingen alsof man nummer 2 de man nummer 1 richting de geldautomaat dirigeerde. Man nummer 1 twijfelde en de verbalisant zag dat man nummer 2 weer heftige bewegingen maakte en naar de geldautomaat wees. Beide mannen liepen later naar de geldautomaat, die naast de apotheek is geplaatst. Kennelijk wilden zij bij die automaat pinnen. De verbalisant maakte een rondje en toen hij terugkwam, was man nummer 1 weg. Man nummer 2 stond er nog. Op dat moment kreeg de verbalisant een melding van een bedreiging met een vuurwapen. [19]
- Op 22 november 2013 omstreeks 22.29 uur wordt er een melding gedaan naar 112. De melding houdt onder meer in dat een man in Nijmegen gevolgd wordt door een vent met een pistool. [20]
- Een getuige heeft verklaard dat zij op 22 november 2013 omstreeks 22.00 uur bij de ING automaat in Nijmegen was. Zij fietste richting de automaat en zag twee mannen lopen. [21] De ene man zei tegen de ander: “wij moeten wachten, die vrouw wil eerst pinnen” of woorden met gelijke strekking. Toen zij gepind had en zich omdraaide, waren de twee mannen weg. [22]
- In de woning van verdachte is in de bovenste lade van de kast in de hal van de woning op de begane grond een vuurwapen aangetroffen. Het wapen betrof een zwarte revolver met een trommel van vijf kamers. [23]
- Op 22 november 2013 omstreeks 22.22 uur is er bij de ING geprobeerd te pinnen met de pinpas van aangever, maar deze transactie is om 22.23 uur afgebroken. [24]
- De auto van aangever is in de buurt van de pinautomaat aangetroffen, namelijk ongeveer 2 meter voor het pand met een pinautomaat. [25]
- Aangever herkent de revolver, die bij verdachte is aangetroffen. [26]
- Verdachte zelf heeft verklaard dat hij met [medeverdachte] (de medeverdachte) via internet een ontmoeting had geregeld met aangever. Verdachte zat achter het toetsenbord en [medeverdachte] zat voor de camera. Zij lokten aangever naar Zwembad West. Dat zogenaamde minderjarige meisje was dan [medeverdachte]. [27]
- Medeverdachte [medeverdachte] verklaart hetzelfde als verdachte over het regelen van de ontmoeting met aangever. [28]
Gezien het feit dat de verklaring van aangever ondersteuning vindt, ook in een aantal door aangever genoemde details, zoals de gang van zaken omtrent het pinnen, in de hierboven genoemde verklaringen en processen-verbaal, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever. De verklaring van aangever vindt op een aantal essentiële punten ondersteuning in andere bewijsmiddelen. Dat is slechts anders ten aanzien van het tonen en voorhouden van de revolver en de vraag of aangever door verdachte gedwongen is in zijn auto te gaan rijden om te gaan pinnen. Verdachte heeft wel bekend dat hij tegen aangever heeft gezegd “ik schiet je de kop af”, maar ontkent dat hij hierbij een revolver heeft getoond. [29] Echter, niet ieder onderdeel van de tenlastelegging behoeft bewijs door méér dan één bewijsmiddel. Nu de verklaring van aangever op een aantal cruciale punten wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel, heeft de rechtbank geen reden om aangever op het onderdeel van de revolver niet te geloven. Temeer omdat aan aangever op 2 december 2013 beelden zijn getoond van Zwembad-West en aangever hiervan weer schrikt. [30] De rechtbank is daarom, in tegenstelling tot de verdediging, van oordeel dat sprake is geweest van bedreiging met een revolver.
Op grond van het voorgaande neemt de rechtbank datgene wat [slachtoffer] heeft verklaard in zijn aangifte als vaststaand aan. De rechtbank acht dan ook alle feitelijkheden die in de tenlastelegging onder 1 worden voorafgegaan van een liggend streepje bewezen.
Ten aanzien van de dwang en de wederrechtelijke vrijheidsberoving
Gezien bovenstaande, alsmede de omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden, is de rechtbank ook van oordeel dat er sprake is geweest van dwang en van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Immers, verdachte heeft op meerdere momenten die avond, [slachtoffer] door middel van bedreiging, geweld en het onder schot houden, gedwongen
  • in zijn auto plaats te nemen;
  • naar een geldautomaat te rijden en
  • hem gedurende enige tijd belemmerd zijn auto te verlaten.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze feiten alleen heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt niet dat de medeverdachte [medeverdachte] wetenschap heeft gehad van, dan wel opzet heeft gehad op de volgende gebeurtenissen:
  • dat verdachte een wapen mee had genomen;
  • dat verdachte hiermee aangever zou gaan bedreigen;
  • dat verdachte aangever zijn vrijheid in zijn eigen auto zou benemen en
  • dat verdachte aangever zou dwingen om geld te gaan pinnen.
De door de officier van justitie genoemde uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] duiden naar het oordeel van de rechtbank niet op een bewuste en nauwe samenwerking ten aanzien van de hiervoor opgesomde gedragingen, hetgeen wel nodig is om te kunnen spreken van het medeplegen van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank zal verdachte voor wat betreft het medeplegen van het tenlastegelegde onder feit 1 en 2 dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal Wet Wapens en Munitie, gedateerd 7 januari 2014, opgemaakt door verbalisant[verbalisant 4], pagina 273;
  • de verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 13 maart 2014.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij in de periode van 18 november 2013 tot en met 22 november
2013, te Nijmegen
, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan die [slachtoffer], immers heeft met voormeld oogmerk:
- via het internet[site naam]contact heeft gezocht/gelegd met die
[slachtoffer] en zich aan die [slachtoffer] heeft voorgedaan als zijnde [pseudoniem], een meisje
van 15 jaar oud en
- vervolgens via Skype het contact met die [slachtoffer] heeft voortgezet en
die [slachtoffer] via SMS uitgenodigd om naar Nijmegen te komen (op
het adres [adres 2]) en vervolgens heeft gevraagd naar een ander adres te
komen (parkeerplaats van zwembad West) en
- die [slachtoffer] aldaar heeft opgewacht en die [slachtoffer] heeft aangesproken en/
of
- die [slachtoffer] een vuurwapen, heeft laten
zien/getoond en
-(daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik zou je eigenlijk je kop van je romp
moeten afschieten", en
- die [slachtoffer] heeft gedwongen/bevolen in diens eigen auto plaats te nemen
(bestuurderszijde) en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Je kunt het afkopen, je
moet gaan pinnen.", en
- ( daarbij) een vuurwapen, op die
[slachtoffer] heeft gericht en voorgehouden/getoond en
- die [slachtoffer] onder bedreiging van dat vuurwapen,
bevolen om naar (een) pinautoma(a)t(en) (aan de Molenweg)
te rijden en uit diens auto te stappen en bij die pinautoma(a)t(en) geld
op te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 22 november 2013 te Nijmegen
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet
- die [slachtoffer] (onder valse voorwendselen) naar de parkeerplaats bij het
zwembad West in Nijmegen laten komen en
- die [slachtoffer] onder dreiging van een vuurwapen,
in diens auto doen plaatsnemen en
- die [slachtoffer] onder dreiging van een vuurwapen,
naar een geldautomaat laten rijden en
- die [slachtoffer] aldus gedurende enige tijd belemmerd zijn auto te verlaten
en zich vrijelijk met zijn auto in een richting te bewegen die hij zelf
wenst.
3.
hij in de periode van 18 november 2013 tot en met 3 december
2013 te Nijmegen een wapen van categorie III, te weten een revolver,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot afpersing
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
Ten aanzien van feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij art. 55, derde lid, sub a van de Wet wapens en munitie
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten, de rol van verdachte hierin en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit - voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt - voor een voorwaardelijke straf met daarbij reclasseringstoezicht en wijst daarbij op een vergelijkbare zaak van de rechtbank Oost-Brabant ( ECLI: NL: RBOBR: 2014:986). De raadsman heeft tenslotte verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen, dan wel te schorsen.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 13 februari 2014;
 rapportages van Reclassering Nederland, Iriszorg, respectievelijk gedateerd 4 december 2013 en 11 maart 2014, betreffende verdachte;
 een pro justitia rapport van drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, onder supervisie van [psycholoog2], GZ-psycholoog, gedateerd 9 maart 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Hij heeft moedwillig het slachtoffer in de val gelokt én heeft geprobeerd hem geld afhandig te maken. Daarbij heeft verdachte via een internetsite zich voorgedaan als een meisje van 15 jaar en het slachtoffer naar een parkeerplaats in Nijmegen gelokt. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer onder bedreiging van een revolver gedwongen om in zijn auto te gaan zitten en naar een pinautomaat te rijden, om op deze manier geld van het slachtoffer proberen te krijgen. Het voorgaande ging gepaard met voortdurende dreiging met een vuurwapen, ook gericht op het hoofd van het slachtoffer, en het uiten van bedreigingen. Het slachtoffer heeft bij de pinautomaat echter een verkeerde pincode ingetoetst, waardoor hij aan de aandacht van verdachte kon ontsnappen. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan. Het slachtoffer heeft doodsangsten uitgestaan en heeft gevreesd voor zijn leven. Verdachte heeft daarmee op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van [slachtoffer]. Slachtoffers van dergelijke feiten kampen vaak nog lange tijd met de psychische gevolgen daarvan. Aan de laakbaarheid van verdachtes gedrag doet niet af dat hij meende de maatschappij een dienst te hebben bewezen door mogelijke plegers van zedendelicten met minderjarigen bang te maken. Integendeel, verdachte heeft zich aldus aan eigenrichting schuldig gemaakt. Bovendien handelde verdachte daarbij niet belangeloos: hij was ook uit op eigen financieel gewin.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit, eveneens een ernstig strafbaar feit.
De GZ-psycholoog komt in bovengenoemd rapport tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, namelijk aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD), van het gecombineerde type. Ook is er sprake van afhankelijkheid van cocaïne (een verslavingsziekte). De deskundige concludeert echter dat deze ziekelijke stoornis geen invloed heeft gehad op het tenlastegelegde. Verdachte handelde met het doel om zichzelf te verrijken. Hij ging daarbij planmatig te werk en koos een slachtoffer dat niet gemakkelijk naar de politie zou stappen. Zijn lacunaire gewetensontwikkeling, zijn gebrek aan inlevingsgevoel en het ontbreken van spijtgevoelens zullen wel doorgewerkt hebben ten tijde van het tenlastegelegde en hij wist dat dit gedrag niet toegestaan is. Verdachte handelde dan ook niet impulsief. De deskundige concludeert dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De deskundige onthoudt zich verder van advies, nu er geen sprake is van doorwerking van de problematiek in het tenlastegelegde. De deskundige acht echter behandeling gericht op de verslavingsproblematiek en ADHD wel wenselijk, maar deze behandeling is dan niet gericht op preventie of recidivegevaar en dient na de detentie te worden uitgevoerd.
De rechtbank volgt de conclusie van de GZ-psycholoog ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Dit betekent dat de rechtbank verdachte volledig toerekeningsvatbaar acht voor het gebeurde.
In haar rapport van 11 maart 2014 adviseert de reclassering een voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Iriszorg en het zich houden aan de aanwijzingen van Iriszorg, ook als deze inhouden het deelnemen aan de gedragsinterventies GI-RN cognitieve vaardigheden en GI-GGZ leefstijltraining. Uit het onderzoek van de reclassering komt naar voren dat er problemen zijn op de volgende leefgebieden: “opleiding en werk”, “relaties”, “drugs”, “emotioneel welzijn”,” gedrag en vaardigheden” en” houding”. Verdachte is volgens de reclassering meer bezig met het vuurwapen en andere persoonlijke problemen, dan dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn delictgedrag. Het niet zien van zijn dochter en de verstoorde relatie met zijn vader zorgden voor spanningen. Daarnaast had verdachte niets om handen, hij heeft geen zinvolle dagbesteding. Zijn drugsgebruik is door de spanningen weer fors omhoog gegaan. Als gevolg hiervan is verdachte planmatig te werk gegaan om pedofielen te ontmaskeren, al dat niet uit geldelijk gewin. Verdachte wilde weer contact met zijn dochter en deze vorm van aandacht zou hiervoor moeten zorgen. De reclassering komt dan ook tot de conclusie dat een toezicht met bijzondere voorwaarden, gelet op het recidiverisico, de criminogene factoren en de eventuele interventies in het verleden geïndiceerd is.
De officier van justitie is bij haar strafeis uitgegaan van het medeplegen van de poging tot afpersing en het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Nu de rechtbank echter het medeplegen niet bewezen acht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Een forse straf is echter wel op zijn plaats, gelet op de aard van de feiten en de doelbewustheid waarmee verdachte te werk ging. De door de raadsman genoemde uitspraak van de rechtbank Oost Brabant is niet vergelijkbaar met deze zaak, nu in die zaak niet blijkt dat de verdachten planmatig te werk zijn gegaan. Ook heeft de verdachte in die zaak blijk ervan gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet, anders dan verdachte in de onderhavige zaak.
Gelet op hetgeen in het reclasseringsrapport is opgenomen, acht de rechtbank het, anders dan de officier van justitie, wel noodzakelijk dat de bijzondere voorwaarden opgelegd worden.
De rechtbank oordeelt dan ook dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Gelet hierop wijst de rechtbank het verzoek van de raadsman tot het opheffen dan wel schorsen van de voorlopige hechtenis af.
6b. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de revolver zal worden onttrokken aan het verkeer. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de bajonet kan worden teruggegeven aan de verdachte. Tenslotte heeft de officier van justitie verzocht de 3 laptoppen, die bij verdachte in beslag zijn genomen, in bewaring te houden voor nader onderzoek.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven revolver met behulp waarvan het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven bajonet toebehoort aan de verdachte en aan verdachte zal moeten worden teruggegeven.
Ten aanzien van de in beslaggenomen en nog niet teruggegeven laptops, overweegt de rechtbank dat deze in bewaring moeten blijven, nu nader onderzoek naar een ander strafbaar feit nog niet afgerond is.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 1 (een) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen 3 werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis tussen 9.00-10.30 uur aan de balie van Reclassering Iriszorg te Nijmegen zal melden en zich gedurende door Reclassering Iriszorg bepaalde periode zal blijven melden zo frequent als Reclassering Iriszorg gedurende deze periode nodig acht;
5. dat veroordeelde deelneemt aan de volgende gedragsinterventies:
GR-Rn Cognitieve vaardigheden en
GR-GGZ Leefstijltraining.
Geeft opdracht aan de Reclassering Iriszorg te Nijmegen tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en geeft opdracht de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een revolver.
Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een Dalton survival bajonet, aan de veroordeelde.
Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een Toshiba laptop, een Acer laptop en een Dell laptop ten behoeve van nader onderzoek.
Wijst af de verzoeken van de raadsman tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Klep (voorzitter), mr. C.M.E. Lagarde en mr. F.M.A. 't Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 maart 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Regio Gelderland Zuid, district Overvallenteam, Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 08OVV13101, gesloten op 16 januari 2014 (Onderzoek 08Vlek) en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], onderaan op pagina 32 en eerste 2 zinnen van pagina 33.
3.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2014.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], 8ste alinea op pagina 404.
5.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], 2e, 3e, en 4e alinea op pagina 32, eerste 2 zinnen van 1ste alinea, 2e alinea en laatste alinea op pagina 33 en 1ste alinea op pagina 34.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], 2e zin van de 4e alinea, eerste 2 zinnen van de 11de alinea op pagina 34, eerste 2 zinnen van de 2e alinea op pagina 35.
7.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], eerste 3 zinnen van de 3e alinea op pagina 35.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], 5e alinea op pagina 33.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], onderaan op pagina 406.
10.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], 10e alinea op pagina 42.
11.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], laatste alinea op pagina 33.
12.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], 3e alinea op pagina 34.
13.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2014.
14.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], 4e alinea op pagina 34.
15.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], vanaf de 7e alinea op pagina 34 tot en met de 1ste alinea op pagina 35 en proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], 7e alinea op pagina 43.
16.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], 2e alinea op pagina 35.
17.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], 3e alinea op pagina 35.
18.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], 4e alinea op pagina 35.
19.Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 maart 2014, door verbalisant [verbalisant 1].
20.Een schriftelijk bescheid, te weten een meldkaart, 19e zin tot en met de 51ste zin op pagina 27.
21.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], onderaan op pagina 120.
22.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], 1ste alinea op pagina 121.
23.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 147, eerste opgesomde item; een een proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt op 3 december 2013, onderaan op pagina 148 en een proces-verbaal aantreffen revolver[adres 1] Nijmegen, opgemaakt op 11 december 2013 door verbalisant [verbalisant 2], pagina 152.
24.Een proces-verbaal van bevindingen logrolgegevens Rabobank, opgemaakt op 3 januari 2014, 5e, 6e en 7e alinea op pagina 290 en een schriftelijk bescheid, te weten logrolgegevens ING bank, pagina 292.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], gedateerd 23 november 2013, 6e alinea op pagina 45 en het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], eerste 2 alinea’s op pagina 42.
26.Een schriftelijk bescheid, te weten een handgeschreven notitie van hoofdagent[verbalisant 5] van eenheid Den Haag, pagina 277.
27.Verklaring verdachte, afgelegd ter zitting van 13 maart 2014.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], 8ste en 9e alinea op pagina 405, 6e tot en met 8ste alinea, 13e en 14e alinea op pagina 406.
29.Verklaring verdachte, afgelegd ter zitting van 13 maart 2014.
30.Proces-verbaal van verhoor aangever, 4e alinea op pagina 43.