ECLI:NL:RBGEL:2014:2065

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
06/940326-12 en 06/850037-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Lookeren Campagne
  • A. Gerbranda
  • J. Beljaars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van de moeder en bedreiging van de vader door de verdachte met een voetenbankje en vernieling van een politiecel

Op 26 maart 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn moeder heeft mishandeld, zijn vader heeft bedreigd en een politiecel onbruikbaar heeft gemaakt. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 20 augustus 2012 in Ermelo zijn moeder, [slachtoffer 1], meermalen met een voetenbankje tegen het lichaam en hoofd heeft geslagen, wat resulteerde in letsel en pijn. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat hij de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft gecreëerd.

Daarnaast werd op 21 januari 2013 vastgesteld dat de verdachte zijn vader, [slachtoffer 2], heeft bedreigd met de dood. Hij heeft tegen getuigen verklaard dat hij zijn vader wilde doodschieten, wat leidde tot ernstige vrees bij de vader. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen was.

Onder parketnummer 06/850037-13 werd de verdachte ook beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk onbruikbaar maken van een cel in Apeldoorn, waar hij verbleef. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn cel had besmeurd met ontlasting, waardoor deze tijdelijk onbruikbaar was.

De rechtbank achtte de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar, maar oordeelde dat een tbs-maatregel niet passend was. In plaats daarvan werd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met de duur van de detentie plus twee maanden, om een voorwaardelijke rechterlijke machtiging te verkrijgen en bemoeizorg te organiseren. De rechtbank benadrukte de complexe problematiek van de verdachte en de impact van zijn daden op zijn ouders.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/940326-12 en 06/850037-13
Uitspraak d.d.: 26 maart 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsvrouw: mr. C. van Oort, advocaat te Utrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
11 september 2013, 10 oktober 2013, 13 december 2013, 28 januari 2014 en 12 maart 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging ter terechtzitting van 11 september 2013, onder parketnummer 06/940326-12, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2012 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (zijn, verdachtes moeder), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een voetenbank op/tegen het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, althans, een of meermalen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 20 augustus 2012 te Ermelo opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], meermalen, althans eenmaal met een voetenbank op/tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 januari 2013 te Ermelo [slachtoffer 2] (zijn verdachtes vader) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk tegen [getuige 1] en/of [getuige 2] de navolgende dreigende de woorden gezegd:"ik ga hem klappen, dat kost me toch maar vijf jaar" en/of "ik wil een pistool gaan kopen van een junk in Ermelo en hiermee wil ik mijn vader gaan doodschieten" en/of "als ik mijn vader doodschiet, ben ik van alle problemen af. Ik hoef dan toch maar vijf jaar te gaan zitten. en/of "ik heb een pistool gekocht en ga mijn vader doodschieten" en/of ik ga naar het huis van mijn ouders en ga mijn vader doodschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, van welke bedreiging(en)
[slachtoffer 2] op 21 januari 2013 op de hoogte is gekomen;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Onder parketnummer 06/850037-13 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 januari 2013 te Apeldoorn opzettelijk en wederrechtelijk een (cel)camera en/of een (cel)intercom en/of een (cel)wc, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Regio Noord en Oost Gelderland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Parketnummer 06/940326-12

Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 20 augustus 2012 is door de vader van verdachte melding bij de politie gedaan van binnendringen in een woning en mishandeling van zijn vrouw, moeder van verdachte.
Op 21 januari 2013 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van bedreiging door verdachte.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn moeder. Bovendien was de kans op zwaar lichamelijk letsel niet aanmerkelijk.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling en de tenlastegelegde bedreiging heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 20 augustus 2012 heeft [slachtoffer 2], vader van verdachte, aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 20 augustus 2012 verdachte in de achtertuin van de woning van aangever en zijn vrouw in Ermelo zag staan. Verdachte hield met beide handen een metalen voetenbankje omhoog en maakte hiermee een slaande beweging in de richting van het hoofd van zijn moeder. Aangever zag dat het bankje de armen van zijn vrouw raakte. Vervolgens zag aangever dat verdachte nogmaals uithaalde met het bankje in de richting van het hoofd van zijn moeder. Aangever zag dat zijn vrouw het bankje met beide handen vastpakte, waardoor verdachte haar niet kon raken. Aangever verklaarde dat zijn vrouw daarna ernstige hoofdpijn, een blauwe plek op haar linkerarm en een bult aan de linkerzijde van haar hoofd had [2] .
Getuige [slachtoffer 1], de moeder van verdachte, heeft met betrekking tot de mishandeling door verdachte op 20 augustus 2012 verklaard dat verdachte voor haar stond met een voetenbankje boven zijn hoofd. Verdachte sloeg haar op haar hoofd. Vervolgens sloeg verdachte haar een tweede keer met het bankje. Zij heeft de tweede of de derde keer dat verdachte haar wilde slaan het bankje vastgepakt [3] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gezien [4] dat [slachtoffer 1] een bloeduitstorting op de linkerbovenarm had. Van dit letsel is een foto gemaakt [5] .
Verdachte heeft over het incident op 20 augustus 2012 verklaard dat hij de handen van zijn moeder pakte, die haar armen naar voren strekte om zich te beschermen. Op een gegeven moment liet ze los waardoor verdachte doorschoot en haar raakte. Verdachte weet niet waar hij haar precies geraakt heeft, maar hij denkt dat zijn pink langs haar oog is gekomen. Verdachte wilde haar niet expres pijn doen [6] .
Ter terechtzitting van 11 september 2013 heeft verdachte verklaard dat het juist is dat hij zijn moeder op 20 augustus 2012 met een voetenbankje heeft geslagen [7] .
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat verdachte zijn moeder, [slachtoffer 1], op 20 augustus 2012 bij haar woning in Ermelo meermalen met een voetenbankje heeft geslagen tegen het lichaam en het hoofd.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat echter onvoldoende duidelijkheid over de precieze toedracht van het incident en met name over hoe verdachte het voetenbankje heeft gehanteerd. Op basis van de beschikbare informatie is niet met een voor een bewezenverklaring vereiste zekerheid vast te stellen dat verdachte door meermalen met dat voetenbankje slaande bewegingen te maken de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] in het leven heeft geroepen. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van de hem primair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn moeder heeft mishandeld, met letsel en pijn tot gevolg.
Feit 2
Getuige [getuige 1] heeft verklaard [8] dat hij verdachte op 21 januari 2013 hoorde zeggen dat “hij hem ging klappen, dat zou toch maar vijf jaar kosten”. Verdachte zei dat hij een pistool wilde kopen van een junk in Ermelo en dat hij hiermee zijn vader wilde gaan doodschieten. Verdachte zei: “Als ik mijn vader doodschiet, dan ben ik van al mijn problemen af. Ik hoef dan toch maar vijf jaar te zitten”, aldus de getuige.
Getuige [getuige 2] heeft aangegeven [9] dat zij op 21 januari 2013 telefonisch contact heeft gehad met verdachte, waarbij hij zei dat hij een pistool had gekocht en dat hij zijn vader ging doodschieten.
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij en zijn vrouw op 21 januari 2013 op het politiebureau in Ermelo te horen hebben gekregen dat verdachte tegen anderen had gezegd dat hij onderweg was naar het huis van aangever en zijn vrouw, dat hij een pistool bij zich had of ging kopen en dat hij zijn vader zou gaan doodschieten. Aangever voelde zich ernstig bedreigd, omdat hij verdachte in staat achtte dit te doen [10] .
Gelet op deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn vader op 21 januari 2013 heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht.

Parketnummer 06/850037-13

Overwegingen ten aanzien van het bewijs [11]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 21 januari 2013 is geconstateerd dat de cel waarin verdachte verbleef in het cellencomplex in Apeldoorn, onder gesmeerd was met ontlasting.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben aangegeven dat zij verdachte op 21 januari 2013 in het cellencomplex van de politie in Apeldoorn wilden gaan horen en dat toen bleek dat verdachte zijn cel had onder gesmeerd met zijn eigen ontlasting.
Verdachte heeft verklaard dat hij alles onder de stront heeft gesmeerd [12] .
De rechtbank overweegt dat er geen bewijs voorhanden is dat de in de tenlastelegging vermelde camera, intercom en/of wc zijn vernield, beschadigd of onbruikbaar zijn gemaakt. Omdat verdachte op 21 januari 2013 zijn cel heeft onder gesmeerd met ontlasting acht de rechtbank (wel) wettig en overtuigend bewezen dat hij enig goed, te weten die cel (als geheel), tijdelijk onbruikbaar heeft gemaakt.

Parketnummers 06/940326-12 en 06/850037-13

Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 06/940326-12 als feiten 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1
subsidiair
hij op 20 augustus 2012 te Ermelo opzettelijk mishandelend zijn moeder meermalen met een voetenbank tegen het lichaam en het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 21 januari 2013 te Ermelo [slachtoffer 2], zijn (verdachtes) vader, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk tegen [getuige 1] en/of [getuige 2] de navolgende dreigende de woorden gezegd: “ik ga hem klappen, dat kost me toch maar vijf jaar” en “ik wil een pistool gaan kopen van een junk in Ermelo en hiermee wil ik mijn vader gaan doodschieten” en “als ik mijn vader doodschiet, ben ik van alle problemen af. Ik hoef dan toch maar vijf jaar te gaan zitten” en “ik heb een pistool gekocht en ga mijn vader doodschieten” en “ik ga naar het huis van mijn ouders en ga mijn vader doodschieten”, van welke bedreiging [slachtoffer 2] op 21 januari 2013 op de hoogte is gekomen.
De rechtbank acht tevens bewezen het onder parketnummer 06/850037-13 aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op 21 januari 2013 te Apeldoorn opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, toebehorende aan de regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, onbruikbaar heeft gemaakt.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
parketnummer 06/940326-12:
1
subsidair:
mishandeling, begaan tegen zijn moeder;
2:
bedreiging;
parketnummer 06/850037-13:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort onbruikbaar maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Op 21 april 2013 heeft drs. [psychiater 1], psychiater, een rapport uitgebracht. Verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO (voorlopige diagnose), psychose NAO en cannabisafhankelijkheid, deels in remissie en momenteel abstinent bij onder toezicht staan. Verder is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis en gebrekkige ontwikkeling beïnvloedden de gedragskeuzen en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
Bij de tenlastegelegde feiten komt de ervaren frustratie vanuit het onvermogen zich sociaal‑maatschappelijk staande te houden naar voren. Hierbij kan de doorwerking van zowel de borderline persoonlijkheidsstoornis (impulscontrole en affectregulatie) als de pervasieve ontwikkelingsproblematiek (inschattingsfouten, niet begrepen voelen, overprikkeling, rigide opvattingen, preoccupatie/obsessief denken) waargenomen worden. Bij dit patroon kan niet uitgesloten worden dat er ten tijde van het tenlastegelegde tevens sprake is geweest van stressgerelateerde psychotische overschrijdingen. Er komen geen duidelijke aanwijzingen voor een mogelijke rol van middelengebruik naar voren. Hoewel verdachte zijn gedrag legitimeert vanuit een ervaren slachtofferschap, heeft hij wel besef van de ontoelaatbaarheid van zijn gedrag.
De psychiater adviseert verdachte aangaande de tenlastegelegde feiten, voor zover bewezen geacht, sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte (geheel) uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden gevorderd alsmede oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat TBS met dwangverpleging niet aan de orde is, gelet op de relatief geringe ernst van wat eventueel bewezen kan worden verklaard. Bovendien zijn de deskundigen niet eenduidig in hun oordeel over een mogelijk aanwezige psychiatrische stoornis. Uit de rapportages en het verleden blijkt dat verdachte het meeste baat heeft bij bemoeizorg en dat hulp in een gedwongen kader niet werkt. Een traject gericht op een voorwaardelijke rechterlijke machtiging in het kader van de Wet Bopz, gekoppeld aan bemoeizorg, lijkt meer passend voor verdachte. De raadsvrouw heeft verzocht een onvoorwaardelijke straf op te leggen van een zodanige duur dat verdachte nog twee maanden in de [verblijfplaats] kan verblijven, zodat in die periode een voorwaardelijke rechterlijke machtiging kan worden verkregen en bemoeizorg kan worden georganiseerd.
De rechtbank heeft gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn moeder en bedreiging van zijn vader. Deze feiten hebben grote invloed gehad op het dagelijks leven van de ouders van verdachte, die zich al langer onveilig voelden, zelfs in hun eigen woning. Zij hebben naast de emoties als slachtoffer ook nog te maken met de emoties als ouder.
Daarnaast heeft verdachte een politiecel zodanig met zijn eigen uitwerpselen besmeurd dat deze tijdelijk onbruikbaar was.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, die in het recente verleden is veroordeeld wegens vernieling.
Over verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt en aan wie in het kader daarvan (tevergeefs) hulpverlening is aangeboden, zijn reclasseringsrapporten uitgebracht.
In het rapport van 9 april 2013 van [reclasseringsmedewerker] is het volgende vermeld. De reclassering adviseert om zeer gericht naar een passend klinisch traject te zoeken binnen een gedwongen kader, gezien de ernstige psychiatrische problematiek en maatschappelijke teloorgang van verdachte. Verdachte is niet groepsgeschikt en niet geschikt om aan training deel te nemen. Hij verdraagt geen correctie of sturing, heeft weinig ziektebesef en zelfinzicht en is niet gemotiveerd om te veranderen. Gebleken is dat een ambulant traject niet toereikend is omdat de problemen op de diverse leefgebieden daarvoor te complex zijn. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, gelet op de ernstige psychiatrische problematiek, de beperkte intelligentie, het gebrek aan inzicht en motivatie voor behandeling en de problemen op diverse leefgebieden. Ook het risico op het onttrekken aan voorwaarden is hoog. Verdachte stelt zich vaak bedreigend en dwingend op en zoekt conflicten op. De reclassering adviseert om verdachte te leiden naar een passende forensische kliniek.
In het psychiatrisch rapport van [psychiater 1] wordt omtrent het risico op recidive opgemerkt dat dit hoog is. Aangaande historische items scoort verdachte op items als eerder geweld, problemen met middelengebruik, psychische stoornis, problemen in de kindertijd, persoonlijkheidsstoornis en eerdere onttrekking aan toezicht. Bij de verhoogde kans op recidive op grond hiervan komen de klinische items (gebrek aan zelfinzicht, impulsiviteit, mogelijk actieve psychotische symptomen niet uit te sluiten) en de risicohanteringsitems (geringe kans dat plannen zullen slagen, blootstelling aan destabiliserende factoren, geringe beschikbaarheid persoonlijke steun, werkt niet mee aan behandelmogelijkheden, hoog niveau van ervaren stress). Verdachte weet zich niet altijd aan de voorwaarden te houden, kan zich onttrekken aan toezicht en gemaakte afspraken. Van een meer intrinsieke motivatie geeft verdachte geen blijk. Hij verkiest afstraffing en ziet hulpverlening als onnodig.
Het toewerken naar een gestructureerde woonwerksituatie heeft de voorkeur. Dit heeft zowel een bevorderend effect op de stabilisatie van zijn psychiatrische kwetsbaarheid, als een gunstig effect op de kans op recidive. Er is echter geen medewerking van verdachte. In het rapport wordt, de beperkte mogelijkheden tot behandeling afwegend tegen het gevaar voor recidive, geconcludeerd dat een (start met een) klinische behandeling voor de hand ligt om de kans op recidive terug te dringen, waarbij een eventuele behandeling zich naast stabilisatie dient te richten op resocialisatie naar een gestructureerde (beschermde) woonwerksituatie.
In het psychologisch onderzoek van 17 mei 2013 van gezondheidszorgpsycholoog drs. [psycholoog] is aangegeven dat de onderzoeker zich goeddeels kan vinden in de overwegingen van drs. [psychiater 1]. Onderzoeker heeft echter vanwege de beperkingen van het onderzoek sterk de neiging om terughoudendheid te betrachten ten aanzien van een advies vanuit welk kader een eventuele behandeling dient plaats te vinden. Vanwege de weigerende opstelling van verdachte (tijdens het psychologisch onderzoek), alsmede de vele onduidelijkheden ten aanzien van de complexe en ernstige problematiek bij verdachte en gezien het hoog ingeschatte recidiverisico, adviseert de onderzoeker tot een klinische observatie (bijvoorbeeld binnen het Pieter Baan Centrum of in een daarvoor geëigende FPA).
[reclasseringsmedewerker] heeft in het reclasseringsadvies van 13 juni 2013 het volgende aangegeven.
Op 23 april 2013 is verdachte aangemeld bij het NIFP en op 10 juni 2013 is een indicatie afgegeven voor plaatsing binnen de FPK Assen voor een periode van drie maanden ter nadere observatie en diagnostiek. Het NIFP heeft daarbij vermeld dat verdachte een gestructureerde begrenzende omgeving van een gesloten behandelkliniek nodig heeft. Omdat er gerede twijfel bestaat of verdachte gemotiveerd is om te komen tot behandeling van zijn stoornis en om te komen tot gedragsverandering, zal tijdens de diagnostische fase beoordeeld worden of er bij verdachte behandelbereidheid is, of er tot samenwerking kan worden gekomen en welke behandelinterventies mogelijk geïndiceerd zijn.
Tactus Verslavingszorg heeft op 10 juli 2013 een voortgangsverslag opgemaakt, waarin het volgende is aangegeven. De FPK is huiverig voor een voorwaardelijke veroordeling met alleen bijzondere voorwaarden omdat dat niet voldoende zal zijn om verdachte binnen de FPK te houden. De problematiek van verdachte is dusdanig fors dat de inschatting is dat verdachte zijn bijzondere voorwaarden zal overtreden, zijn straf zal uitzitten en daarna in de anonimiteit zal verdwijnen. De kans op recidive zal dan onverminderd hoog blijven vanwege een gebrek aan behandeling. Tactus Verslavingszorg wil ontheven worden van het verplicht bezoeken van verdachte in de FPK. De invulling van het toezicht zal enkel inhouden dat de toezichthouder contacten onderhoudt met de behandelaren. De reclassering is bereid nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden van TBS met voorwaarden, hoewel verdachte zich ook in dit kader zal moeten houden aan voorwaarden en begeleiding en toezicht vanuit de reclassering zal moeten aanvaarden.
Op 12 juli 2013 heeft [reclasseringsmedewerker] opnieuw een advies uitgebracht. Verdachte is op 28 juni 2013 overgebracht naar de FPK Assen. Diezelfde dag heeft verdachte zich ontoelaatbaar agressief gedragen en is hij in een isoleercel geplaatst en heeft hij medicatie gekregen. Verdachte heeft geschreeuwd, zijn urine laten lopen en zijn cel besmeurd met uitwerpselen. Ook heeft hij geprobeerd een personeelslid te bijten waarbij hij aangaf HIV‑besmet te zijn. Verdachte is uiteindelijk met een voorlopige IBS opgenomen, die niet is verlengd omdat het na verloop van tijd beter met hem ging. Verdachte wil geen medewerking verlenen aan gesprekken met de reclassering.
Tactus Verslavingszorg heeft op 13 augustus 2013 het advies gegeven om verdachte terug te plaatsen in het [verblijfplaats]. Verdachte heeft drie officiële waarschuwingen gekregen (op 23 juli 2013, 7 augustus 2013 en 13 augustus 2013). Hij werkt niet samen met het behandelend team, is niet in staat op een groep te functioneren en ontregelt de groep door zijn extreem verbaalagressieve gedrag. De waarnemend behandelcoördinator adviseert om verdachte in een gesloten setting op te nemen voor een periode van minimaal twee jaar zodat in alle rust aan diagnostiek kan worden gewerkt en eventueel een behandeling kan worden gestart. Verdachte krijgt nu nog teveel ruimte om de behandeling te dwarsbomen.
Op 3 september 2013 is door [reclasseringsmedewerker] een reclasseringsadvies uitgebracht. De opname bij de FPK Assen werd op 15 augustus 2013 voortijdig beëindigd omdat verdachte niet wenste mee te werken aan de voorgestelde proefbehandeling. Er was vanaf het begin voortdurend sprake van beledigingen, bedreigingen, scheldpartijen, spugen en het weigeren van activiteiten. Verdachte is teruggeplaatst in de [verblijfplaats]. Gezien de ernst van de problematiek, het hoge recidiverisico en de impact die de delicten op de slachtoffers hebben gehad, is de reclassering van mening dat het op te leggen kader meer dwang en drang behoeft. Verdachte zal niet meewerken aan een voorwaardelijke veroordeling. Een strakker kader, TBS met voorwaarden, zal evenmin toereikend zijn.
In het reclasseringsadvies van 10 december 2013 van Tactus Verslavingszorg is het volgende opgenomen. In opdracht van de rechtbank is onderzoek gedaan naar de denkbare toekomstperspectieven voor verdachte in het kader van de strafrechtelijke afdoening.
Verdachte wil geen klinische behandeling meer ondergaan. In de ontslagbrief van GGZ Drenthe, gedateerd 30 oktober 2013, schrijft [psychiater 2], psychiater, dat de ernstige borderlineproblematiek, de gedragsstoornissen vanuit de autisme-spectrumstoornis en de jarenlange ervaring van de patiënt met het manipuleren van hulpverleners, naast zijn onvermogen tot empathie ook voortkomend vanuit een mogelijk pervasieve ontwikkelingsstoornis, maken dat hij binnen de kaders van een gesloten kliniek al zeer snel regressief zal reageren. Er zullen snel conflicten ontstaan met mogelijk langdurige separatie of automutilatie. In een minder dwingend kader zal men patiënt verloven moeten geven waarbij hij snel zijn eigen weg zal gaan en zich weinig van de gemaakte afspraken zal aantrekken. In de meer oplossingsgerichte benadering van zijn problematiek zal je met hem willen toewerken naar een terugkeer naar Sri Lanka, maar dat is binnen het huidige kader of het toekomstig verwachtende kader vrijwel onmogelijk. Het beste zou nog zijn als een forensisch (F)ACT (Functie Assertive Community Treatment) -team zich met patiënt zou gaan bemoeien in de toekomst. Duidelijke regie over de behandeling in goede samenwerking met zijn netwerk, bemoeizorg en harm reduction zijn dan belangrijke en noodzakelijke factoren. Tijdens de huidige behandeling is gepoogd hiertoe te komen. Binnen onze context is dat niet haalbaar gebleken.
[psychiater 2] heeft verder aangegeven dat ook een dwingender kader, bijvoorbeeld TBS met voorwaarden, gedoemd is te mislukken. Verdachte ondermijnt de sfeer op de leefgroep en reageert ongeremd, eisend, dwingend en bedreigend naar het personeel.
Ook heeft Tactus Verslavingszorg contact gelegd met Roosjen, werkzaam bij het NIFP-IFZ, die aangeeft dat indien verdachte blijft vasthouden aan zijn weigering om klinisch behandeld te worden, er geen mogelijkheden zijn voor een behandeling op basis van bijzondere voorwaarden of TBS met voorwaarden, omdat de behandeling in dat geval valt onder Wet Geneeskundige Behandel Overeenkomst en verdachte de vrijheid heeft zich aan behandeling te onttrekken.
[psychiater 1] heeft desgevraagd aangegeven dat medicatie mogelijk onvoldoende effect heeft bij de stoornis van verdachte. Indien verdachte medicatie wil gebruiken, zal hij contact moeten blijven houden met een psychiater, waarbij sprake dient te zijn van een behandelrelatie. Verdachte wilde niet met de reclassering in gesprek, zodat met hem niet is gesproken over zijn visie op medicijngebruik. Toezicht op het nemen van medicatie kan niet door de reclassering worden uitgeoefend. Verdachte zelf ziet het wonen in een caravan op een rustige camping in Nederland als meest geschikte situatie in Nederland, maar permanent bewonen van een recreatieve woning is niet toegestaan. De FPK Assen laat weten begeleiding van verdachte in een dergelijke setting als meest gewenste situatie te zien. Verdachte zou met een FACT tot samenwerking moeten komen, waarbij regie voor verdachte belangrijk is en waarbij het netwerk en bemoeizorg betrokken kunnen worden. Samenwerking met een FACT zou middels bijzondere voorwaarden financieel gerealiseerd kunnen worden. Verdachte zal de hulpverlening wel moeten gedogen, zodat samenwerking kan groeien. Onder begeleiding van het FACT kan psychisch afglijden vroegtijdig gesignaleerd worden, maar het contact met een FACT is ambulant en zodoende blijft het toezicht op betrokkene beperkt.
In het advies van Tactus Reclassering van 4 februari 2013 staat dat betrokkene niet langer welkom is bij GGz Centraal voor behandeling vanwege zijn gedrag binnen die instelling. Er is nu telefonisch contact geweest met Hogenberg van GGz Centraal, die meldde dat betrokkene bij hen ongeveer zes keer is gezien, vanwege een crisis. Tot een vervolgbehandeling is het bij GGz Centraal nooit gekomen. Betrokkene zou derhalve aangemeld kunnen worden voor ACT bij GGz Centraal. Tactus Reclassering ziet geen aanknopingspunten om op basis van een veroordeling met bijzondere voorwaarden dan wel een tbs met voorwaarden succesvol toezicht te houden.
Reclassering Tactus heeft contact gehad met [medewerker], medewerker Maatschappelijke Dienstverlening van de [verblijfplaats] om met haar te bespreken wat er gebeurt indien verdachte zonder bijzondere voorwaarden uit detentie komt. [medewerker] heeft aangegeven dat, voordat verdachte uit het PPC ontslagen wordt, beoordeeld wordt of hij in aanmerking komt voor een IBS of RM. Betrokkene functioneert binnen detentie echter relatief stabiel, zodat een IBS of RM niet voor de hand ligt. Indien een IBS of RM niet aan de orde is, zal een sociaal‑psychiatrisch verpleegkundige verdachte alsnog trachten toe te leiden naar een vrijwillige klinische behandeling. Mocht verdachte daarvoor niet open staan dan zal de MMD-er trachten onderdak voor betrokkene te regelen. Veelal wordt toeleiding naar de maatschappelijke opvang in die gevallen georganiseerd. Er wordt contact gelegd met de gemeente van herkomst om eventueel een postadres te regelen, zodat een uitkering aangevraagd kan worden. Op de specifieke vraag of zij wellicht huisvesting kunnen organiseren op een rustige camping heeft [medewerker] aangegeven dat zij zoiets nog nooit gedaan hebben. Het organiseren van zelfstandige huisvesting zal in ieder geval geruime tijd in beslag nemen, mogelijk enkele maanden.
Vanwege het gebrek aan commitment en de mogelijkheden die gezien worden voor een ambulant traject blijft het in het geval van verdachte wikken en wegen tussen de hoge kans op recidive en het zoeken van een interventie waar betrokkene zich aan kan committeren. Daarbij wordt TBS met dwangverpleging als uiterst middel genoemd om de kans op recidive te verminderen maar de verwachting is dat de dwangbehandeling geruime tijd in beslag zal nemen. Aan de andere kant wordt het zelfstandig wonen in een recreatiewoning in een rustig gebied genoemd, mogelijk met de inzet van het FACT die toe zouden moeten werken naar een samenwerking met verdachte, waarvoor echter geen garanties zijn dat dit ook zal lukken.
Tactus Reclassering adviseert verdachte geen toezicht in het kader van een voorwaardelijke veroordeling of een toezicht in het kader van een TBS met voorwaarden op te leggen. Voor beide modaliteiten is commitment van verdachte nodig.
Gelet op de inhoud van de beschikbare adviezen en rapporten, de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de veelvuldigheid van voorafgaande veroordelingen overweegt de rechtbank ten aanzien van de vraag of aan verdachte de maatregel van TBS moet worden opgelegd als volgt.
De bewezenverklaarde mishandeling van zijn moeder en de bedreiging van zijn vader zijn misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van feiten van relatief geringe ernst, hoewel zij de gevolgen ervan voor de ouders van verdachte niet wil bagatelliseren. Nu oplegging van de maatregel van TBS een ultimum remedium is en duidelijk is dat verdachte op geen enkele wijze zal meewerken aan behandeling, acht de rechtbank, ook het uittreksel uit het justitieel documentatieregister in aanmerking nemend, TBS in het geval van verdachte niet passend. De rechtbank laat daarbij in het midden of, gelet op de inhoud van de rapporten van de psychiater en de psycholoog, aan de overige eisen voor het opleggen van de maatregel wordt voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is oplegging van een deels voorwaardelijke straf geen reële optie, nu afdoende is gebleken dat verdachte op geen enkele wijze medewerking wil verlenen aan een behandeling en de dreigende tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf onvoldoende lijkt om hem daartoe te bewegen. Een traject in een (gedwongen) civielrechtelijk kader lijkt de rechtbank meer passend.
De rechtbank kan zich vinden in hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht over de strafmaat. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de preventieve hechtenis plus twee maanden opleggen (met aftrek). Zij overweegt daarbij dat die twee maanden dienen voor het verkrijgen van een (voorwaardelijke) rechterlijke machtiging en voor het organiseren van de benodigde bemoeizorg voor verdachte, zodat één en ander in werking kan treden op het moment dat verdachte in vrijheid wordt gesteld en daarmee de kans op herhaling kan worden beperkt. Hoewel de rechtbank zich ervan bewust is dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van deze duur relatief zwaar is gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het gegeven dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, acht zij het opleggen van die vrijheidsbenemende straf aangewezen, gezien de complexe problematiek van verdachte die ook de raadsvrouw ertoe heeft gebracht geen onmiddellijke invrijheidsstelling te bepleiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder parketnummer 06/940326-12 als feit 1 primair ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/940326-12 als feit 1 subsidiair en feit 2 en het onder parketnummer 06/850037-13 tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
parketnummer 06/940326-12:
1
subsidiair:
mishandeling, begaan tegen zijn moeder;
2.
bedreiging;
parketnummer 06/850037-13:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort onbruikbaar maken;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
438 (vierhonderdachtendertig) dagen;
 beveelt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van Lookeren Campagne, voorzitter, Gerbranda en Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna terzake van het incident op 20 augustus 2012 verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0612 2012113579, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, district Noordwest-Veluwe, team Ermelo-Putten, gesloten en ondertekend op 22 augustus 2012.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 20 en 21.
3.Proces-verbaal verhoor getuige, pagina 23 en 24.
4.Proces-verbaal van aangifte, pagina 21
5.Pagina 27
6.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 31.
7.Proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van 11 september 2013, pagina 2.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 18 en 19.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 21.
10.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 6 en 7
11.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0612 2013009956, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, team Apeldoorn binnenstad, gesloten en ondertekend op
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 15