ECLI:NL:RBGEL:2014:2043

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
05/800619-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Gerbranda
  • A. van der Mei
  • M. Beljaars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een vlindermes in Apeldoorn

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn oudere broer met een vlindermes in de buik heeft gestoken. De feiten vonden plaats op 11 maart 2013 in Apeldoorn, waar de politie een melding ontving van een steekpartij tussen de twee broers. Bij aankomst troffen zij een gewonde man en een bebloed vlindermes aan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. Tijdens de zitting op 12 maart 2014 werd het bewijs besproken, waaronder verklaringen van de vader van de verdachte en het slachtoffer, die de gebeurtenissen kort na het voorval hadden gerapporteerd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling. De rechtbank verwierp de verdediging van de verdachte, die vrijspraak had bepleit op basis van onvoldoende bewijs en alternatieve scenario's. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan zijn broer, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag, omdat er geen aanmerkelijke kans op overlijden was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 180 uur op, met een proeftijd van twee jaar. De voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/800619-13
Uitspraak d.d.: 26 maart 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres 1].
Raadsman: mr. A.H.T. de Haas, advocaat te Harderwijk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 maart 2013 te Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een (vlinder)mes in de buik, althans in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 maart 2013 te Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een (vlinder)mes in de buik, althans in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 11 maart 2013 te Apeldoorn opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een (vlinder)mes in de buik, althans in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding tot het onderzoek
Op 11 maart 2013 heeft de politie een melding ontvangen van een man die aangaf dat er een steekpartij plaats vond tussen zijn twee zoons in de woning aan de [adres 2]. In die woning heeft de politie een gewonde man en een bebloed vlindermes aangetroffen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en toegelicht. Zij heeft met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit tot vrijspraak gerekwireerd.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft een drietal alternatieve scenario’s geschetst.
Daarnaast heeft de raadsman gewezen op tegenstrijdigheden in de verklaringen van de broer en de vader van verdachte. Hij heeft geconcludeerd dat er teveel onduidelijkheden zijn over de precieze toedracht van het incident. Er is geen begin van uitvoering van een poging doodslag dan wel een poging zware mishandeling te construeren. Met betrekking tot de tenlastegelegde mishandeling heeft de raadsman verwezen naar een arrest van het Hof Den Bosch van 14 maart 2013.
Beoordeling door de rechtbank
Op 11 maart 2013 om 11:07 uur is bij 112 een melding binnengekomen, die door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] letterlijk is uitgeschreven [2] . De melder, [vader verdachte en slachtoffer], vader van verdachte en het slachtoffer, [slachtoffer] [3] , heeft onder meer verklaard: “Kleine jongen heeft grote jongen mes steken” en “Ik heb twee jongen hebben ruzie gemaakt samen en messteken één voor de andere jongen”. Melder heeft daarbij aangegeven dat één en ander zich heeft afgespeeld in de woning aan de [adres 2]. Verbalisant [verbalisant 2], die volgens zijn verklaring de Turkse taal beheerst, heeft over de zin dat de ‘kleine de grote heeft gestoken’ verklaard [4] dat de melder hiermee letterlijk van het Turks naar het Nederlands heeft vertaald. Met deze zin wordt bedoeld dat de jongere de oudere heeft gestoken, aldus verbalisant.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in genoemde woning gesproken met de vader van verdachte die haar vertelde dat er ruzie was tussen verdachte en zijn oudere broer en dat verdachte uiteindelijk een mes heeft gepakt en zijn broer daarmee heeft gestoken [5] .
[slachtoffer] heeft verklaard dat zijn broertje hem met een keukenmes in het gezicht heeft gesneden en hij daarna met een vlindermes in zijn buik is gesneden [6] . [slachtoffer] is een nacht ter observatie opgenomen in het ziekenhuis ter voorkoming van een buikholteontsteking [7] .
De raadsman heeft bepleit dat deze verklaringen van de vader van verdachte en van [slachtoffer], zoals afgelegd tegenover verbalisanten, onbetrouwbaar zijn en daarom moeten worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank verwerpt dit verweer. De verklaring van vader komt namelijk overeen met hetgeen hij tijdens de 112-melding heeft verteld. Ook zijn de verklaringen van vader en [slachtoffer] niet onderling tegenstrijdig en zijn beide verklaringen kort na het voorval afgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen. Dat [slachtoffer] geen aangifte heeft willen doen, geen toestemming wilde geven voor nader medisch- en DNA-onderzoek en vader niet als getuige wilde worden gehoord, maakt dit niet anders.
In de slaapkamer van verdachte werd een opengeklapt vlindermes met een bebloed lemmet aangetroffen [8] . Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij die dag ruzie had met zijn broer, dat hij een vlindermes in zijn bezit heeft [9] en dit mes altijd op zijn kamer bewaart. Verdachte heeft ter zitting verklaard niet te weten of het vlindermes al bebloed was voor de schermutseling tussen hem en zijn broer. Nu [slachtoffer] geweigerd heeft mee te werken aan een DNA onderzoek kan de rechtbank op grond daarvan niet vaststellen dat het bloed op het vlindermes van hem afkomstig is. Wel staat vast dat [slachtoffer] de gewonde persoon in de woning was [10] .
Gelet op het vorenstaande, de omstandigheden waaronder het vlindermes is aangetroffen (opengeklapt en bebloed) en de verklaring van [slachtoffer] tegen verbalisanten dat verdachte hem met een vlindermes heeft gesneden, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte het vlindermes heeft gebruikt om zijn broer in de buik te snijden.
Daarom is naar het oordeel van de rechtbank gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 maart 2013 in de ouderlijke woning in Apeldoorn met een vlindermes in de buik van zijn broer [slachtoffer] heeft gesneden.
Alternatieve toedracht niet aannemelijk
De door de raadsman geschetste alternatieve scenario’s zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voor de door de verdediging opgeworpen mogelijke betrokkenheid van verdachtes vader bestaat, afgezien van een klein rood vlekje op zijn (vaders) hand, waarvan verbalisanten vermoedden dat dit bloed was, geen enkel aanknopingspunt. Alleen dat rode vlekje is naar het oordeel van de rechtbank, zonder bijkomende omstandigheden waarvan niet is gebleken, niet aan te merken als daderspoor. Daarbij komt dat [slachtoffer] noch verdachte zelf iets hebben verklaard omtrent enige betrokkenheid van vader.
Dat [slachtoffer] zichzelf, al dan niet per ongeluk, zou hebben verwond, is, gelet op de bewijsmiddelen, evenmin aannemelijk. De rechtbank wijst hierbij ook nog op de verklaring van verdachte dat hij zag dat zijn broer een soort fruitmesje van tafel pakte, hetgeen het bloed dat aangetroffen is op het vlindermes van verdachte niet verklaart. Eenzelfde conclusie dient te worden getrokken ten aanzien van het door de raadsman geschetste scenario dat verdachte, zonder mes in handen, zijn broer, die volgens verdachte wel een mes vast had, per ongeluk zou hebben verwond. Dat scenario ketst immers af op de melding en verklaring van vader.
Vrijspraak primair ten laste gelegde (poging doodslag)
Naar het oordeel van de rechtbank was geen sprake van de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden als gevolg van het snijden met het vlindermes in de buik, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Bewezenverklaring subsidiair ten laste gelegd (poging zware mishandeling)
Het snijden met een vlindermes in de buik van het slachtoffer dient, anders dan door de raadsman is bepleit, te worden aangemerkt als een begin van uitvoering. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wel voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer]. Door met een vlindermes te snijden in de buik van [slachtoffer] heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen gelet op de kwetsbare en vitale organen die zich in de buikholte bevinden.
De subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling acht de rechtbank daarom bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 11 maart 2013 te Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een vlindermes in de buik van die [slachtoffer] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat een geslaagd beroep kan worden gedaan op noodweer dan wel noodweerexces, om welke reden verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op noodweer nodig is dat verdachte heeft gehandeld zoals hij heeft gedaan omdat dat geboden was door de noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en dat dit handelen voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank overweegt dat alleen verdachte heeft verklaard dat zijn broer [slachtoffer] hem als eerste heeft geslagen. Uit de andere beschikbare verklaringen wordt enkel duidelijk dat er beneden in de woning sprake was van agressief fysiek contact tussen verdachte en [slachtoffer]. Niet gebleken is dat sprake was van een situatie waarin verdachte niets anders kon dan zich met gebruikmaking van enig geweld aan de situatie te onttrekken. Van een ogenblikkelijk wederrechtelijke aanranding is geen sprake.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, voor zover al sprake zou zijn geweest van een noodweersituatie, zij het snijden met een vlindermes niet proportioneel acht, zodat het beroep op noodweer niet kan slagen. Dat hij zou hebben gesneden als gevolg van een hevige gemoedstoestand, veroorzaakt door de aanval van zijn broer, is op geen enkele manier gebleken. Verdachtes beroep op noodweerexces zou daarom evenmin kunnen slagen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van drie jaar, gevorderd en daarnaast een werkstraf van 180 uur.
De raadsman heeft gepleit voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, waarbij hij heeft gewezen op de LOVS-oriëntatiepunten, de omstandigheid dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten heeft begaan sinds het incident, hij first offender is voor zover het gaat om geweldsdelicten en eerdere veroordelingen enkel in het kader van het jeugdstrafrecht hebben plaatsgevonden. Ook heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, geen blijk geeft van psychiatrische problematiek en dat er niet kan worden gesproken van een delictpatroon. Daarnaast heeft, in het kader van Slachtoffer in Beeld, een gesprek plaatsgevonden tussen verdachte en zijn broer.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn broer. Hij heeft zijn broer met een vlindermes letsel toegebracht en het incident had een slechtere afloop voor zijn broer kunnen hebben. De rechtbank weegt ook mee dat sprake is geweest van geweld in huiselijke kring, dat een grote impact heeft op alle betrokkenen.
Verdachte heeft niet willen meewerken aan het opstellen van een psychologisch rapport. De reclassering heeft op 4 februari 2014 wel een advies uitgebracht. Daarin is onder meer vermeld dat verdachte na beëindiging van een PIJ-maatregel weer thuis is gaan wonen en hij zich sterk begon te ergeren aan zijn broer, die overdag niets deed en respectloos naar de ouders was. Inmiddels woont verdachte samen met zijn vriendin in een andere woning.
Gezien de ontkenning van verdachte kan er geen inschatting worden gemaakt van het recidiverisico. Op dit moment woont verdachte zelfstandig en is er geen contact meer met zijn broer, zodat de kans op escalatie tussen beiden laag is. Tot op heden houdt verdachte zich aan de afspraken in het kader van het toezicht. De reclassering meent dat sprake is van aanwijzingen voor problematiek waarvoor eigenlijk interventie geïndiceerd zou zijn. Omdat verdachte ontkent, niet heeft meegewerkt aan het persoonlijkheidsonderzoek en niet gemotiveerd is voor interventie, kan de reclassering echter geen verband leggen tussen criminogene factoren en het delictgedrag en kan geen adequaat plan van aanpak worden opgesteld. In het licht van de huidige omstandigheden levert het voortzetten van het huidige toezicht geen meerwaarde op.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en met het tijdsverloop in deze zaak.
Voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman bepleit, bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen grond, nu sprake is van gewapend geweld dat in huiselijke kring heeft plaatsgevonden.
Alles overwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een onvoorwaardelijke werkstraf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest volgens de gebruikelijke maatstaf, zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden. Voor oplegging van een proeftijd van drie jaar ziet de rechtbank geen aanleiding, nu de voorlopige hechtenis van verdachte al sinds bijna een jaar is geschorst en verdachte zich aan de in dat kader gestelde voorwaarden houdt. De rechtbank zal dan ook een proeftijd van twee jaar opleggen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte
het primair ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte
het subsidiair tenlastegelegdeheeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

poging tot zware mishandeling;

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van
2jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafgedurende
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

heft ophet -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Gerbranda, voorzitter, Van der Mei en Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0623 2013032146, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, team Apeldoorn Noord-Oost, gesloten en ondertekend op 8 april 2013.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 53 en 54
3.Proces-verbaal relaas, pagina 11
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 55
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 47
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 44
7.Proces-verbaal relaas, pagina 17
8.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 57
9.Proces-verbaal van verhoor, pagina 37
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 43