ECLI:NL:RBGEL:2014:2033

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
05/720292-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bijl
  • Kleinrensink
  • Prisse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal, brandstichting en verduistering

Op 25 maart 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, brandstichting en verduistering. De verdachte, geboren te [geboortedatum] en wonende te [woonplaats], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. V.W.A.M. van de Port. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 7 juni 2013 tot en met 12 juni 2013 samen met een medeverdachte goederen heeft weggenomen uit een sportkantine van voetbalvereniging [naam voetbal vereniging]. Dit gebeurde door middel van een valse sleutel, wat leidde tot diefstal door twee of meer verenigde personen. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 24 mei 2013 tot en met 25 mei 2013 uit basisschool [naam school] in Vaassen meerdere computers en andere goederen gestolen, eveneens door middel van inklimming en een valse sleutel.

Verder heeft de verdachte opzettelijk brand gesticht aan een auto, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. In juni 2013 heeft hij samen met een ander een woning in Apeldoorn binnengegaan en daar diverse gereedschappen en materialen gestolen. Tot slot heeft de verdachte zich in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012 bouwmaterialen toegeëigend die toebehoorden aan zijn werkgever, terwijl hij deze goederen uit hoofde van zijn dienstbetrekking onder zich had.

De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, gezien zijn psychologische achtergrond. De strafoplegging bestond uit een gevangenisstraf van één jaar, waarvan een deel voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, die de rechtbank als billijk heeft beoordeeld. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/720292-13
Uitspraak d.d.: 25 maart 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Raadsvrouw: mr. V.W.A.M. van de Port, advocaat te Harderwijk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegelaten vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 juni 2013 tot en met 12 juni 2013 te Wenum Wiesel in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een sportkantine en/of gebouwen op het terrein van voetbalvereniging [naam voetbal vereniging] heeft weggenomen
- een (bier)tapinstallatie en/of
- 8 vaten/fusten bier en/of
- een muziekinstallatie( in grijze kist) en/of
- een hoeveelheid gereedschap (te weten een ringsleutelset en/of een dopsleutelset en/of een bovenfrees en/of een emmer met gebruikt handgereedschap) en/of
- twee witte partytenten en/of
- een aluminium rolsteiger en/of
- voetbalspullen en/of
- een boorhamer en/of
- een slijptol en/of
- een bovenfrees en/of
- een gasfles en/of
- een lichtkoepel en/of
- meerdere, althans een sporttas(sen) en/of
- meerdere, althans een, kabelhaspel(s)
, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 1] en/of voetbalvereniging [naam voetbal vereniging], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (al dan niet) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel
(Aangifte pag. 273-275 en/of pag. 283-284);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 mei 2013 tot en met 25 mei 2013 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een school(te weten "[naam school]") heeft weggenomen
- acht computers, merk Dell, type Optilex 3010 en/of
- acht computermuizen, merk Dell en/of
- acht toetsenborden, merk Dell en/of
- acht beeldschermen, merk Asus en/of
- acht koptelefoontjes en/of
- twee geldkistjes(met inhoud (euro 167,-- en/of Rabobank-pinpassen) en/of
- een verbanddoos
, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam school] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
(aangifte pag. 241-246)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 mei 2013 tot en met 16 juni 2013 te Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer geldautomaten heeft weggenomen een of meer geldbedragen ( in totaal Euro 2.204,29(tweeëntwintighonderdenvier euro en negenentwintig cent)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan "[naam school]"en /of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
(aangifte pag. 242-247)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 6 april 2013 tot en met 7 april 2013 te Apeldoorn opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een ter hoogte van de [adres 1] geparkeerde auto, merk Opel, type Astra(G-Caravan), kleur blauw(gekentekend [kenteken]) (toebehorende aan[benadeelde 3]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker bij terpentine, althans een zeer brandbare vloeistof (welke in het rooster onder de voorruit
van de auto gegoten was) en/of (toen dat geen vlam vatte) (vervolgens) een in/met terpentine, althans een zeer brandbare vloeistof) gedrenkt/overgoten stuk papier heeft aangestoken en (vervolgens bij voornoemd rooster gehouden en/of voornoemd stuk brandend papier in voornoemd rooster heeft geduwd/gedrukt/aangebracht, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met papier en/of terpentine en/of genoemde auto, althans met (een) (zeer) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor genoemde auto, in elk geval gemeen gevaar voor de zich in genoemde auto bevindende goederen en/of de zich in de nabijheid van genoemde auto bevindende caravan (van aangever [benadeelde 3]) en/of een andere auto (te weten de auto van een buurtbewoner van aangever), te duchten was;
(aangifte pag. 237-240)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks 3 juni 2013 tot en met 5 juni 2013 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen
-een betonmixer, merk swinko en/of
-een elektrische (rij)schaafmachine en/of
-een emmer met metselgereedschap en/of -
-twee (2) trap(pen), (merk) bouwmater en/of
-een hoeveelheid (nieuw) hang en sluitwerk, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of [firmanaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
(aangifte pag. 343-346)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 jan 2009 tot en met 31 december 2012 te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een (grote) hoeveelheid bouwmateriaal (te weten lijm- en kit, kokers en/of hang en sluitmateriaal en/of schroeven en/of pluggen en/of (in elk geval) enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [firmanaam] (bouwbedrijf/aannemersbedrijf) en/of een of meer anderen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als werknemer van [firmanaam] (bouwbedrijf/aannemersbedrijf), in elk geval anders dan door misdrijf onder
zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(aangifte pag. 311-312)
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 1 jan 2009 tot en met 31 december 2012 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand en/of diverse bouwplaatsen in Nederland heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid bouwmateria(a)l(en) (te weten lijm- en kit,kokers en/of hang en sluitmateriaal en/of schroeven en/of pluggen en/of
(in elk geval) enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [firmanaam] (bouwbedrijf/aannemersbedrijf) en/of een of meer anderen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
De bevoegdheid van de rechtbank
Op grond van artikel 488, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn op de verdachte, die ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde feit de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, bepalingen van toepassing die afwijken van het recht zoals dat wordt toegepast in zaken waarin het gaat om een verdachte die ten tijde van het plegen van een feit meerderjarig was (het zogenaamde “jeugdstrafrecht”). In artikel 495 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat een jeugdstrafzaak bij de rechtbank in eerste aanleg door de kinderrechter wordt behandeld, dan wel door een meervoudige kamer waar tevens een kinderrechter deel van uitmaakt. Een dergelijke zaak wordt daarnaast ingevolge artikel 495b van het Wetboek van Strafvordering, anders dan een zaak waarin het een verdachte betreft die ten tijde van het tenlastegelegde feit meerderjarig was, in beginsel ook achter gesloten deuren behandeld.
In het onderhavige geval was verdachte gedurende een deel van de periode uit het onder 6 tenlastegelegde feit, te weten van 1 januari 2009 tot 9 maart 2011, minderjarig. Niettemin is verdachte voor het plegen van feiten in deze periode niet als minderjarige gedagvaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank zich onbevoegd te oordelen over de feiten tenlastegelegd in de periode van 1 januari 2009 tot 9 maart 2011.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Naar aanleiding van een melding geluidsoverlast op het adres [adres 3] heeft de wijkagent [verbalisant 1] een bezoek gepland op 12 juni 2013.
Op 12 juni 2013 werd bij de wijkagent tevens de navolgende MMA-melding bekend:
In Apeldoorn aan de [adres 3] worden gestolen bouwmaterialen opgeslagen in een schuur in de achtertuin van de woning door de bewoner, een blanke man. De man is meestal in gezelschap van een tweede, jongere man en de goederen worden vervoerd in gehuurde bestelbussen van de firma [firmanaam], gevestigd aan de[adres 4]. De goederen bestaan onder meer uit gereedschapskisten en steigermateriaal en worden in de vroege ochtend uit de busjes gehaald. Genoemde mannen vertrekken de avond van tevoren rond middernacht in het busje om de diefstallen te plegen.
Tijdens het geplande bezoek trof hij een groot aantal vermoedelijk van diefstal afkomstige goederen aan, welke in beslag zijn genomen. Vervolgens is een onderzoek ingesteld.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 primair tenlastegelegde en heeft daartoe ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 2, 3, 4 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte weliswaar goederen heeft weggenomen bij de voetbalvereniging, maar dat hij geen gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel. Verdachte was immers niet meer in het bezit van enige sleutel van (gebouwen van) de voetbalvereniging.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde feit heeft de raadsvrouw algehele vrijspraak bepleit, nu verdachte toestemming van zijn leidinggevende had om de goederen/gereedschappen mee te nemen en hij in de veronderstelling was dat deze leidinggevende voldoende zeggenschap had om deze toestemming te geven.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard op grond van de aangifte, de verklaring van de verdachte, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2].
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat enkelvoudige diefstal bewezen kan worden verklaard, maar dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het gebruik maken van een valse sleutel. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij in het verleden een sleutel heeft gehad, maar dat hij deze heeft ingeleverd.
De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden van belang voor de beoordeling van het bewijs.
Namens voetbalvereniging [naam voetbal vereniging] heeft[benadeelde 1] verklaard dat tussen 7 en 8 juni 2013, zonder toestemming, goederen uit het materiaalhok van de voetbalvereniging [naam voetbal vereniging] te Wenum Wiesel zijn verdwenen. Er is geen sprake van braakschade. [2] Weggenomen zijn: een geluidsinstallatie in een grijze kist, een tapinstallatie, 8 fusten bier, een set steek/ringsleutels, een dopsleutelset, een bovenfrees en een emmer met gebruikt handgereedschap. [3] In zijn tweede aangifte heeft[benadeelde 1] verklaard dat tussen 9 en 12 juni 2013 twee partytenten en een rolsteiger zijn weggenomen uit het ketelhuis van het sportcomplex van voetbalvereniging [naam voetbal vereniging]. [4] Hierbij zijn geen braaksporen aangetroffen. [5]
Aangever heeft diverse aan hem getoonde goederen herkend als zijnde bezit van de voetbalvereniging, te weten een boorhamer, slijptol, bovenfrees, gasfles, lichtkoepel, sporttassen, kledingstukken, kabelhaspels en bierfusten. [6]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de nacht van 8 op 9 juni 2013 met [medeverdachte] naar het terrein van voetbalvereniging [naam voetbal vereniging] is gegaan. [7] Uit een schuur aldaar heeft hij de geluidsinstallatie, een biertap, twee rolsteigers en een ladder en 8 bierfusten weggenomen. [8] Op 10 juni 2013 is hij met [medeverdachte] weer naar voetbalvereniging [naam voetbal vereniging] gegaan. Ze hebben twee tenten weggenomen, maar ook een bovenfrees, slijpmachine en gasbrander. Daarnaast hebben ze twee emmers met gereedschap en kettingen meegenomen, een paar kabelhaspels en sporttassen. [9]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte de sleutel had van het materiaalhok. Hij heeft het hok met de sleutel opengemaakt. Ook had hij de sleutel van de gereedschapsruimte, welke hij heeft gebruikt om deze ruimte te openen. [10] Bij de tweede inbraak heeft zij met verdachte twee tenten weggenomen uit een ruimte, waarvan de deur niet afgesloten was. [11]
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] goederen heeft weggenomen toebehorende aan voetbalvereniging [naam voetbal vereniging]. Verdachte heeft verklaard dat hij twee keer bij de voetbalverenging is geweest om goederen weg te nemen, maar dat hij geen sleutel meer in bezit had en hier dus ook geen gebruik van heeft gemaakt. Medeverdachte [medeverdachte] heeft ten aanzien van de diefstal in de periode van 8 en 9 juni 2013 (hierna: eerste diefstal) verklaard dat verdachte de deur van de gereedschapsruimte van de voetbalvereniging met een sleutel heeft geopend om binnen te komen en goederen weg te nemen. Mede gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ten aanzien van de eerste diefstal gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel.
Ten aanzien van de diefstal op 10 juni 2013 (hierna: tweede diefstal) heeft [medeverdachte] verklaard dat de deur van de ruimte waaruit de goederen zijn weggenomen, open was en de verdachte heeft ter zitting ook een niet onaannemelijke lezing gegeven van de reden waarom die deur toen niet afgesloten was.. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ten aanzien van de tweede diefstal niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel en verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging dan ook worden vrijgesproken.
Feit 2:
De verdachte heeft ter terechtzitting van 11 maart 2014 en bij de politie [12] verklaard dat hij met [medeverdachte] in de nacht van 24 op 25 mei 2013 uit basisschool [naam school] te Vaassen acht computers, acht muizen, acht toetsenborden, acht koptelefoontjes, twee geldkistjes met daarin bankpasjes, een verbandtrommel en kabels heeft weggenomen. Hij is de school binnengegaan door een openstaand raam. Hij heeft vervolgens met een sleutel de voordeur voor [medeverdachte] geopend, zodat ook zij naar binnen kon.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op het proces-verbaal van aangifte [13] van [benadeelde 2].
Aangezien verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3:
De verdachte heeft ter terechtzitting van 11 maart 2014 en bij de politie [14] verklaard dat hij in de periode van 24 mei 2013 tot 16 juni 2013 meerdere keren geldbedragen heeft gepind met bankpasjes die hij bij basisschool [naam school] had weggenomen.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op het proces-verbaal van aangifte [15] van [benadeelde 2] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] [16] .
Aangezien verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4:
De verdachte heeft ter terechtzitting van 11 maart 2014 en bij de politie [17] verklaard dat hij in de nacht van 6 op 7 april 2013 samen met anderen de auto van [benadeelde 3] in brand heeft gestoken. Hij heeft eerst terpentine in de ventilatieopening bij de voorruit gegoten en probeerde vervolgens met een aansteker de terpentine aan te steken. Toen dat niet lukte heeft hij met een kartonnen verpakking van vloei de terpentine aangestoken.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op het proces-verbaal van aangifte [18] van[benadeelde 3].
Aangezien verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5:
De verdachte heeft ter terechtzitting van 11 maart 2014 en bij de politie [19] verklaard dat hij in juni 2013 met [medeverdachte] naar de [adres 2] in Apeldoorn is gegaan. Hij is met een sleutel die hij in bezit had, de woning ingegaan. Zij hebben weggenomen een schaafmachine, een betonmixer, een trapje, gereedschap en hang- en sluitwerk.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op het proces-verbaal van aangifte [20] van [benadeelde 4].
Aangezien verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het onder 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 6 primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het wellicht zo kan zijn dat een voorman van het bedrijf toestemming heeft gegeven om de goederen te gebruiken, maar dat verdachte de goederen vervolgens niet heeft teruggebracht.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 6 primair en 6 subsidiair ten laste gelegde, omdat verdachte toestemming van zijn leidinggevende had om de goederen/gereedschappen mee te nemen en hij in de veronderstelling was dat deze leidinggevende ook de bevoegdheid had om hem deze toestemming te geven.
De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden van belang voor de beoordeling van het bewijs.
Namens bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] heeft [benadeelde 5] aangifte gedaan. Hij heeft goederen, te weten 3 trapjes, lijm- en kitkokers, hang- en sluitmateriaal, schroeven, pluggen, herkend die een oud-medewerker heeft weggenomen terwijl hij in dienst was bij [naam bouwbedrijf]. Werknemers hebben geen toestemming om goederen mee te nemen voor eigen gebruik. [21]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een leerwerkplek had bij [naam bouwbedrijf]. Hij heeft toen wel eens wat meegenomen, te weten kittubes, hang- en sluitwerk, schroeven, roosters en een stekkerdoos. De voorman heeft daarvoor toestemming gegeven. Zijn werkgever [werkgever] heeft daarvoor geen toestemming gegeven, maar dit werd op de bouw geregeld. [22]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij goederen heeft weggenomen toen bij [bedrijfsnaam], in dienst van [naam bouwbedrijf], terwijl zijn werkgever daarvan niet op de hoogte was en zelf dus ook geen toestemming heeft gegeven. De tenlastegelegde periode klopt helemaal niet, deze is te lang.
De rechtbank overweegt dat werknemers – blijkens de aangifte – geen toestemming hebben om goederen mee te nemen voor eigen gebruik. Verdachte heeft verklaard dat hij goederen van het project [bedrijfsnaam] heeft meegenomen, dat zijn voorman daarvoor toestemming heeft gegeven, maar dat zijn werkgever daar niets vanaf wist en ook geen toestemming heeft gegeven en hij – zijn werkgever – de eigenaar van de goederen was. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich goederen van die [naam bouwbedrijf] heeft toegeëigend, terwijl hij als werknemer in dienst was bij [naam bouwbedrijf] en dat zijn werkgever hiervan niet op de hoogte was. Dat de voorman van het project [bedrijfsnaam] – volgens de verklaring van verdachte – toestemming heeft gegeven, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af, nu hij niet de eigenaar van de goederen was en daarom niet bevoegd om hiervoor toestemming te geven. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat hij zich hiervan bewust was, zodat ook niet gezegd kan worden dat hij mocht vertrouwen op de toestemming van de voorman.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op een tijdstip in de periode van 7 juni 2013 tot en met 12 juni 2013 te Wenum Wiesel in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een sportkantine en/of gebouwen op het terrein van voetbalvereniging [naam voetbal vereniging] heeft weggenomen
- een (bier)tapinstallatie en
- 8 vaten/fusten bier en
- een muziekinstallatie (in grijze kist) en
- een hoeveelheid gereedschap (te weten een ringsleutelset en een dopsleutelset en een emmer met gebruikt handgereedschap) en
- voetbalspullen en
- een boorhamer en
- een slijptol en
- een bovenfrees en
- een gasfles en
- een lichtkoepel en
- meerdere sporttassen en
- meerdere kabelhaspels
toebehorende aan[benadeelde 1] en/of voetbalvereniging [naam voetbal vereniging], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel
en
hij op een tijdstip in de periode van 7 juni 2013 tot en met 12 juni 2013 te Wenum Wiesel in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een sportkantine en/of gebouwen op het terrein van voetbalvereniging [naam voetbal vereniging] heeft weggenomen
- twee witte partytenten en
- een aluminium rolsteiger;
toebehorende aan[benadeelde 1] en/of voetbalvereniging [naam voetbal vereniging]
2.
hij in de periode van 24 mei 2013 tot en met 25 mei 2013 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een school(te weten "[naam school]") heeft weggenomen
- acht computers, merk Dell, type Optilex 3010 en
- acht computermuizen, merk Dell en
- acht toetsenborden, merk Dell en
- acht beeldschermen, merk Asus en
- acht koptelefoontjes en
- twee geldkistjes (met inhoud (Rabobank-pinpassen) en
- een verbanddoos
toebehorende aan [naam school] en/of [benadeelde 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft of de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming en een valse sleutel;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 24 mei 2013 tot en met 16 juni 2013 te Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen toebehorende aan "[naam school]" en /of [benadeelde 2], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
hij in de periode van 6 april 2013 tot en met 7 april 2013 te Apeldoorn opzettelijk brand heeft gesticht aan een ter hoogte van de [adres 1] geparkeerde auto, merk Opel, type Astra (G-Caravan), kleur blauw (gekentekend [kenteken]) (toebehorende aan[benadeelde 3]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker bij terpentine, welke in het rooster onder de voorruit van de auto gegoten was, en toen dat geen vlam vatte vervolgens een met terpentine overgoten stuk papier heeft aangestoken en vervolgens bij voornoemd rooster gehouden en voornoemd stuk brandend papier in voornoemd rooster heeft aangebracht, ten gevolge waarvan voornoemde auto geheel is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor genoemde auto en de zich in de nabijheid van genoemde auto bevindende caravan (van aangever [benadeelde 3]) en een andere auto (te weten de auto van een buurtbewoner van aangever), te duchten was;
5.
hij in de periode van 3 juni 2013 tot en met 5 juni 2013 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen
-een betonmixer, merk swinko en
-een elektrische (rij)schaafmachine en
-een emmer met metselgereedschap en
-twee (2) trap(pen), (merk) bouwmater en
-een hoeveelheid (nieuw) hang en sluitwerk,
toebehorende aan [benadeelde 4] en/of Firma [naam bouwbedrijf], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel;
6
primair.
hij op tijdstippen in de periode van 9 maart 2011 tot en met 31 december 2012 te Apeldoorn, opzettelijk een (grote) hoeveelheid bouwmateriaal te weten lijm- en kitkokers en hang- en sluitmateriaal en schroeven en pluggen toebehorende aan Firma [naam bouwbedrijf] (bouwbedrijf/aannemersbedrijf) en welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als werknemer van Firma [naam bouwbedrijf] (bouwbedrijf/aannemersbedrijf), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel
en
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en een valse sleutel;
Feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
Feit 4: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 5: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
Feit 6 primair: verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport van psychologisch onderzoek opgemaakt, gedateerd 18 oktober 2013, door [psycholoog], GZ-psycholoog.
De psycholoog komt tot de conclusie dat er bij verdachte zowel sprake is van een ziekelijke stoornis als van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van autisme spectrum problematiek, ADHD en zwakbegaafdheid met een licht verstandelijk beperkt verbaal niveau. De ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden de gedagskeuzes c.q. de gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten zodanig dat het ten laste gelegde daaruit verklaard kan worden. De psycholoog adviseert verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Met de conclusie van deze rapportage ten aanzien van de mate van toerekenbaarheid ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten kan de rechtbank zich op basis van het rapport verenigen nu dit ook strookt met het beeld dat de rechtbank ter terechtzitting van verdachte heeft verkregen. Zij neemt deze conclusie over en zal verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar verklaren.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 368 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 365 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een behandelverplichting. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
De raadsvrouw heeft bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met oplegging van bijzondere voorwaarden van de meldplicht en een ambulante behandeling.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen, een verduistering in dienstbetrekking en een brandstichting. Verdachte heeft de meeste van deze feiten samen met een ander gepleegd. Zijn handelen getuigt van weinig respect voor andermans eigendommen, daarnaast heeft hij het vertrouwen beschaamd dat mensen in het algemeen in elkaar moeten kunnen stellen. Dit weegt naar het oordeel van de rechtbank nog extra zwaar ten aanzien van de diefstallen gepleegd bij de sportvereniging waarbij hij zelf vrijwilliger was en ten aanzien van de verduistering, waarbij het vertrouwen van zijn werkgever heeft beschaamd. Bij de school betrof het bovendien goederen die ten behoeve van het onderwijs aan kinderen worden gebruikt. Diefstallen zijn ergerlijke feiten, die schade veroorzaken en in het algemeen bij de benadeelden gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengen.
Ten aanzien van de brandstichting overweegt de rechtbank dat verdachte doelbewust een gevaarlijke situatie heeft doen ontstaan, waarbij van geluk mag worden gesproken dat de schade in zekere zin beperkt is gebleven. Verdachte heeft het risico op schade aan andermans eigendom ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen (wraak)gevoelens.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de door verdachte en zijn medeverdachte gepleegde feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 28 januari 2014 is de verdachte op 17 juli 2013 door de politierechter in Arnhem veroordeeld voor een vermogensdelict.
De rechtbank houdt verder rekening met de reclasseringsadviezen van 24 januari 2014 en
4 maart 2014. In het rapport van 24 januari 2014 is vermeld dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, omdat betrokkene geen huisvesting heeft, geen inkomen of een onregelmatig inkomen, geen zorgverzekering en opnieuw ingesteld moet worden op medicatie om zijn agressie huishouding te regelen. Het rapport van 4 maart 2014 laat echter een omslag zien. Betrokkene heeft door bemiddeling van Homerun de afspraak kunnen maken dat hij tot 1 april 2014 ingeschreven mag zijn op het adres van een vriend. Hij kan ingeschreven worden als inwoner van Nederland en kan zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Sinds december 2013 werkt betrokkene op uitzendbasis en sinds begin januari 2014 gebruikt betrokkene ook medicatie. Momenteel is het beeld dat betrokkene zijn problemen stevig heeft aangepakt en hij – hoe pril ook – op de goede weg is. Betrokkene is gemotiveerd en komt alle afspraken na met de reclassering. Op grond van het recidiverisico en de criminogene factoren, is toezicht op bijzondere voorwaarden met onderstaande behandeling geïndiceerd. Geadviseerd wordt betrokkene een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het voor het voorkomen van herhaling noodzakelijk is dat verdachte de voorgestelde behandeling krijgt en afrondt en (daarbij) door de reclassering verder zal worden begeleid.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de veroordeling van 17 juli 2013 bij de politierechter te Arnhem.
Alles overwegende zal de rechtbank de verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
Ad informandum gevoegde zaken
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder parketnummer 05/720292-13, genummerd 1 tot en met 14 en 16, nu aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd – verdachte heeft deze feiten immers ter terechtzitting bekend – en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.
Het onder 15 ad informandum gevoegde feit is niet in aanmerking genomen, nu verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft ontkend het feit te hebben gepleegd.
Vorderingen van de benadeelde partij
De benadeelde partij[benadeelde 6] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 250,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 05/720292-13, volgnummer 5 (ad informandum gevoegde zaak) tenlastegelegde.
De benadeelde partij [benadeelde 7] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 85,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 05/720292-13, volgnummer 7 (ad informandum gevoegde zaak) tenlastegelegde. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij[benadeelde 8] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 25,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 05/720292-13, volgnummer 9 (ad informandum gevoegde zaak) tenlastegelegde. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van [benadeelde 7] en [benadeelde 8] worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 6] heeft de officier van justitie gevorderd een bedrag van € 150,- toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd en derhalve dienen te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu de vorderingen zich niet lenen voor afdoening in het strafproces.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade hebben geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij[benadeelde 6] is de rechtbank van oordeel dat naar maatstaven van billijkheid een bedrag kan worden toegewezen van € 100,-. Uit de aangifte en uit de verklaring van de verdachte is gebleken dat verdachte de goederen heeft weggenomen. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 85,- kan worden toegewezen. Uit de aangifte en uit de verklaring van de verdachte is gebleken dat verdachte de goederen heeft weggenomen. Het verzochte bedrag van € 85,- acht de rechtbank alleszins redelijk en billijk. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij[benadeelde 8] is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 25,- kan worden toegewezen. Uit de aangifte en uit de verklaring van de verdachte is gebleken dat verdachte het invalidevoertuig heeft omgeduwd. Het verzochte bedrag van € 25,- acht de rechtbank alleszins redelijk. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben moeten maken, welke kosten zijn begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van de slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 63, 157, 310, 311, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel
en
diefstal door twee of meer verenigde personen;

Feit 2:

diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en een valse sleutel;

Feit 3:

diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;

Feit 4:

opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

Feit 5:

diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;

Feit 6 primair:

verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
één (1) jaar;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren de navolgende
algemenedan wel
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
 legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij Tactus reclassering op het adres Stationsstraat 47a te Apeldoorn en zich bij de reclassering blijft melden zo frequent en zolang Tactus reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich ambulant laat behandelen voor zijn ADHD en autisme bij Trajectum en Homerun Humanitas Zwolle of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven;
 geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
tweehonderdveertig (240) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
honderdtwintig (120) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/720292-13, volgnummer 5 (ad informandum gevoegde zaak) tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[benadeelde 6] van een bedrag van
€ 100,-, en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij[benadeelde 6]voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van 05/720292-13, volgnummer 7 (ad informandum gevoegde zaak) tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[benadeelde 7], van een bedrag van
€ 85,-, en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van 05/720292-13, volgnummer 9 (ad informandum gevoegde zaak) tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[benadeelde 8], van een bedrag van
€ 25,-en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[benadeelde 6], een bedrag
te betalen van € 100,-met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 2 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 7], een bedrag
te betalen van € 85,-met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[benadeelde 8], een bedrag
te betalen van € 25,-met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

heft ophet -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis;
Aldus gewezen door mrs. Bijl, voorzitter, Kleinrensink en Prisse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoesstee, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2014.

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/720292-13
Uitspraak d.d.: 25 maart 2014 te 13:30 uur
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 25 maart 2014.
Tegenwoordig:
mr. Kleinrensink , rechter,
mr. , officier van justitie,
en mr. Korevaar , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsvrouw, mr. Van de Port, is wel / niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0625 2013114295, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, District Apeldoorn, Team Apeldoorn Noord-West, gesloten en getekend door [verbalisant 3], brigadier, op 23 augustus 2013.
2.Proces-verbaal van aangifte van[benadeelde 1], p. 273.
3.Proces-verbaal van aangifte van[benadeelde 1], p. 274.
4.Proces-verbaal van aangifte van[benadeelde 1], p. 283.
5.Proces-verbaal van aangifte van[benadeelde 1], p. 284.
6.Proces-verbaal van verhoor van aangever[benadeelde 1], p. 276.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 90.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 91.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 92.
10.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 125.
11.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 126.
12.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 96.
13.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], p. 241.
14.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 95.
15.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], p. 242 en 243.
16.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 135.
17.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 98.
18.Proces-verbaal van aangifte van[benadeelde 3], p. 237 en 238.
19.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 97.
20.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4], p. 343 en 344.
21.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5], p. 312.
22.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 96.