6primair.
hij op tijdstippen in de periode van 9 maart 2011 tot en met 31 december 2012 te Apeldoorn, opzettelijk een (grote) hoeveelheid bouwmateriaal te weten lijm- en kitkokers en hang- en sluitmateriaal en schroeven en pluggen toebehorende aan Firma [naam bouwbedrijf] (bouwbedrijf/aannemersbedrijf) en welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als werknemer van Firma [naam bouwbedrijf] (bouwbedrijf/aannemersbedrijf), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel
en
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en een valse sleutel;
Feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
Feit 4: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 5: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
Feit 6 primair: verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport van psychologisch onderzoek opgemaakt, gedateerd 18 oktober 2013, door [psycholoog], GZ-psycholoog.
De psycholoog komt tot de conclusie dat er bij verdachte zowel sprake is van een ziekelijke stoornis als van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van autisme spectrum problematiek, ADHD en zwakbegaafdheid met een licht verstandelijk beperkt verbaal niveau. De ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden de gedagskeuzes c.q. de gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten zodanig dat het ten laste gelegde daaruit verklaard kan worden. De psycholoog adviseert verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Met de conclusie van deze rapportage ten aanzien van de mate van toerekenbaarheid ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten kan de rechtbank zich op basis van het rapport verenigen nu dit ook strookt met het beeld dat de rechtbank ter terechtzitting van verdachte heeft verkregen. Zij neemt deze conclusie over en zal verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar verklaren.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 368 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 365 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een behandelverplichting. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
De raadsvrouw heeft bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met oplegging van bijzondere voorwaarden van de meldplicht en een ambulante behandeling.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen, een verduistering in dienstbetrekking en een brandstichting. Verdachte heeft de meeste van deze feiten samen met een ander gepleegd. Zijn handelen getuigt van weinig respect voor andermans eigendommen, daarnaast heeft hij het vertrouwen beschaamd dat mensen in het algemeen in elkaar moeten kunnen stellen. Dit weegt naar het oordeel van de rechtbank nog extra zwaar ten aanzien van de diefstallen gepleegd bij de sportvereniging waarbij hij zelf vrijwilliger was en ten aanzien van de verduistering, waarbij het vertrouwen van zijn werkgever heeft beschaamd. Bij de school betrof het bovendien goederen die ten behoeve van het onderwijs aan kinderen worden gebruikt. Diefstallen zijn ergerlijke feiten, die schade veroorzaken en in het algemeen bij de benadeelden gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengen.
Ten aanzien van de brandstichting overweegt de rechtbank dat verdachte doelbewust een gevaarlijke situatie heeft doen ontstaan, waarbij van geluk mag worden gesproken dat de schade in zekere zin beperkt is gebleven. Verdachte heeft het risico op schade aan andermans eigendom ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen (wraak)gevoelens.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de door verdachte en zijn medeverdachte gepleegde feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 28 januari 2014 is de verdachte op 17 juli 2013 door de politierechter in Arnhem veroordeeld voor een vermogensdelict.
De rechtbank houdt verder rekening met de reclasseringsadviezen van 24 januari 2014 en
4 maart 2014. In het rapport van 24 januari 2014 is vermeld dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, omdat betrokkene geen huisvesting heeft, geen inkomen of een onregelmatig inkomen, geen zorgverzekering en opnieuw ingesteld moet worden op medicatie om zijn agressie huishouding te regelen. Het rapport van 4 maart 2014 laat echter een omslag zien. Betrokkene heeft door bemiddeling van Homerun de afspraak kunnen maken dat hij tot 1 april 2014 ingeschreven mag zijn op het adres van een vriend. Hij kan ingeschreven worden als inwoner van Nederland en kan zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Sinds december 2013 werkt betrokkene op uitzendbasis en sinds begin januari 2014 gebruikt betrokkene ook medicatie. Momenteel is het beeld dat betrokkene zijn problemen stevig heeft aangepakt en hij – hoe pril ook – op de goede weg is. Betrokkene is gemotiveerd en komt alle afspraken na met de reclassering. Op grond van het recidiverisico en de criminogene factoren, is toezicht op bijzondere voorwaarden met onderstaande behandeling geïndiceerd. Geadviseerd wordt betrokkene een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het voor het voorkomen van herhaling noodzakelijk is dat verdachte de voorgestelde behandeling krijgt en afrondt en (daarbij) door de reclassering verder zal worden begeleid.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de veroordeling van 17 juli 2013 bij de politierechter te Arnhem.
Alles overwegende zal de rechtbank de verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
Ad informandum gevoegde zaken
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder parketnummer 05/720292-13, genummerd 1 tot en met 14 en 16, nu aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd – verdachte heeft deze feiten immers ter terechtzitting bekend – en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.
Het onder 15 ad informandum gevoegde feit is niet in aanmerking genomen, nu verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft ontkend het feit te hebben gepleegd.
Vorderingen van de benadeelde partij
De benadeelde partij[benadeelde 6] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 250,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 05/720292-13, volgnummer 5 (ad informandum gevoegde zaak) tenlastegelegde.
De benadeelde partij [benadeelde 7] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 85,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 05/720292-13, volgnummer 7 (ad informandum gevoegde zaak) tenlastegelegde. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij[benadeelde 8] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 25,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 05/720292-13, volgnummer 9 (ad informandum gevoegde zaak) tenlastegelegde. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van [benadeelde 7] en [benadeelde 8] worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 6] heeft de officier van justitie gevorderd een bedrag van € 150,- toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd en derhalve dienen te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu de vorderingen zich niet lenen voor afdoening in het strafproces.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade hebben geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij[benadeelde 6] is de rechtbank van oordeel dat naar maatstaven van billijkheid een bedrag kan worden toegewezen van € 100,-. Uit de aangifte en uit de verklaring van de verdachte is gebleken dat verdachte de goederen heeft weggenomen. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 85,- kan worden toegewezen. Uit de aangifte en uit de verklaring van de verdachte is gebleken dat verdachte de goederen heeft weggenomen. Het verzochte bedrag van € 85,- acht de rechtbank alleszins redelijk en billijk. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij[benadeelde 8] is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 25,- kan worden toegewezen. Uit de aangifte en uit de verklaring van de verdachte is gebleken dat verdachte het invalidevoertuig heeft omgeduwd. Het verzochte bedrag van € 25,- acht de rechtbank alleszins redelijk. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben moeten maken, welke kosten zijn begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van de slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 63, 157, 310, 311, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel
en
diefstal door twee of meer verenigde personen;