ECLI:NL:RBGEL:2014:1997

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
05/701357-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot afpersing in Arnhem

Op 21 maart 2014 heeft de Rechtbank Gelderland een 25-jarige man uit Elst veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf voor poging tot afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 augustus 2012, waarbij de verdachte met een aardappelschilmesje de cafetaria '[naam cafetaria]' in Arnhem binnenging en de medewerkers bedreigde met de woorden 'geld, geld, geld'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gewapend met het mes, de benadeelden heeft bedreigd met geweld om hen te dwingen geld af te geven. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was, gezien de ernst van het feit en de noodzaak voor een klinische behandeling van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en afhankelijkheid van drugs. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], tot schadevergoeding van € 1.500,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de overval. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om deze schadevergoeding te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/701357-12
Data zittingen : 22 mei 2013, 7 juni 2013 en 7 maart 2014
Datum uitspraak : 21 maart 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw : mr. B. Willemsen, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 augustus 2012 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld
en/of goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of cafetaria "[naam cafetaria]" en/of [benadeelde 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of
[benadeelde 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van
geld en/of goederen, in elk enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of cafetaria "[naam cafetaria]" en/of [benadeelde 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als volgt heeft
gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte,
-gewapend met een mes (aardappelschilmesje), althans een op een mes gelijkend
voorwerp cafetaria "[naam cafetaria]" binnen gegaan en/of
-(vervolgens) dat mes, althans dat op een mes gelijkend voorwerp, in de
richting van die [benadeelde 1] gericht, althans duidelijk zichtbaar voorgehouden
en/of getoond en/of
- (vervolgens) die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (dreigend/dwingend) de woorden
toegevoegd: "geld, geld geld" en/of "ik wil geld", althans woorden van gelijke
strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 7 maart 2014 ter openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B. Willemsen, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde 1].
De officier van justitie, M. Rasing, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 augustus 2012 is een man met een aardappelschilmesje in zijn handen cafetaria “[naam cafetaria]” te Arnhem binnen gegaan. Hij riep een paar keer “geld, geld, geld”. Vervolgens liep hij op [benadeelde 1] af en hield het aardappelschilmesje voor haar gezicht. Hij bleef daarbij roepen “geld, geld, ik wil geld”. [benadeelde 2] bevond zich op dat moment ook in de cafetaria. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niets van het voorval kan herinneren. Wel kan hij zich nog herinneren dat een meisje angstig keek en gilde.
Beoordeling door de rechtbank
[benadeelde 1] heeft de volgende beschrijving gegeven van de persoon die rond 23.40 uur [3] met het aardappelschilmesje in de cafetaria kwam:
“- blank
- +/- 190 cm (…)
- +/- 20-22 jaar
- tatoeage op de binnenkant zijn rechterpols van een ster, in de ster een letter (…)
- droeg een hele lange zwarte jas met een capuchon met bontkraag (…).” [4]
[getuige 1] heeft het volgende verklaard:
“Ik zag vervolgens dat er een man aan kwam lopen die ik ken als “[verdachte]” (…). Toen zei hij: “Ik ga zo wat doen, maar dat kan nu niet meer want jij bent er nu”. (…) Ik was nog maar net binnen of hoorde buiten al mensen roepen. Ik ging naar buiten en hoorde dat er een overval was geweest, direct bij mij om de hoek bij snackbar [naam cafetaria]. (…) Als hij mij ziet zegt hij meestal “he rooie” tegen mij, dit zegt hij omdat hij en ik allebei rossig haar hebben.” [5]
[getuige 2] heeft het volgende verklaard:
“dinsdag 28 augustus 2012, omstreeks 23.30 uur stond ik te praten met [getuige 1] (…). Ik zag dat er (…) een jongen in onze richting kwam lopen (…). Ik zag dat die jongen een zwart glimmende jas met capuchon aan had. Die jongen had de capuchon met bruine bontkraag op. (…) Hij begon te praten met [getuige 1]. Hij had zijn capuchon afgedaan. (…) Ik hoorde dat hij zei: “Ik ben iets van plan.” [getuige 1] vroeg wat dan. Ik hoorde dat hij zei: “Dat ga ik nou niet zeggen, want jij bent er.” Kort daarna ging [getuige 1] weg en ik ben toen ook weggelopen. Ik ben naar binnen (…) gegaan. (…) Ik zag toen dat die jongen voor cafetaria [naam cafetaria] stond. (…) Toen ik weer naar buiten keek (…) zag ik hem niet meer. Kort daarop zag ik de eigenaar van [naam cafetaria] naar buiten lopen. Hij liep naar het café ernaast en ik hoorde hem roepen “overval”. (…) Ik zag toen dat de dader uit de cafetaria kwam rennen. Ik zag dat het dezelfde jongen was die kort daarvoor met [getuige 1] en mij had staan praten.” [6]
[getuige 2] geeft het volgende signalement van de desbetreffende jongen:
“- blanke huidskleur
- rood haar, gemillimeterd
(…)
- zwarte glimmende gewatteerde jas” [7] .
Verdachte heeft verklaard dat hij zich nog kan herinneren dat een meisje angstig keek en gilde. [8] Verder heeft hij bij de politie het volgende verklaard:
“Zo ken ik een meisje daar in de buurt van de [adres 2]. Zij werkt bij de [winkelketen]. Dat is aan het [plaats]. Als ik haar tegenkom, zeg ik: “Heej, Rooie”. Ze heeft ook rossig haar, net als ik. Zij noemt mij dan ook “Rooie”. (…) Zij heet [getuige 1]” [9] .
En verder: “U stelt dat er een verklaring tegen mij ligt met daarin een opgegeven signalement van de overvaller die op dinsdag 28 augustus 2012 de cafetaria [naam cafetaria] heeft overvallen. Dit signalement zou op mij van toepassing kunnen zijn.” [10]
De rechtbank concludeert op basis van de beschrijvingen gegeven door [benadeelde 1] en [getuige 2], in combinatie met de verklaring van [getuige 1] en de verklaringen van verdachte dat het signalement op hem van toepassing zou kunnen zijn en dat hij tegen [getuige 1] bij de Geitenkamp altijd “Heej Rooie” zegt, dat verdachte de persoon is die de overval op cafetaria [naam cafetaria] heeft gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 28 augustus 2012 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van
geld
toebehorende aan [benadeelde 1] en/of cafetaria "[naam cafetaria]" en/of [benadeelde 2],
als volgt heeft
gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte,
-gewapend met een mes (aardappelschilmesje),
cafetaria "[naam cafetaria]" binnen gegaan en
-(vervolgens) dat mes, in de
richting van die [benadeelde 1] gericht,
en
- ( vervolgens) die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (dreigend/dwingend) de woorden
toegevoegd: "geld, geld, geld" en/of "ik wil geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot afpersing.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte graag wil meewerken aan een ambulante behandeling en is verzocht hem daartoe in de gelegenheid te stellen door een werkstraf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 24 februari 2014; en
 twee voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, respectievelijk gedateerd 31 mei 2013 en 29 oktober 2013, betreffende verdachte;
 een multidisciplinair rapport van [psycholoog], klinisch psycholoog, gedateerd 17 september 2013 en van [psychiater], psychiater, gedateerd 20 september 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een overval gepleegd op een cafetaria door een (aardappelschil)mes op één van de medewerk(st)ers te richten en te roepen dat hij geld wilde. Een overval is een ernstig feit, dat door het bedreigend karakter ervan grote psychische gevolgen voor de slachtoffers kan hebben, waardoor deze zich nog lange tijd onveilig kunnen voelen. Dat dit ook in de onderhavige zaak het geval is blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring.
Uit het multidisciplinair rapport komt het navolgende naar voren. Bij verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis in de vorm van ADHD en een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en ontwijkende kenmerken en afhankelijkheid van drugs (met name GHB). Omdat verdachte zich niets van het feit kan herinneren, kan geen uitspraak gedaan worden over de relatie tussen de stoornis en het bewezenverklaarde. De deskundigen rapporteren voorts dat verdachte een langdurige klinische behandeling nodig heeft die gericht is op zowel zijn verslaving als zijn persoonlijkheidsstoornis en op forensische problematiek. Momenteel is verdachte daarvoor echter niet gemotiveerd uit angst zijn baan te verliezen. Verdachte is wel gemotiveerd voor een ambulante behandeling, maar daar zien de deskundigen geen heil in. In het verleden is ook gebleken dat verdachte daarvoor niet gemotiveerd was. Bovendien kan verdachte zich daar aan onttrekken en er zich onbetrouwbaar in opstellen.
De rechtbank laat zich bij de beslissing leiden door het deskundigenoordeel.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak – nu een klinische behandeling noodzakelijk is, maar verdachte daar niet gemotiveerd voor is – geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Deze straf is lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank wel de noodzaak tot een behandeling voor verdachte inziet en een dergelijke behandeling wellicht in het kader van voorwaarden bij de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden vormgegeven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte dient te worden opgeheven.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De vordering is door de verdediging niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De vordering is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 28 augustus 2012.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 310, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft opde bij beslissing van 3 september 2012 bevolen schorsing van de voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde 1], te betalen € 1.500,- (vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], te betalen € 1.500,- (vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. A.M. van Gorp (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. B.F.M. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, Regionaal Overvallen Team, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2012095599, gesloten op 8 oktober 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1], p. 15 (“Ik ben werkzaam … 19-25 in Arnhem” en “Op een gegeven … ik wil geld!”) en proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 2], p. 20 (“Wij zagen een … geld, geld, geld.”).
3.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1], p. 15.
4.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1], p. 16.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 27 en 28.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 26.
8.Proces-verbaal van de terechtzitting van 7 juni 2013, p. 2 (“Ik herinner mij … keek en gilde.”).
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 88.
10.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 88.